12 MAART 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 170 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 1999, wordt de bepaling onder 12° vervangen als volgt :
" 12° uitspraak te doen over de erkenning van de staat van arbeidsongeschiktheid van gerechtigden die arbeid hebben verricht zonder de in artikel 100, § 2, van de gecoördineerde wet bedoelde toelating en die zich op het ogenblik van het in artikel 101, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wet bedoelde geneeskundig onderzoek in een tijdvak van invaliditeit bevinden. "
Art.2. In artikel 219ter, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden " volgens de modaliteiten bepaald in artikel 230, § 2 " opgeheven;
2° tussen het tweede en het derde lid wordt er een lid ingevoegd, luidende :
" De toelating van de adviserend geneesheer geeft de aard, het volume en de voorwaarden van de zelfstandige activiteit nader op. Deze toelating wordt in het geneeskundig en administratief dossier van de betrokkene bij de verzekeringsinstelling opgenomen. De toelating wordt ter kennis van de gerechtigde gebracht. ".
Art.3.In artikel 230 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de eerste paragraaf, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 maart 2002 en 21 december 2006, wordt het woord " vooraf " opgeheven;
2° in de eerste paragraaf, achtste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 2006, worden de woorden " het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap " vervangen door de woorden " het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ";
3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Om de toelating te bekomen tot de uitoefening van een beroepsactiviteit tijdens de ongeschiktheid, moet de gerechtigde elke hervatting van de beroepsactiviteit [tijdens de ongeschiktheid uiterlijk op de eerste werkdag] die onmiddellijk aan die hervatting voorafgaat bij zijn verzekeringsinstelling aangeven en binnen dezelfde termijn bij de adviserend geneesheer van zijn verzekeringsinstelling een aanvraag tot toelating indienen om die activiteit tijdens de ongeschiktheid uit te oefenen. De aangifte van de hervatting van de beroepsactiviteit tijdens de ongeschiktheid, evenals de aanvraag tot toelating aan de adviserend geneesheer worden door de gerechtigde via éénzelfde door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen goedgekeurd formulier bij zijn verzekeringsinstelling ingediend. <Erratum, B. St. 11-04-2013, p. 22455>
De adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling moet zijn beslissing nemen uiterlijk de dertigste werkdag te rekenen vanaf de eerste dag van de hervatting van de beroepsactiviteit tijdens de ongeschiktheid. Hij kan de toelating verlenen om tijdens de ongeschiktheid een beroepsactiviteit uit te oefenen voor zover die verenigbaar is met de betrokken aandoening.
Het formulier met de toelating wordt uiterlijk binnen zeven kalenderdagen vanaf de beslissing aan de gerechtigde als kennisgeving over de post toegestuurd. Als de adviserend geneesheer met het oog op het nemen van zijn beslissing een [een geneeskundig onderzoek] heeft uitgevoerd, kan het formulier met de toelating na afloop van het geneeskundig onderzoek aan de gerechtigde worden overhandigd. <Erratum, B. St. 11-04-2013, p. 22455>
Die toelating waarin de aard, het volume en de voorwaarden tot uitoefening van die activiteit nader zijn opgegeven, wordt in het geneeskundig en administratief dossier van de betrokkene bij de verzekeringsinstelling geborgen. De verzekeringsinstelling draagt de gegevens met betrekking tot die toelating via een elektronisch bericht naar het RIZIV over. ";
4° het wordt aangevuld met de paragrafen 2bis en 2ter, luidende :
" § 2bis. Wanneer de gerechtigde de in § 2, eerste lid bedoelde formaliteit laattijdig, maar binnen een termijn van 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, worden de overeenkomstig § 1 berekende uitkeringen toegekend met een vermindering van 10 pct. die op het dagbedrag van de uitkering wordt toegepast tot en met de dag waarop het in § 2, eerste lid bedoelde formulier is verzonden, waarbij de poststempel bewijskracht heeft, of dit formulier aan de verzekeringsinstelling is bezorgd.
De uitkeringen worden zonder vermindering toegekend vanaf de eerste werkdag die volgt op de dag waarop de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zijn vervuld.
Als de gerechtigde de in § 2, eerste lid bedoelde formaliteiten binnen een termijn van meer dan 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, zijn de bepalingen van artikel 101 van de gecoördineerde wet van toepassing tot de datum waarop de beslissing van de adviserend geneesheer uitwerking heeft.
§ 2ter. De gerechtigde aan wie een beslissing tot weigering van de toekenning van de toelating om een activiteit te hervatten ter kennis wordt gebracht of een beslissing ter kennis wordt gebracht die een einde aan de arbeidsongeschiktheid maakt omdat hij, van een geneeskundig oogpunt uit, geen vermindering van minstens 50 pct. van zijn vermogen behoudt, geniet tijdens de periode die de ingangsdatum van de bovenbedoelde beslissingen voorafgaat, uitkeringen die zijn berekend overeenkomstig de bepalingen van § 1 of § 2bis als hij de in § 2, eerste lid bedoelde formaliteiten laattijdig, maar binnen een termijn van 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de werkhervatting heeft vervuld.
Als de gerechtigde de in § 2, eerste lid bedoelde formaliteiten binnen een termijn van meer dan 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, zijn de bepalingen van artikel 101 van de gecoördineerde wet van toepassing tot de datum waarop de beslissing van de adviserend geneesheer uitwerking heeft. ".
Art. 4. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 maart 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's,
Ph. COURARD