29 MEI 2013. - Ministerieel besluit houdende regeling van het landen en het opstijgen van helikopters buiten de luchtvaartterreinen
Art. 1-5
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. § 1. Behalve wanneer helikopters er moeten deelnemen aan reddingsoperaties en onverminderd de toepassing van alle andere wettelijke van kracht zijnde bepalingen en van de reglementaire bepalingen betreffende de technische exploitatie der luchtvaartuigen, is het landen en het opstijgen van helikopters buiten de luchtvaartterreinen van de hierna gestelde minimale eisen afhankelijk :
1° voor de vlucht moet de piloot een toelating van de eigenaar van het terrein verkregen hebben;
2° het eindnaderings- en opstijgareaal moet een cirkel met een diameter van ten minste 1,5 maal de totale lengte van de helikopter omvatten;
3° de oppervlakte van het eindnaderings- en opstijgareaal moet horizontaal, gehard EN stof- en hindernisvrij zijn;
4° rondom het eindnaderings- en opstijgareaal moet zich over een afstand van ten minste 3 meter een hindernisvrije oppervlakte bevinden;
5° er mogen zich in de nabijheid van het eindnaderings- en opstijgareaal geen voorwerpen bevinden die de veiligheid van het landen en het opstijgen in het gedrang kunnen brengen. Bovendien mag er geen enkele woning liggen op een afstand van minder dan 50 meter van het eindnaderings- en opstijgareaal behalve mits toestemming van de bewoner van de desbetreffende woning;
6° het eindnaderings- en opstijgareaal moet toegankelijk zijn via ten minste twee assen, die een hoek van minstens 90° vormen;
7° het landen en het opstijgen moet plaatsvinden in stroken waar geen enkele hindernis uitsteekt boven vlakken met een helling van 12,5 %, die per as als volgt begrensd worden :
- een horizontale binnenrand met dezelfde afmeting als de diameter van het eindnaderings- en opstijgareaal, eraan rakend en loodrecht op de betreffende naderings- en opstijgas;
- twee zijden van 250 meter lang, die vertrekken van de uiteinden van deze binnenrand en die aan weerszijden divergeren met 10 % ten opzichte van de as.
Onder deze vlakken mag zich geen enkel gebouw bevinden op een afstand van minder dan 150 meter van het eindnaderings- en opstijgareaal;
8° er mogen zich geen andere helikopters op of in de nabijheid van het eindnaderings- en opstijgareaal noch onder de naderings- en opstijgassen bevinden;
9° het gebruik van hetzelfde terrein is beperkt tot 4 keer landen en 4 keer opstijgen per maand, waarvan maximaal 2 keer landen en 2 keer opstijgen per week;
Mits een voorafgaande toelating van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart, mag van de minimale voorwaarden bedoeld in het eerste lid worden afgeweken voor het landen en het opstijgen van helikopters die ten behoeve van de burgerlijke bouwkunde voor luchtarbeid worden gebruikt.
§ 2. De schematische voorstelling van het vlak beschreven in artikel 1, § 1, 7° voor 1 as wordt vastgesteld volgens het als bijlage bij dit besluit gevoegde model.
§ 3. Wanneer dit vereist is voor het uitvoeren van specifieke oefeningen in het kader van een opleiding of examen, mag van de eisen in artikel 1, § 1, 3° afgeweken worden, op voorwaarde dat de instructeur of examinator het vliegboek ondertekent voor deze oefening.
Art.2. Behalve wanneer helikopters er moeten deelnemen aan reddingsoperaties is het opstijgen en het landen van helikopters buiten de luchtvaartterreinen in de volgende gevallen niet toegelaten zonder voorafgaandelijke toelating van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart of van zijn gemachtigde :
1° het opstijgen en het landen gedurende de nacht;
2° het landen met als doel de helikopter langer dan een nacht te stationeren;
3° het opstijgen en het landen in steden en bebouwde gedeelten van gemeenten. Een eindnaderings- en opstijgareaal dat aansluit met het open veld, wordt beschouwd als niet gelegen in steden en bebouwde gedeelten van gemeenten.
Art.3. Het opstijgen en het landen in het kader van luchtdopen mag niet plaatsvinden buiten een luchtvaartterrein.
Art.4. Het ministerieel besluit van 24 december 1970 houdende regeling van de landingen en opstijgingen van helikopters buiten de luchtvaartterreinen wordt opgeheven.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2013.
Brussel, 29 mei 2013.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
M. WATHELET
BIJLAGE.
Art. N. Schematische voorstelling van het vlak beschreven in artikel 1, § 1, 7° voor 1 as :
(Beelden niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 04-07-2013, p. 42027)