Details





Titel:

21 MEI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de leden van het directiecomité en de assessoren van de Belgische Mededingingsautoriteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-05-2013 en tekstbijwerking tot 03-05-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - De leden van het directiecomité van de Belgische Mededingingsautoriteit
Art. 1-7
HOOFDSTUK 2. - De assessoren in het Mededingingscollege van de Belgische Mededingingsautoriteit.
Art. 8
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 9-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022032728 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - De leden van het directiecomité van de Belgische Mededingingsautoriteit
Artikel 1. Behoudens afwijkende bepalingen in de wet of in dit besluit, is, tijdens de duur van hun mandaat, het statuut van het rijkspersoneel van toepassing op de leden van het directiecomité.

Art.2. In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, worden de leden van het directiecomité die op het ogenblik van hun aanstelling reeds vast benoemd zijn of tijdens hun aanstelling vastbenoemd worden in de overheidsdiensten bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van hun mandaat.
  Het einde van het mandaat maakt ambtshalve een einde aan het verlof.

Art.3. De leden van het directiecomité oefenen hun taak voltijds uit, en kunnen tijdens hun mandaat geen :
  1° verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekten betreffen;
  2° verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor Europese verkiezingen, voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden of van de provincie- of gemeenteraden of om een ambt uit te oefenen in een cel beleidsvoorbereiding, cel algemene beleidscoördinatie, cel Algemeen Beleid of het kabinet van een minister of een staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de regering van een gemeenschap, van een gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
  3° verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
  4° verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwillige indienstnemer bij dit korps;
  5° verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;
  6° toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid;
  7° afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden verkrijgen;
  8° verloven krijgen bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten;
  9° verlof krijgen voor onthaal en opleiding;
  10° een verlof om mindervaliden en zieken te vergezellen en bij te staan tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland die worden georganiseerd door een vereniging, een openbare instelling of een privé-instelling, waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden en zieken op zich te nemen en die, te dien einde, subsidies van de overheid krijgt.

Art.4.De bezoldiging van de leden van het directiecomité wordt als volgt vastgesteld :
  - de voorzitter ontvangt een wedde die gelijk is aan de wedde van de eerste voorzitter van de Raad van State;
  - de auditeur-generaal ontvangt een wedde die gelijk is aan de wedde van de voorzitter van de Raad van State;
  - [2 de directeur juridische zaken, de directeur economische zaken en de directeur planning en budget]2 ontvangen een wedde die gelijk is aan de wedde van een staatsraad in de Raad van State;
  Zij ontvangen tevens de verhogingen en de voordelen die eraan verbonden zijn.
  De wetten op de pensioenregeling voor de leden van het burgerlijk rijkspersoneel en voor hun rechtverkrijgenden zijn ook van toepassing op de leden van het directiecomité die niet het statuut van magistraat of rijksambtenaar hebben.
  ----------
  (1)<KB 2022-07-03/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-08-2022>
  (2)<W 2024-03-29/39, art. 58, 003; Inwerkingtreding : 13-05-2024>

Art.5. De leden van het directiecomité krijgen een eindevaluatie uiterlijk zes maanden voor het einde van hun mandaat. Deze evaluatie gebeurt door de Minister van economie, en is gebaseerd op criteria met betrekking tot de organisatorische en professionele vaardigheden van de leden van het directiecomité, rekening houdend met de specificiteit van hun functie en taken zoals omschreven in boek IV van het Wetboek van economisch recht.
  Met het oog op deze eindevaluatie heeft de minister een evaluatiegesprek met de te evalueren persoon.
  Voor de leden van het directiecomité wier mandaat kan verlengd worden, zal met deze eindevaluatie worden rekening gehouden bij een eventuele verlenging van hun mandaat.
  De minister heeft bovendien een functioneringsgesprek in de loop van hun mandaat met ieder lid van het directiecomité. Dit gesprek neemt plaats iedere twee jaar.

Art.6. De leden van het directiecomité blijven na het einde van hun mandaat in functie tot in hun vervanging is voorzien. Dit is eveneens van toepassing indien één van de leden zijn ontslag aanbiedt vóór het einde van zijn mandaat.

Art.7. De minister kan aan de Koning de afzetting voorstellen van een lid van het directiecomité dat wegens een ernstig en permanent gebrek zijn ambt niet meer behoorlijk kan uitoefenen. De minister wint in elk geval vooraf het advies in van het directiecomité.

HOOFDSTUK 2. - De assessoren in het Mededingingscollege van de Belgische Mededingingsautoriteit.
Art.8.[1 § 1. De uitkering van de assessor-ondervoorzitter wordt als volgt bepaald:
   1° de assessor-ondervoorzitter ontvangt per zaak betreffende een beslissing inzake inbreuken op het mededingingsrecht bedoeld in artikel IV.52, § 1, 1° tot 7°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie met inzetting van een procedure van bijkomend onderzoek en beslissing bedoeld in artikel IV.69 van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende een beslissing bedoeld in artikel IV.73 en artikel V.4, § 4, van het Wetboek van economisch recht, waarbij voorlopige maatregelen worden uitgesproken en waarin hij als voorzitter zetelt, een uitkering die gelijk is aan één brutomaandwedde van de functie van voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar;
   2° de assessor-ondervoorzitter ontvangt per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie met verbintenissen bedoeld in artikel IV.66, § 2, 1°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende de niet-naleving van een beslissing bedoeld in artikel IV.52, § 1, 8°, van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende een inbreuk op artikel IV.10, § 4, van het Wetboek van economisch recht waarin hij als voorzitter zetelt, een uitkering die gelijk is aan de helft van één brutomaandwedde van de functie van voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar;
   3° de assessor-ondervoorzitter ontvangt per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie bedoeld in artikel IV.66, § 1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie zonder verbintenissen bedoeld in artikel IV.66, § 2, 1°, van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende de verklaring van toelaatbaarheid van een concentratie bedoeld in artikel IV.66, § 2, 2°, van het Wetboek van economisch recht waarin hij als voorzitter zetelt, een uitkering die gelijk is aan een kwart van één brutomaandwedde van de functie van voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar.
   § 2. De uitkering van de assessoren wordt als volgt bepaald:
   1° de assessor ontvangt per zaak betreffende een beslissing inzake inbreuken op het mededingingsrecht bedoeld in artikel IV.52, § 1, 1° tot 7°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van concentratie met inzetting van een procedure van bijkomend onderzoek en beslissing bedoeld in artikel IV.69 van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende een beslissing waarbij voorlopige maatregelen worden uitgesproken bedoeld in artikel IV.73 en artikel V.4, § 4, van het Wetboek van economisch recht, een uitkering die gelijk is aan één brutomaandwedde van de functie van directeur juridische zaken en directeur economische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar;
   2° de assessor ontvangt per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie met verbintenissen bedoeld in artikel IV.66, § 2, 1°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende de niet-naleving van een beslissing bedoeld in artikel IV.52, § 1, 8°, van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende een inbreuk op artikel IV.10, § 4, van het Wetboek van economisch recht, een uitkering die gelijk is aan de helft van één brutomaandwedde van de functie van directeur juridische zaken en directeur economische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar;
   3° de assessor ontvangt per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie bedoeld in artikel IV.66, § 1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, per zaak betreffende een beslissing over de toelaatbaarheid van een concentratie zonder verbintenissen bedoeld in artikel IV.66, § 2, 1°, van het Wetboek van economisch recht of per zaak betreffende de verklaring van toelaatbaarheid van een concentratie bedoeld in artikel IV.66, § 2, 2°, van het Wetboek van economisch recht, een uitkering die gelijk is aan een kwart van één brutomaandwedde van de functie van directeur juridische zaken en directeur economische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar.
   § 3. Wanneer de assessor-ondervoorzitter niet als voorzitter zetelt in een zaak, ontvangt hij dezelfde uitkering als de andere assessor.
   § 4. Wanneer de assessor-ondervoorzitter of een andere assessor aangeduid wordt om de beslissingen te nemen bedoeld in de artikelen IV.41, § 5, IV.49, § 5, IV.49, § 6, of IV.65 § 2, van het Wetboek van economisch recht of met gelijkaardige taken wordt belast, ontvangt hij een uitkering die gelijk is aan 2/31 van één brutomaandwedde van de functie van directeur juridische zaken en directeur economische zaken van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar.
   § 5. Wanneer de assessor-ondervoorzitter als voorzitter een beslissing bedoeld in de artikelen IV. 54/3, § 2, eerste lid, of IV.54/4, § 5, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht neemt, ontvangt hij een uitkering die gelijk is aan 2/31 van één brutomaandwedde van de functie van voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit met een dienstanciënniteit van tien jaar.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-07-03/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-08-2022>

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.