Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 DECEMBER 2012. - Wet tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Teruggave van stukken na inbeslagneming
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Overzending van de rechterlijke beslissing aan derden
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Woonverbod
Art. 5
HOOFDSTUK 5. - Gelijkheid van de partijen bij de strafrechtspleging
Art. 6-7
HOOFDSTUK 6. - De slachtofferverklaring
Art. 8-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1808111701  1808120950  1867060850  2007009104 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Teruggave van stukken na inbeslagneming
Art.2. Artikel 131, § 2, van het Wetboek van strafvordering, hersteld bij de wet van 12 maart 1998, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 86/2002 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met de volgende zinnen :
  " De raadkamer oordeelt, met inachtneming van de rechten van de andere partijen, in welke mate de ter griffie neergelegde stukken nog in de strafprocedure mogen worden ingezien en aangewend door een partij. De raadkamer geeft in haar beslissing aan, aan wie de stukken moeten worden teruggegeven, dan wel wat er gebeurt met de nietigverklaarde stukken. "

Art.3. Artikel 235bis, § 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 86/2002 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met de volgende zinnen :
  " De kamer van inbeschuldigingstelling oordeelt, met inachtneming van de rechten van de andere partijen, in welke mate de ter griffie neergelegde stukken nog in de strafprocedure mogen worden ingezien en aangewend door een partij. De kamer van inbeschuldigingstelling geeft in haar beslissing aan, aan wie de stukken moeten worden teruggegeven, dan wel wat er gebeurt met de nietigverklaarde stukken. "

HOOFDSTUK 3. - Overzending van de rechterlijke beslissing aan derden
Art.4. In boek II, titel VII, hoofdstuk VI, van het Strafwetboek wordt een artikel 382quater ingevoegd, luidende :
  " Art. 382quater. Wanneer een dader die veroordeeld is voor de in de artikelen 372 tot 377, 379 tot 380ter en 381 bedoelde feiten, wegens zijn hoedanigheid of beroep contact heeft met minderjarigen en er een werkgever, rechtspersoon of een overheid die over hem het tuchtrechtelijk gezag uitoefent, bekend is, dan kan de rechter de overzending bevelen van het strafrechtelijk gedeelte van het beschikkend gedeelte van deze rechterlijke beslissing aan de desbetreffende werkgever, rechtspersoon of tuchtrechtelijke overheid. Die maatregel wordt hetzij ambtshalve genomen, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij of van het openbaar ministerie, bij een met bijzondere redenen omklede rechterlijke beslissing wegens de ernst van de feiten, het vermogen tot reclassering of het risico op recidive. "

HOOFDSTUK 4. - Woonverbod
Art.5. Artikel 382bis, eerste lid, van het Strafwetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, wordt aangevuld met een 4°, luidende :
  " 4° te wonen, te verblijven of zich te op te houden in de door de bevoegde rechter bepaalde aangewezen zone. De oplegging van die maatregel moet met bijzondere redenen worden omkleed en rekening houden met de ernst van de feiten en met de reclasseringsmogelijkheden voor de veroordeelde. "

HOOFDSTUK 5. - Gelijkheid van de partijen bij de strafrechtspleging
Art.6. Artikel 63 van het Wetboek van strafvordering wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  " Elk slachtoffer dat zich burgerlijke partij stelt, kan op eenvoudig verzoek ten minste eenmaal gehoord worden door de met de zaak belaste onderzoeksrechter. "

Art.7. Artikel 235bis, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld met de woorden " , en zulks ongeacht of het toezicht op de regeling van de rechtspleging gebeurt op verzoek van een partij dan wel op vordering van het openbaar ministerie. "

HOOFDSTUK 6. - De slachtofferverklaring
Art.8. Artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " Indien het slachtoffer een schriftelijk verzoek in de zin van artikel 3 van de wet heeft neergelegd, dan geldt dit verzoek eveneens als slachtofferverklaring; ".

Art.9. In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden " of het openbaar ministerie " ingevoegd tussen de woorden " tot een justitieassistent eerstelijn " en het woord " wenden ".

Art. 10. In artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt :
  " Het slachtoffer kan de slachtofferverklaring overzenden aan de justitieassistent eerstelijn, aan het openbaar ministerie, of aan de griffie van een van de strafuitvoeringsrechtbanken.
  Zij zenden de slachtofferverklaring op hun beurt onverwijld over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank die oordeelt over de strafuitvoeringsmodaliteiten. Indien nog geen bevoegde strafuitvoeringsrechtbank bekend is, zenden zij de verklaring over aan de strafuitvoeringsrechtbank van het rechtsgebied waar de veroordeelde op dat moment verblijft. "

  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 14 december 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. A. TURTELBOOM
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. A. TURTELBOOM