Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005003046 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 10 september 2009 en 3 februari 2010 wordt aangevuld met een lid, luidende : " Bij de Federale Overheidsdienst Financiën, kunnen de in het eerste lid vermelde titels behorend tot het niveau A met de hieraan verbonden weddeschalen slechts worden toegekend bij wege van overgangsmaatregel, dit met uitzondering van de titel van hypotheekbewaarder en het overeenstemmende bedrag. ".

Art.2. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " De financieel assistenten, de adjunct-financieel assistenten en de bestuurschefs die bij wege van overgang naar het hogere niveau worden bevorderd in de graad van fiscaal deskundige, hebben volgens de algemene regels gedurende de periode van acht jaar volgend op de aanvang van de aanpassingsperiode die gunstig werd afgesloten recht op een jaarlijkse premie voor competentieontwikkeling van 2.000 EUR. In geval van bevordering van ambtswege heeft de ambtenaar, volgens de algemene regels gedurende de periode van acht jaar volgend op de bevordering recht op een jaarlijkse premie voor competentieontwikkeling. "

Art.3. Artikel 26 wordt aangevuld met een lid luidende :
  " Bij de Federale Overheidsdienst Financiën, kunnen de in het eerste lid bedoelde complementen slechts worden toegekend bij wege van overgangsmaatregel. "

Art.4. In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt :
  " 1° attaché ";
  2° de paragrafen 3 en 5 worden opgeheven.

Art.5. Artikel 29 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt opgeheven.

Art.6. Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.7. Artikel 30bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, wordt opgeheven.

Art.8. Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.9. In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt de inleidende bepaling vervangen als volgt :
  " Ingeval aan de betrekking die de ambtenaren, bedoeld in artikel 29 zoals dat artikel van toepassing was voor zijn opheffing, in de buitendiensten zouden kunnen bekleden, sommige bijkomstige bezoldigingen verbonden zijn die niet als dekking van werkelijke kosten bedoeld zijn, wordt er, gedurende de periode tijdens dewelke zij hun functies uitoefenen in een centrale dienst, aan hun wedde een supplement toegevoegd, dat vastgesteld is overeenkomstig de kolommen 2 en 3 : ";
  2° het wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. De in paragraaf 1 bedoelde supplementen kunnen slechts worden toegekend bij wege van overgangsmaatregel. ".

Art.10. Artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt opgeheven.

Art.11. Artikel 35quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt opgeheven.

Art.12. Artikel 38ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt : " Bij de Pensioendienst voor de Overheidssector wordt de overgang van de weddeschaal A11 of A12 naar de weddeschaal A21 beschouwd als een bevordering door verhoging in weddeschaal wanneer deze wordt toegekend mits het slagen voor een proef over de beroepsbekwaamheid of een vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A2 en zonder dat hiertoe een vacante betrekking in deze klasse is vereist. ".

Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 41bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 41bis. § 1. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  § 2. Binnen de limieten van het vastgestelde quotum, wordt de weddeschaal 22B toegekend aan de technisch assistenten in de volgende orde :
  1° de ambtenaren die als houder van de geschrapte graad van hoofdtechnicus (22A) ambtshalve werden geïntegreerd in de weddeschaal CT3, mits ze zes jaar anciënniteit tellen sinds de toekenning van deze weddeschaal. De graadanciënniteit verworven in rang 22 wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van zes jaar.
  De kandidaten worden onderling als volgt gerangschikt :
  a) de ambtenaren met de grootste graadanciënniteit;
  b) bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
  c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
  2° de ambtenaren die ambtshalve werden geïntegreerd in de weddeschaal CT2, mits ze zes jaar anciënniteit tellen sinds de toekenning van de weddeschaal CT3. De kandidaten worden onderling als volgt gerangschikt :
  a) de ambtenaar waarvan de datum van het proces-verbaal van het examen voor verhoging in de weddeschaal 20E, de oudste is;
  b) bij gelijke datum van het proces-verbaal, de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;
  c) bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
  d) bij gelijke dienstanciënniteit, de ambtenaar die het oudst is.
  § 3. Binnen de limieten van het vastgestelde quotum, wordt de weddeschaal 22B toegekend aan de adjunct-financieel assistenten in de volgend orde :
  1° de ambtenaren die als houder van de geschrapte graad van bestuurschef (22A) ambtshalve werden geïntegreerd in de weddeschaal CA3, mits ze zes jaar anciënniteit tellen sinds de toekenning van deze weddeschaal. De graadanciënniteit verworven in rang 22 wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van zes jaar. De kandidaten worden onderling als volgt gerangschikt :
  a) de ambtenaren met de grootste graadanciënniteit;
  b) bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
  c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar;
  2° de ambtenaren die ambtshalve werden geïntegreerd in de weddeschaal CA2, mits ze zes jaar anciënniteit tellen sinds de toekenning van de weddeschaal CA3. De kandidaten worden onderling als volgt gerangschikt :
  a) de ambtenaar waarvan de datum van het proces-verbaal van het examen voor verhoging in de weddeschaal 20E, de oudste is;
  b) bij gelijke datum van het proces-verbaal, de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;
  c) bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
  d) bij gelijke dienstanciënniteit, de ambtenaar die het oudst is.
  Voor de toepassing van 1° wordt de graadanciënniteit beperkt tot deze die werd verworven sinds de toekenning van de weddeschaal 20E of CA2, zonder dat ze kan aanvangen vóór 1 januari 1996.
  Voor de toepassing van 2° wordt, voor de ambtenaren die laureaat zijn vóór 20 december 1995 van een examen dat gelijkgesteld wordt met het examen voor verhoging in de weddeschaal 20E, de datum van 20 december 1995 geacht de datum te zijn van het proces-verbaal dat het slagen voor het examen voor verhoging in weddeschaal vaststelt. ".

Art.14. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van :
  1° artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007;
  2° artikel 4 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2011.

Art. 15. De Eerste Minister, de Minister bevoegd voor de Pensioenen en de minister bevoegd voor de Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 19 juli 2013.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  E. DI RUPO
  De Minister van Pensioenen,
  A. DE CROO
  De Minister van Financiën,
  K. GEENS
  De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude,
  J. CROMBEZ