21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid van de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-12-2013 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)
HOOFDSTUK 1. . - De vaststellers
Art. 1-3
HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 4-7
HOOFDSTUK 1. . - De vaststellers
Artikel 1.Onverminderd de bijzondere wettelijke of reglementaire bepalingen moeten de in artikel 21, § 1, 1° en 2°, [1 en in artikel 21, § 4, eerste lid, 4°,]1 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties bedoelde personen voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° ten minste 18 jaar oud zijn;
2° [2 niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot enige correctionele of criminele straf zoals bedoeld in artikel 7 van het Strafwetboek of tot een gelijkaardige straf in het buitenland, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de regelgeving betreffende de politie over het wegverkeer en veroordelingen bedoeld in artikel 420, tweede lid, van het Strafwetboek;]2
3° [2 minstens beschikken over ofwel
a) een diploma secundair onderwijs, ofwel
b) een getuigschrift lager secundair onderwijs of tweede graad secundair onderwijs aangevuld met een ervaring van minstens vijf jaar ten dienste van een gemeente of een overheid/entiteit zoals bedoeld in artikel 21, § 1, 2° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Deze ervaring dient nuttig te zijn voor het uitoefenen van de functie;]2
4° voldoen aan de voorwaarden inzake opleiding zoals bepaald in artikel 2.
----------
(1)<KB 2016-01-13/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-02-2016>
(2)<KB 2023-12-17/23, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.2.§ 1. De vaststeller zal gedurende een maximale periode van 10 dagen een opleiding moeten gevolgd hebben van 40 uur. De opleiding kan verstrekt worden door erkende opleidingsinstellingen voor de vorming van politieambtenaren of de provinciale of gewestelijke bestuursscholen en omvat vier onderdelen :
1° de wetgeving met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties, met bijzondere aandacht voor de verplichtingen van de vaststeller, diens bevoegdheden en verantwoordelijkheden, alsook de rechten en plichten van burgers op voor het publiek toegankelijke plaatsen en heterdaadsituaties;
2° conflictbeheersing, inbegrepen positieve conflictbeheersing met minderjarigen;
3° het vaststellen van de overtredingen en de redactie van de vaststelling;
4° de werkingsbeginselen van de politiediensten.
§ 2. Zij die geslaagd zijn in de opleiding tot gemeenschapswacht, zijn vrijgesteld van het vak "conflictbeheersing" en "het vaststellen van de overtredingen en de redactie van de vaststelling".
[2 In afwijking van het eerste lid dient iedere vaststeller, die vanaf 1 januari 2024 voor de eerste maal aangewezen wordt in deze functie, de vier onderdelen van de opleiding, zoals bedoeld in § 1 gevolgd te hebben.]2
§ 3. Onafgezien van de opleiding vermeld onder § 1, dienen [1 de vaststellers bedoeld in artikel 21, § 4, eerste lid, 2° tot 4°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties]1 vaststellen, een opleiding te volgen aangaande de wetgeving met betrekking tot het stilstaan en parkeren. Deze opleiding kan eveneens worden verstrekt door erkende opleidingsinstellingen voor de vorming van politieambtenaren of de provinciale of gewestelijke bestuursscholen en heeft een minimale duur van 8 uur.
§ 4. Van alle gedoceerde vakken, vermeld in § 1 en 3 wordt een examen afgenomen. De kandidaat is geslaagd indien hij voor elk vak minimum 50 % van de punten heeft gehaald en minimum 60 % van de punten heeft gehaald voor het totaal van alle vakken.
----------
(1)<KB 2016-01-13/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-02-2016>
(2)<KB 2023-12-17/23, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.3.Elke vaststeller die voldoet aan de in artikelen 1 en 2 bepaalde voorwaarden, is houder van een identificatiekaart waarvan het model door de minister van Binnenlandse Zaken wordt bepaald.
Die identificatiekaart bevat volgende vermeldingen :
- de naam, voornaam en foto van de houder;
- de naam van de gemeente(n) [2 of de overheid/entiteit]2 in wiens opdracht de vaststeller werkt;
- de functie van de vaststeller in uitvoering van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. In voorkomend geval dient tevens aangegeven of de vaststeller [1 ...]1 de inbreuken bedoeld in artikel 3,3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties mag vaststellen.
Hij dient deze identificatiekaart steeds op zichtbare wijze te dragen.
De vaststellers die onder toepassing vallen van de wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet dienen geen houder te zijn van de identificatiekaart voorzien in dit artikel.
----------
(1)<KB 2016-01-13/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 07-02-2016>
(2)<KB 2023-12-17/23, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.4.§ 1. De personen die voor 1 januari 2014 aangewezen werden door de gemeenteraad als ambtenaar belast met de vaststelling van inbreuken, blijven bevoegd om deze taak verder uit te oefenen. Ze moeten evenwel de opleiding volgen voorzien in artikel 2, § 1, binnen de twee jaar van het in werking treden van de wet van 24 juni 2013 met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties. Ze zijn bovendien vrijgesteld voor de modules beoogd in artikel 2, § 1, 3°, en 4°, alsook voor het examen voorzien in artikel 2, § 4.
[1 Het eerste lid is eveneens van toepassing op de personen die de opleiding, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 december 2004 houdende vaststelling van de minimumvoorwaarden waaraan de gemeenteambtenaren moeten voldoen, zoals bepaald in artikel 119bis, § 6, tweede lid, 1°, van de nieuwe gemeentewet, hebben gevolgd of beginnen te volgen, voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit.]1
§ 2. De personen die voor 1 januari 2014 aangewezen werden door de gemeenteraad als ambtenaar belast met de vaststelling van inbreuken [1 en de personen die de opleiding, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 december 2004 houdende vaststelling van de minimumvoorwaarden waaraan de gemeenteambtenaren moeten voldoen, zoals bepaald in artikel 119bis, § 6, tweede lid, 1°, van de nieuwe gemeentewet, hebben gevolgd of beginnen te volgen, voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit]1, kunnen geen inbreuken op artikel 3, 3°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties vaststellen zolang de opleiding voorzien in artikel 2, § 3, niet met succes werd gevolgd.
----------
(1)<KB 2016-01-13/04, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 07-02-2016>
Art.5. Het Koninklijk besluit van 5 december 2004 houdende vaststelling van de minimumvoorwaarden waaraan de gemeenteambtenaren moeten voldoen, zoals bepaald in artikel 119bis, § 6, tweede lid, 1°, van de nieuwe gemeentewet, wordt opgeheven.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 7. De minister die Binnenlandse Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.