Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 NOVEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998012230 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende :
  "8° de bevoegde administratie : de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg."

Art.2. De artikelen 36 tot 39 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt :
  "Art. 36. § 1. De aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning wordt gericht tot de Minister.
  § 2. Bij de aanvraag tot erkenning dienen de volgende documenten en inlichtingen te worden gevoegd :
  1° een kopie van de statuten van de externe dienst;
  2° een organigram betreffende de structuur van de dienst en de lijst van personen werkzaam in de dienst;
  3° een kopie van de erkenning verleend door de Gemeenschappen aan de afdeling belast met het medisch toezicht;
  4° naam en voornaam van de persoon belast met de leiding van de dienst, zijn kwalificaties en beroepservaring;
  5° naam en voornaam van de preventieadviseur die de leiding heeft van de afdeling belast met risicobeheersing en zijn kwalificaties;
  6° naam en voornaam van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die de leiding heeft van de afdeling belast met het medisch toezicht en zijn kwalificaties;
  7° naam en voornaam van de preventieadviseurs bedoeld in artikel 22, evenals hun kwalificaties en, in voorkomend geval, hun beroepservaring;
  8° de verklaring waarbij de externe dienst zich ertoe verbindt de principes van integrale kwaliteitszorg toe te passen, of een afschrift van het certificaat bedoeld in artikel 7, § 3, vierde lid; in geval van gegronde twijfel over de waarachtigheid van de voorgelegde of opgestuurde kopie van dit laatste document dient de in artikel 508, §§ 2 en 3, van de programmawet van 22 december 2003 voorziene procedure te worden nageleefd;
  9° een inventaris van de materiële middelen.
  § 3. De Minister of de met het toezicht belaste ambtenaar kan alle andere relevante inlichtingen of documenten vragen die hij nodig acht.
  Indien de externe dienst de gevraagde inlichtingen of documenten niet verstrekt binnen twee maanden vanaf de datum van de vraag, wordt de erkenning ambtshalve geweigerd. Deze beslissing wordt door de bevoegde administratie per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de externe dienst.
  Art. 37. § 1. De erkenningsaanvraag wordt onderzocht door de met het toezicht belaste ambtenaar op basis van de stukken van het dossier, in voorkomend geval aangevuld met de informatie en documenten verstrekt in toepassing van artikel 36, § 3, eerste lid.
  § 2. Zodra het dossier volledig is, verricht de met het toezicht belaste ambtenaar een onderzoek ter plaatse en stelt een verslag op.
  § 3. Het dossier en het verslag worden voorgelegd aan de Vaste Operationele Commissie die binnen drie maanden na de overzending van die documenten een advies aan de Minister bezorgt.
  Art. 38. § 1. De Minister neemt een beslissing waarbij de erkenning al dan niet wordt toegekend.
  De Minister verleent de erkenning bij wege van ministerieel besluit.
  Dit besluit kan in voorkomend geval de voorwaarden concretiseren betreffende :
  1° de inhoud en de toepassing van het kwaliteitssysteem, zoals opgelegd door artikel 7;
  2° het vereiste minimum aantal preventieadviseurs, evenals hun diplomavereisten en vormingsniveau;
  3° de uitvoering van de opdrachten van de externe dienst, inzonderheid wat betreft het aantal bezoeken aan de arbeidsplaatsen, het gezondheidstoezicht en het bijwonen van vergaderingen van comités voor preventie en bescherming op het werk.
  De erkenning kan in voorkomend geval worden beperkt tot de opdrachten die het voorwerp zijn van de bestaande overeenkomsten voor een periode bepaald door de Minister.
  § 2. De erkenning wordt verleend voor een termijn van vijf jaar.
  De erkenning kan worden verleend voor een kortere termijn :
  1° bij een eerste erkenningsaanvraag voor een nieuw op te richten externe dienst;
  2° bij een erkenningsaanvraag door een externe dienst waarvan de erkenning was geweigerd in de zin van artikel 38, § 1, eerste lid van dit besluit;
  3° bij een erkenningsaanvraag van een externe dienst waarvan de erkenning is verkort of ingetrokken in overeenstemming met artikel 43, § 3, 2° of 3° van dit besluit.
  § 3. De gemotiveerde beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de externe dienst.
  § 4. De Vaste Operationele Commissie wordt ingelicht over de gemotiveerde beslissing van de Minister.
  Art. 39. § 1. Uiterlijk één jaar voor het verstrijken van de termijn van erkenning vraagt de externe dienst de hernieuwing van de erkenning aan bij de Minister.
  In geval van een erkenning van maximum twee jaar kan de Minister een kortere termijn toestaan voor het indienen van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.
  § 2. Bij de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning dienen de volgende documenten en inlichtingen te worden gevoegd :
  1° de wijzigingen aangebracht in de bij artikel 36, § 2 bedoelde documenten en inlichtingen tijdens de afgelopen erkenningstermijn;
  2° een financieel verslag over de werking van de externe dienst tijdens de afgelopen erkenningstermijn;
  3° een verslag over de organisatie en de werking van de externe dienst en over de opdrachten verricht tijdens de afgelopen erkenningstermijn;
  4° een kwaliteitshandboek of een afschrift van het certificaat bedoeld in artikel 7, § 3, vierde lid. In geval van gegronde twijfel over de waarachtigheid van de voorgelegde of opgestuurde kopie van dit laatste document dient de in artikel 508, §§ 2 en 3, van de programmawet van 22 december 2003 voorziene procedure te worden nageleefd.
  § 3. De Minister of de met het toezicht belaste ambtenaar kan alle andere relevante inlichtingen of documenten vragen die hij nodig acht.
  Indien de externe dienst de gevraagde inlichtingen of documenten niet verstrekt binnen twee maanden vanaf de datum van de vraag, wordt de hernieuwing van de erkenning ambtshalve geweigerd. Deze beslissing wordt door de bevoegde administratie per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de externe dienst.
  § 4. Het onderzoek van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning gebeurt overeenkomstig artikel 37.
  § 5. De beslissing over de hernieuwing van de erkenning wordt genomen overeenkomstig artikel 38."

Art.3. Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.4. In artikel 41 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid opgeheven.

Art.5. Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Art. 43. § 1. De erkende externe diensten zijn ertoe gehouden, op verzoek van de met het toezicht belaste ambtenaar, alle documenten of inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op hun activiteiten of hun werking of die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van dit besluit.
  § 2. Indien de met het toezicht belaste ambtenaren vaststellen dat de externe dienst niet meer voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, of de voorwaarden opgelegd in het erkenningsbesluit niet naleeft, kunnen zij een termijn vaststellen waarbinnen de externe dienst die nagekomen moet zijn.
  Wanneer de externe dienst houder is van het certificaat bedoeld in artikel 7, § 3, vierde lid, stelt de bevoegde administratie de certificatie-instelling die het kwaliteitssysteem van de externe dienst gecertificeerd heeft, in kennis van alle vaststellingen die relevant zijn voor de certificatie.
  § 3. Indien de externe dienst zich niet in regel heeft gesteld na verloop van de in § 2 bedoelde termijn, of wanneer de bevoegde administratie vaststelt dat het in artikel 7, § 3, vierde lid bedoelde certificaat door de certificatie-instelling ingetrokken, niet hernieuwd of niet uitgereikt is, kan de Minister op grond van een omstandig verslag van de ambtenaar belast met het toezicht, en na advies van de Vaste Operationele Commissie dat verstrekt wordt overeenkomstig artikel 37, § 3, van dit besluit, beslissen tot :
  1° hetzij het beperken van de erkenning tot de opdrachten die het voorwerp zijn van de bestaande overeenkomsten voor een periode die hij vaststelt;
  2° hetzij het beperken van de verleende erkenning tot een kortere termijn dan de oorspronkelijk voorziene termijn van de erkenning;
  3° hetzij het intrekken van de erkenning.
  § 4. De beslissingen genomen in uitvoering van § 2 en § 3 worden, met opgave van de redenen, aan de betrokken externe dienst betekend bij een ter post aangetekende brief.
  De Vaste Operationele Commissie wordt eveneens van deze gemotiveerde beslissingen op de hoogte gesteld."

Art. 6. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Marseille, 5 november 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. M. DE CONINCK