Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het statuut van de reisagentschappen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-10-2012 en tekstbijwerking tot 24-01-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Toekenningsmodaliteiten en voorwaarden van de vergunning
Art. 4-10
HOOFDSTUK IV. - Procedure van toekenning van vergunningen
Art. 11
HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de vergunninghouders
Art. 12-14
HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de borgtocht
Art. 15-21
HOOFDSTUK VII. - Statistieken
Art. 22
HOOFDSTUK VIII. - Dienstenverlener
Art. 23-24
HOOFDSTUK IX. - Uitvoering en controle
Art. 25-26
HOOFDSTUK X. - Intrekkings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 27-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1966063008 



Uitvoeringsbesluit(en):

2012031777  2016031774 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Ordonnantie : de ordonnantie van 22 april 2010 houdende het statuut van de reisagentschappen;
  2° [1 ...]1
  3° [1 ...]1
  4° Reisagentschap : het reisagentschap, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 2° van de Ordonnantie;
  5° Dienstenverlener : de dienstenverlener, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 3° van de Ordonnantie;
  6° [1 ...]1
  7° [1 ...]1
  8° Aangetekende zending : een zending, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 4° van de Ordonnantie;
  9° [1 ...]1
  10° Minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;
  11° Bijhuis : de permanente vestiging die een activiteit uitoefent die past bij de maatschappelijke doelstelling van de onderneming waarvan ze het verlengde vormt, met een gescheiden lokalisatie zonder een eigen rechtspersoonlijkheid te hebben en waaraan natuurlijke of rechtspersonen toebehoren die gemachtigd zijn om te handelen in naam en voor rekening van de onderneming en om deze ten aanzien van derden te verbinden.
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.2. De berekening van de in dit besluit voorziene termijnen gebeurt volgens de volgende regels :
  1° de dag van de ontvangst van de akte, die het vertrekpunt van een termijn is, is niet inbegrepen;
  2° de vervaldag is in de termijn ingerekend; niettemin wordt wanneer deze dag een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, de vervaldag naar de volgende werkdag verplaatst.

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art.3. De jeugdorganisaties zoals bedoeld in artikel 2, § 3, 4° van de Ordonnantie zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd. Het zijn :
  1° de erkende jeugdorganisaties overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 26 maart 2009 van de Franse Gemeenschap die de erkennings- en toekenningsvoorwaarden voor subsidies aan jeugdorganisaties vastlegt;
  2° de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen bedoeld in artikel 9 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid evenals het betoelaagde jeugdwerk in uitvoering van het artikel 2, 5°, 6°, 7° en 8° van het decreet van 14 februari 2003 van de Vlaamse Gemeenschap houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid.
  De Minister is gemachtigd de definitie van de jongerenorganisaties in het eerste lid aan te passen volgens de veranderingen in voornoemde toepasselijke regelgeving.

HOOFDSTUK III. - Toekenningsmodaliteiten en voorwaarden van de vergunning
Art.4. Een vergunning in de betekenis van artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt toegekend aan elke natuurlijke of rechtspersoon die aan de vastgestelde voorwaarden door het huidige besluit beantwoordt, met het oog op het uitoefenen van de activiteit van reisagentschappen, middels het uitbaten van een of meerdere zetels en/of bijhuizen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  Onverminderd artikel 11, § 3, is de houder van een vergunning afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de exploitatie van een zetel of een bijhuis op zijn grondgebied niet gehouden om een vergunning aan te vragen voor elke nieuwe zetel of elk nieuw bijhuis op dit zelfde grondgebied.

Art.5. De vergunning als bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt uitgereikt op het formulier vastgesteld door de minister.
  Deze vergunning vermeldt de benaming, de plaatsen van de maatschappelijke zetel, van de exploitatiezetel(s) of bijhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de toegelaten activiteiten, de namen van de houders, gedelegeerd bestuurders, zaakvoerders en personen belast met het dagelijks beheer en de naam of namen van het (de) reisagenschap(pen).

Art.6.
  <Opgeheven bij BESL 2018-01-18/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.7.
  <Opgeheven bij BESL 2018-01-18/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.8.§ 1. De [1 vergunningsaanvrager]1, of het nu gaat om een natuurlijk persoon of om een rechtspersoon, moet de samenstelling in zijn voordeel van een borgsom rechtvaardigen van :
  1° 10.000 euro, wanneer de onderneming geen enkele medewerker tewerkstelt of één of 2 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt;
  2° 15.000 euro, wanneer de onderneming 3 tot 5 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt;
  3° 20.000 euro, wanneer de onderneming 6 tot 10 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt;
  4° 25.000 euro, wanneer de onderneming meer dan 10 medewerkers, voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt, verhoogd met 7.500 euro per bijhuis;
  5° als de onderneming haar reizen tegen een vaste som of verblijven tegen een vaste som overwegend verkoopt door toedoen van andere reisagentschappen, voor ten hoogste 20 medewerkers voltijds of gelijk aan voltijds : 50.000 euro vermeerderd met 25.000 euro voor elke groep van 10 medewerkers voltijds of gelijk aan voltijds.
  De vereiste borgsom mag echter niet hoger dan 300.000 euro zijn.
  § 2. Voor toepassing van § 1, wordt er rekening gehouden met de medewerkers die in de hoofdzetel en in de bijkantoren van de onderneming gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkgesteld zijn op het moment van de indiening van de aanvraag en, vervolgens, op 1 juli van elk jaar.
  § 3. De borgsom moet worden aangepast wanneer een nieuw bijhuis geopend wordt die een verhoging van het aantal medewerkers met zich meebrengt, en dit ten laatste voor het verstrijken van de maand juli die op de opening van dit bijhuis volgt.
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.9. De borgtocht neemt ofwel de vorm aan van een hoofdelijke borg van een financiële instelling of van een verzekeringsmaatschappij, ofwel van een deposito bij een deposito- en consignatiefonds.

Art.10.De [1 vergunningsaanvrager]1 moet over vaste lokalen, toegankelijk voor het publiek, beschikken die het mogelijk maken om de activiteit op een voor het publiek herkenbare manier uit te oefenen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

HOOFDSTUK IV. - Procedure van toekenning van vergunningen
Art.11.§ 1. De vergunningsaanvraag wordt met een aangetekende zending bij de door de Regering aangestelde ambtenaar ingediend door middel van een formulier waarvan de vorm door de Minister wordt vastgesteld.
  § 2. De vergunnningsaanvraag moet vergezeld gaan van de volgende documenten :
  1° [1 een officieel identiteitsdocument van de aanvrager als het gaat om een natuurlijk persoon. Indien het een rechtspersoon is, een officieel identiteitsdocument van de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer van de onderneming;]1
  2° [1 een uittreksel uit het strafregister hoogstens drie maanden geleden afgeleverd op naam van de aanvrager van de vergunning, alsook, indien de aanvrager een rechtspersoon is, op naam van de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer van de onderneming.
   Het uittreksel kan uit het strafregister vervangen worden door om het even welk document dat uitgaat van een bevoegde instantie van de Staat van oorsprong waaruit op te maken valt dat de aanvrager, of, in voorkomend geval, de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer van de onderneming aan de vereiste van eerbaarheid beantwoorden.
   Wanneer de documenten beoogd in 2° niet door de bevoegde instanties van de Staat van oorsprong van de aanvrager zijn afgeleverd, kunnen ze vervangen worden door een verklaring onder ede - of, in de Staten waar een dergelijke eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - gedaan door de betrokkene voor een bevoegde juridische of administratieve instantie of, in voorkomend geval, voor een notaris of beroepsorganisatie gemandateerd door de Staat van oorsprong, die een attest zal afleveren dat getuigt van deze eed of van deze plechtige verklaring.
   In het geval dat de formule van deze eed of van deze verklaring niet kan gebruikt worden door de aanvrager van de vergunning, zal deze laatste van een geschikte gelijklopende formule gebruikmaken.]1
  [1 2°/1 indien het een rechtspersoon is, de namenlijst van de bestuurders, zaakvoerders en meer algemeen, personen die gemachtigd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen en te verbinden tegenover derden;]1
  3° de bepalingen met betrekking tot de onderneming of de vereniging waarvan de wet de publicatie in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad voorschrijft, in hun meest recente staat;
  Deze bijlagen kunnen echter vervangen worden door een exemplaar van de statuten die behoorlijk voorzien zijn van de stempel van de griffie van de rechtbank van koophandel, voorafgaand aan hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.
  Wanneer de betrokkene onderdaan is van een [1 andere Staat dan België]1, kan dit document vervangen worden door elk publiekelijk beschikbaar document met betrekking tot de onderneming of de vereniging waarvan de wet van deze Staat de publiciteit voorschrijft.
  4° [1 ...]1
  5° het bewijs van de zekerheidsstelling bij een deposito- en consignatiefonds of van de zekerheidsstelling door een hoofdelijke borg bij een financiële instelling of bij een verzekeringsmaatschappij;
  6° een kopie van de verzekeringsovereenkomst die de burgerlijke en beroepsaansprakelijkheid dekt en van de overeenkomst die de risico's van financiële insolventie dekt.
  § 3. Elke wijziging die een impact heeft op een van de elementen van de vergunningsaanvraag of van de begeleidende documenten, moet aan de door de Regering aangestelde ambtenaar met aangetekende zending worden meegedeeld, binnen een termijn van een maand na het optreden van de gebeurtenis.
  § 4. [1 ...]1
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de vergunninghouders
Art.12. § 1. De door de Regering aangestelde ambtenaar bezorgt aan de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2, § 1 en § 2 van de Ordonnantie, in zoveel exemplaren als de onderneming hoofdzetel en bijhuizen telt, een schild dat eigendom van het Gewest blijft.
  Het model van schild wordt door de Minister bepaald.
  § 2. Het schild moet in de vestiging worden aangebracht dicht bij de ingang zichtbaar voor het publiek.
  § 3. In geval van intrekking of schorsing van de vergunning of bij het ophouden van de werkzaamheid, moeten de vergunning alsmede de schilden van de betrokken vestigingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de verzending van de kennisgeving van de definitieve beslissing van intrekking of van schorsing of binnen tien dagen na het ophouden van de activiteit.

Art.13.Zonder afbreuk te doen aan de andere wettelijke en reglementaire voorschriften inzake informatie, zijn de houders van een vergunning gehouden tot het naleven van de verplichtingen inzake informatie, zoals [1 bepaald]1 in de artikelen 22, 23, 24 en 25 van de Ordonnantie van 19 mei [1 2011]1 tot gedeeltelijk omzetting van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten in het Brussels [1 ]1 Gewest.
  De dienstenverleners zijn, mutatis [1 mutandis]1, gehouden tot het naleven van dezelfde verplichtingen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.14. De houder van een vergunning is ertoe gehouden :
  1° tegenover zijn klanten :
  a) de juiste en nodige inlichtingen betreffende de prijzen en de voorwaarden van een reis of van een verblijf te geven;
  b) de, in de voorziene voorwaarden, diensten te verstrekken waartoe hij zich verplicht heeft;
  c) het geheim te bewaren van al de voorwaarden van een reis of verblijf, zelfs als deze reis of verblijf niet doorging, tenzij hij onderrichtingen van de klant daaromtrent heeft ontvangen, tenzij hij opgeroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen of de wet hem verplicht die voorwaarden bekend te maken;
  d)de door een klant gestorte fondsen niet te gebruiken voor andere doeleinden dan die van de onderneming en de aan klanten verschuldigde fondsen zonder verwijl terug te bezorgen;
  e)geen beroep te doen op leveranciers of onderaannemers die niet de betrouwbare beroeps- of morele waarborgen bieden.
  2° tegenover zijn leveranciers :
  a) de sommen die hen toekomen over te maken binnen de overeengekomen termijnen, zoniet, binnen de gebruikelijke termijnen;
  b) inzake ontbinding van overeenkomsten, de overeengekomen termijnen te eerbiedigen, zoniet, de gebruikelijke termijnen.

HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de borgtocht
Art.15. § 1. De borgtocht dient uitsluitend tot zekerheidstelling van de beroepsverbintenissen aangegaan bij de uitoefening van de werkzaamheden gedekt door de vergunning. Hij kan echter niet dienen ter betaling van schuldeisers reeds voorzien van een andere waarborg, binnen de perken hiervan.
  § 2. De borgtocht mag alleen worden gebruikt als de betaling van de gewaarborgde schuldvorderingen werd gevorderd overeenkomstig de procedure zoals voorzien in de artikels 16 tot 21.
  Deze procedure is eveneens geldig in geval van faillissement van de onderneming.

Art.16. Ten laatste binnen de twaalf maanden van de uitvoering van de prestatie die aanleiding heeft gegeven tot de schuldvordering gewaarborgd door de borgtocht, stuurt de schuldeiser een aanmaning aan de schuldenaar of, in voorkomend geval aan de curator of vereffenaar, en stuurt hij een afschrift hiervan, vergezeld van het afschrift van de onbetaalde facturen, aan de door de Regering aangestelde ambtenaar. De aanmaning moet gemotiveerd zijn en moet de berekening van het gevorderde bedrag in detail weergeven.
  Binnen de tien dagen na ontvangst van het afschrift van de aanmaning stuurt de door de Regering aangestelde ambtenaar een verwittiging aan de schuldenaar waarbij hem wordt herinnerd aan de bepalingen van artikel 17 en zendt, desgevallend, een afschrift aan de hoofdelijke borg.
  Deze briefwisseling geschiedt door middel van aangetekende zending.

Art.17. § 1. Indien binnen tien dagen van de ontvangstmelding van de verzending van de verwittiging zoals bedoeld in artikel 16, de door de Regering aangestelde ambtenaar vanwege de schuldenaar of vanwege de hoofdelijke borg geen aangetekende zending ontvangen heeft waarbij hij, hetzij kennis krijgt van het bewijs van de betaling, hetzij van de kennisgeving dat de schuldvordering of de waarborg ervan geheel of gedeeltelijk betwist wordt, wordt de schuldvordering beschouwd als zeker, vaststaand, opeisbaar en gewaarborgd voor het nietbetaalde en nietbetwiste gedeelte. De borgtocht wordt overeenkomstig § 2 aangewend.
  § 2. Wanneer de borgtocht moet gebruikt worden, geeft de door de Regering aangestelde ambtenaar de Deposito- en Consignatiekas of, al naar het geval, de hoofdelijke borg, onderrichtingen, bij aangetekende zending, de schuldeiser te betalen voor het bedrag dat hij onbetwistbaar binnen een termijn van vijftien dagen verschuldigd acht.
  De hoofdelijke borg beschikt voor de betaling over een termijn van tien dagen te rekenen van de ontvangstmelding van de verzending van de aangetekende zending van de door de Regering aangestelde ambtenaar. De hoofdelijke borg moet, binnen dezelfde termijn, bij aangetekende zending, van die betaling kennis geven aan de door de Regering aangestelde ambtenaar en hem het bewijs ervan overmaken.
  § 3. De door de Regering aangestelde ambtenaar geeft de schuldeiser kennis van de betaling van de schuldvordering.
  In geval van betwisting van de schuldvordering door de schuldenaar, deelt de door de Regering aangestelde ambtenaar aan de schuldeiser mee dat hij zijn rechten op de borgtocht kan uitoefenen door de gewone wettelijke middelen.
  Het geval dat de schuldeiser de betaling tegenspreekt en het geval dat de hoofdelijke borg zijn verplichtingen niet nakomt binnen de in § 2 bepaalde termijn, worden geacht betwistingen te zijn.

Art.18. Indien de borgtocht werd gebruikt overeenkomstig artikel 17, moet de vergunninghouder, overeenkomstig de artikels 8 en 9, zonder ertoe uitgenodigd te zijn, de voormelde borgtocht opnieuw samenstellen binnen tien dagen.

Art.19. § 1. De aanvragen voor aanwending worden naargelang hun ontvangst behandeld en uitgevoerd waarbij de postdatum als bewijs geldt.
  § 2. Wanneer de borgtocht ontoereikend is om al de schuldeisers te betalen die de betaling hebben gevraagd van hun schuldvordering overeenkomstig artikel 17, en die dezelfde poststempel dragen, dan geschiedt de verdeling bij omslag.
  § 3. In afwijking van §§ 1 en 2 moet er in geval van faillissement of van deficitaire vereffening van het reisagentschap tot verdeling bij omslag overgegaan worden tussen alle schuldeisers die de betaling overeenkomstig artikel 17 hebben gevraagd.

Art.20. Iedere bestelbon en iedere factuur uitgaande van een vergunninghouder moet op de voorzijde of op de ommezijde, voor zo ver op de voorzijde een duidelijke verwijzing staat, de volgende gegevens vermelden :
  1° het licentienummer waaronder het reisagentschap geregistreerd is;
  2° dat zijn beroepsverbintenissen gedekt zijn door de borgtocht onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden,
  3° het bedrag van de borgtocht, en
  4° dat de borgtocht enkel kan aangewend worden na verzending van een aangetekende zending van een aanmaning aan de schuldenaar en van een afschrift van deze aanmaning aan de door de Regering aangestelde ambtenaar.

Art.21. § 1. De borgtocht is bevrijd in de gevallen en op de data die hierna zijn bepaald :
  1° In geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de werkzaamheden die door de vergunning zijn gedekt, wordt de borgtocht bevrijd op de dag dat de door de Regering aangestelde ambtenaar de aangetekende zending ontvangt van de vergunninghouder, waarbij hem kennis wordt gegeven van de stopzetting van die werkzaamheden;
  2° Als de hoofdelijke borg beslist zich van zijn verplichtingen te ontdoen, dan wordt de borgtocht na het verstrijken van een termijn van drie maanden bevrijd, ingaande op de dag dat de door de Regering aangestelde ambtenaar de aangetekende zending ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van die beslissing.
  § 2. De borgtocht blijft bestaan gedurende de zes maanden na de datum van de bevrijding teneinde de schuldvorderingen die vóór zijn bevrijding zijn ontstaan en waarvan de betaling overeenkomstig de artikels 16 en 17 werd gevorderd, te waarborgen.

HOOFDSTUK VII. - Statistieken
Art.22. De houder van een vergunning moet ieder jaar de inlichtingen in verband met het toeristische bedrijf verstrekken welke de door de Regering aangestelde ambtenaar van hem vraagt.
  Die inlichtingen zijn vertrouwelijk en enkel bestemd voor statistische doeleinden met betrekking tot de sector van de reisagentschappen.

HOOFDSTUK VIII. - Dienstenverlener
Art.23.§ 1. De geschreven voorafgaande verklaring, zoals bedoeld in artikel 3 van de Ordonnantie, wordt via aangetekende zending naar de door de Regering aangestelde ambtenaar verzonden. Deze kan worden geschreven met behulp van een formulier dat is vastgesteld door de Minister.
  De geschreven voorafgaande verklaring bevat [1 ...]1 de volgende inlichtingen en documenten :
  1° een afschrift van de overeenkomst of overeenkomsten van beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de dienstenverlener [1 ...]1;
  2° het bewijs van voldoende garanties voor het vrijwaren van de naleving van de verplichtingen van de dienstenverlener ten aanzien van zijn cliënten in geval van financiële insolventie.
  § 2. De dienstenverlener wordt onderworpen aan :
  1° de deontologische regels omschreven in artikel 14;
  2° de verplichting om aan de door de Regering aangestelde ambtenaar de inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op het toeristische bedrijf, overeenkomstig artikel 22.
  ----------
  (1)<BESL 2018-01-18/02, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.24. De door de Regering aangestelde ambtenaar kan aan de bevoegde instanties van de Staat of van het Gewest van oorsprong van de dienstenverlener, voor elke dienstenverstrekking, alle relevante inlichtingen vragen met betrekking tot de wettelijkheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstenverlener alsook over de afwezigheid van enige strafrechtelijke sanctie of tuchtmaatregel van professionele aard.
  In geval van klacht van de kant van de ontvanger van een dienst ten aanzien van een dienstenverlener, ziet de door de Regering aangestelde ambtenaar erop toe dat deze klacht correct behandeld wordt en dat de ontvanger van de dienst wordt ingelicht over het vervolg dat aan de klacht gegeven wordt.

HOOFDSTUK IX. - Uitvoering en controle
Art.25. De door de Regering aangestelde ambtenaar is de Directeur-generaal van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  In geval van diens afwezigheid, is de door de Regering aangestelde ambtenaar de Secretaris-generaal of de Adjunct-secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art.26. De directeur, de attachés, de assistenten en de adjuncten van de Economische Inspectie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn belast met het toezicht op de naleving van de door of overeenkomstig de Ordonnantie vastgestelde regels.

HOOFDSTUK X. - Intrekkings-, overgangs- en slotbepalingen
Art.27. Onverminderd artikel 28, wordt het koninklijk besluit van 30 juni 1966 betreffende het statuut van de reisbureaus opgeheven.

Art.28. Elke natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning van categorie B en C bezit op het moment van inwerkingtreding van dit besluit mag de activiteit van reisagentschap verder uitoefenen volgens de bepalingen van zijn vergunning.

Art.29. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een vergunning bezit toegekend onder het stelsel dat van toepassing was voor de inwerkingtreding van de Ordonnantie en van dit besluit, beschikt over een termijn van 6 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit om de borgtocht overeenkomstig de artikelen 8 en 9 in te stellen.

Art.30. De Ordonnantie, met uitzondering van artikel 11, eerste lid, 1°, dat in werking is getreden op 3 augustus 2011, treedt in werking op de volgende dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  In afwijking van het eerste lid heeft artikel 11, tweede lid, van de Ordonnantie uitwerking met ingang van 3 augustus 2011.
  Dit besluit treedt in werking op de volgende dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 31. De Minister van Economie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.