4 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en van de werking van de Federale Adviesraad voor Ouderen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-06-2012 en tekstbijwerking tot 26-06-2023)
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- " de Raad " : de Federale Adviesraad voor Ouderen;
- " de Minister " : de Minister bevoegd voor Pensioenen;
- " de wet van 8 maart 2007 " : de wet van 8 maart 2007 tot oprichting van een Federale Adviesraad voor Ouderen;
- " de ambtenaren-generaal " : de verantwoordelijken van de administraties bevoegd voor de aangelegenheden vermeld in artikel 3, § 3, van de wet van 8 maart 2007.
Art.2.De Raad is samengesteld uit :
1° 4 [1 organisaties met deskundigheid op het vlak van het ouderenbeleid]1 op federaal niveau;
2° 10 [1 organisaties met deskundigheid op het vlak van het ouderenbeleid]1 binnen het Nederlandse taalgebied;
3° 8 [1 organisaties met deskundigheid op het vlak van het ouderenbeleid]1 actief binnen het Franse taalgebied;
4° 2 [1 organisaties met deskundigheid op het vlak van het ouderenbeleid]1 actief binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofstad;
5° 1 [1 organisaties met deskundigheid op het vlak van het ouderenbeleid]1 actief binnen het Duitse taalgebied;
6° de ambtenaren-generaal van de administraties bevoegd voor de aangelegenheden vermeld in artikel 3, § 3, van de wet van 8 maart 2007 of hun afgevaardigden;
7° de Minister bevoegd voor Pensioenen of zijn afgevaardigde;
8° de Minister bevoegd voor Sociale Zaken of zijn afgevaardigde;
9° de Minister bevoegd voor Gelijke kansen of zijn afgevaardigde;
10° de Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding of zijn afgevaardigde;
11° de Minister bevoegd voor Mobiliteit of zijn afgevaardigde;
12° de Minister bevoegd voor Zelfstandigen of zijn afgevaardigde
De leden opgesomd in het eerste lid, 6° tot 12°, wonen de vergaderingen met raadgevende stem bij.
----------
(1)<KB 2023-06-15/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 21-07-2023>
Art.3. Het bureau is samengesteld uit :
1° de voorzitter van de Raad;
2° de ondervoorzitter van de Raad;
3° de voorzitters en ondervoorzitters van de permanente commissies bedoeld in artikel 3, § 3, tweede lid, van de wet van 8 maart 2007;
4° de ambtenaren-generaal die lid zijn van de Raad of hun afgevaardigden;
5° de Minister bevoegd voor Pensioenen of zijn afgevaardigde;
6° de Minister bevoegd voor Sociale zaken of zijn afgevaardigde;
7° de Minister bevoegd voor Gelijke Kansen of zijn afgevaardigde;
8° de Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding of zijn afgevaardigde;
9° de Minister bevoegd voor Mobiliteit of zijn afgevaardigde;
10° de Minister bevoegd voor Zelfstandigen of zijn afgevaardigde.
De voorzitter van de Raad en de ondervoorzitter van de Raad bedoeld in het vorige lid nemen respectievelijk de functies waar van voorzitter en ondervoorzitter van het bureau.
De leden opgesomd in het eerste lid, 4° tot 10°, wonen de vergaderingen met raadgevende stem bij.
Art.4. De leden van de Raad, behalve de leden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6° tot 12°, evenals de experts op wiens samenwerking een beroep wordt gedaan, kunnen aanspraak maken :
1° op de terugbetaling van de reiskosten volgens de voorwaarden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor de ambtenaren van niveau A;
2° op de terugbetaling van de verblijfskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten.
Art.5. De leden van het bureau, behalve de leden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 4° tot 10°, krijgen een presentiegeld waarvan het bedrag wordt bepaald als volgt :
- 18 euro voor de voorzitter en de ondervoorzitter;
- 9 euro voor de andere leden.
Het bedrag van het presentiegeld wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Art.6. De minister of zijn afgevaardigde sluit, in het kader van de opdracht van deze Raad, een verzekeringscontract af tot schadeloosstelling van de leden en experts van de raad, voor lichamelijke schade veroorzaakt door een ongeval tijdens een vergadering van voormelde raad of op de weg naar of van de plaats van de vergadering.
Art. 7. De Minister bevoegd voor Pensioenen, de Minister bevoegd voor Gelijke Kansen, de Minister bevoegd voor Sociale Zaken, de Minister bevoegd voor Zelfstandigen, de Minister bevoegd voor Mobiliteit en de Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.