Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 DECEMBER 2012. - Wet houdende tewerkstellingsplan



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Art. 1
TITEL 2. - Uitvoering van het tewerkstellingsplan
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering
Art. 2-3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002
Art. 4-8
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 24 december 1999
Art. 9-12
HOOFDSTUK 4. - Risicogroepen
Art. 13-14
HOOFDSTUK 5. - Alternatieve financiering
Art. 15
TITEL 3. - Intrekking van hoofdstuk 1 van titel 8 van de programmawet (I) van 29 maart 2012
Art. 16
TITEL 4. - Wijziging van hoofdstuk 7 van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord
Art. 17-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2000003794  2000012029  2000022052  2002021488  2006021363  2011012030  2012021063 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Uitvoering van het tewerkstellingsplan
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering
Art.2. In artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, d) wordt geschrapt;
  2° in het laatste lid van § 2 worden de woorden "en het aanvullend bedrag bedoeld in § 1, d)," geschrapt.

Art.3. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2013.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002
Art.4. In artikel 336 van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wetten van 19 juni 2009 en 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "G5 of G6" vervangen door de woorden "G5, G6, G8 of G9";
  2° tussen het zevende en het achtste lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende :
  " G8 is gelijk aan 1.500 euro.
  G9 is gelijk aan 800 euro. ";
  3° in het laatste lid worden de woorden "G5 en G6" vervangen door de woorden "G5, G6, G8 en G9".

Art.5. In artikel 338 van dezelfde programmawet worden de woorden "G5 of G6" vervangen door de woorden "G5, G6, G8 of G9".

Art.6. Artikel 339 van dezelfde programmawet, gewijzigd bij de wet van 23 december 2005, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 339. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en regels bepalen volgens de welke een doelgroepvermindering kan worden toegekend voor werknemers van categorie 1, bedoeld in artikel 330, die op de laatste dag van het kwartaal tenminste de leeftijd van 54 jaar bereikt hebben en waarvan het refertekwartaalloon lager is dan de loongrens S1 bedoeld in artikel 331. Het forfaitaire bedrag van de doelgroepvermindering kan wijzigen in functie van de leeftijd. "

Art.7. In artikel 346 van dezelfde programmawet (I), voor het laatst gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
  " § 2. De werkgevers bedoeld in artikel 335 kunnen genieten van een doelgroepvermindering tijdens de tewerkstelling van jongeren met een startbaanovereenkomst, bedoeld in artikel 27 van de wet van 24 december 1999, vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin zij de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, op voorwaarde dat de betrokken jongere een erg laag geschoolde, laaggeschoolde of middengeschoolde jongere is als bedoeld in artikel 24 van de wet van 24 december 1999 en van wie het refertekwartaalloon lager is dan de loongrens die de Koning bepaalt. ";
  3° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.

Art.8. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2013, met uitzondering van de artikelen 4 en 5, die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2012.

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 24 december 1999   ter bevordering van de werkgelegenheid
Art.9. In artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, vervangen bij de wet van 23 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
  " 2° erg laag geschoolde jongere : de onder 1° bedoelde jongere die geen getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs of van het lager secundair onderwijs bezit; ";
  2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende :
  " 3° middengeschoolde jongere : de in artikel 23 bedoelde jongere die hoogstens een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; ".

Art.10. In titel 2, hoofdstuk 8, van dezelfde wet wordt een onderafdeling 3/1 ingevoegd die het artikel 42/1 bevat, luidende :
  " Onderafdeling 3/1. - Het engagement om werkplekleerplaatsen ter beschikking te stellen
  Art. 42/1. § 1. Alle werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, zijn verplicht, ongeacht het aantal werknemers dat elk afzonderlijk tewerkstelt, jaarlijks een aantal werkplekleerplaatsen ter beschikking te stellen a rato van een procent van hun totale personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, tijdens het tweede kwartaal van het voorafgaande jaar, met dien verstande dat het geheel van de werkgevers van de werknemers als bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002, afzonderlijk een procent van hun totale personeelsbestand bereiken.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, wat dient te worden verstaan onder personeelsbestand.
  Onder werkplekleerplaatsen wordt verstaan, de opleiding in de onderneming, inrichting of dienst van de werkgever van :
  1° jongeren tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst, bedoeld in artikel 27, eerste lid, 3° ;
  2° jongeren tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst, bedoeld in artikel 27, eerste lid, 2° ;
  3° jongeren in een instapstage;
  4° jongeren in een beroepsopleiding onder toezicht van de dienst voor beroepsopleiding van de bevoegde Gemeenschap.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, de in het vorige lid bepaalde definitie uitbreiden.
  Voor de invulling van de verplichting bedoeld in het eerste lid, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, de manier waarop de werkplekleerplaatsen in rekening gebracht worden.
  § 2. Voor de invulling van de verplichting, bedoeld in § 1, eerste lid, worden ook de werknemers in aanmerking genomen die onmiddellijk na afloop van hun opleiding op een werkplekleerplaats bedoeld in § 1, eerste lid, met een arbeidsovereenkomst worden aangeworven door dezelfde werkgever, en dit gedurende het kwartaal waarin deze arbeidsovereenkomst aanvangt en de volgende drie kwartalen.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, de manier waarop de in het eerste lid bedoelde werknemers in rekening gebracht worden.
  § 3. Elk jaar uiterlijk op 30 september evalueren de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad gezamenlijk of de in § 1 bedoelde verplichting nageleefd werd. "

Art.11. In titel 2, hoofdstuk 8, van dezelfde wet wordt een onderafdeling 3/2 ingevoegd die het artikel 42/2 bevat, luidende :
  " Onderafdeling 3/2. - De verplichting om werkplekleerplaatsen ter beschikking te stellen
  Art. 42/2. De werkgevers die een personeelsbestand hebben, uitgedrukt in eenheden, van ten minste honderd werknemers op 30 juni van het voorafgaande jaar, moeten jaarlijks een aantal werkplekleerplaatsen ter beschikking stellen a rato van een procent van hun personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, tijdens het tweede kwartaal van het voorafgaande jaar.
  De bepalingen van artikel 42/1, § 1, tweede tot vijfde lid, en § 2, zijn van toepassing voor de invulling van de verplichting bedoeld in het vorige lid. "

Art.12. Artikelen 9 en 10 treden in werking op 1 januari 2013.
  Artikel 11 treedt in werking op een datum bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en ten vroegste op 1 januari 2015. Dit artikel kan pas in werking treden indien uit gegevens uit de DmfA- en Dimona-aangiften blijkt dat het engagement, bedoeld in artikel 42/1 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet werd nageleefd. Op de datum van inwerkingtreding van artikel 42/2 van dezelfde wet treedt artikel 42/1, § 1, van deze wet buiten werking.

HOOFDSTUK 4. - Risicogroepen
Art.13. Artikel 191 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, wordt gewijzigd als volgt :
  1° § 3 wordt vervangen als volgt :
  " De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, bepalen dat projecten gericht op risicogroepen en die worden ingediend door de paritaire comités of paritaire subcomités, worden gefinancierd met een gedeelte van de bijdrage bedoeld in paragraaf 1.
  Deze projecten kunnen enkel worden ingediend door de paritaire comités en paritaire subcomités die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten bedoeld in artikel 190, § 1 en die voor de twee voorgaande jaren voldaan hebben aan de verplichting bedoeld in artikel 190, § 3.
  De projecten bedoeld in het eerste lid moeten zich richten tot de risicogroepen zoals bepaald door de Koning op grond van artikel 189, vierde lid.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na het advies te hebben ingewonnen van de Nationale Arbeidsraad, de wijze, de termijn en de selectie van de ingediende projecten. Hij bepaalt tevens de wijze waarop de middelen worden toegewezen en de controle op het gebruik van deze middelen. Hij bepaalt jaarlijks het bedrag aan middelen die aan nieuwe projecten kunnen worden besteed. ";
  2° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art.14. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2013.

HOOFDSTUK 5. - Alternatieve financiering
Art.15. In artikel 66, § 3bis van de programmawet van 2 januari 2001, wordt het vierde lid aangevuld met de woorden :
  " Vanaf 2013 wordt het bedrag ten titel van alternatieve financiering van de werkbonus verhoogd met 37.280.000 euro. "

TITEL 3. - Intrekking van hoofdstuk 1 van titel 8 van de programmawet (I) van 29 maart 2012
Art.16. In titel 8 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 wordt hoofdstuk 1, dat de artikelen 107 tot en met 112 bevat, ingetrokken.

TITEL 4. - Wijziging van hoofdstuk 7 van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord
Art.17. Artikel 55 van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " In afwijking van het eerste lid treedt afdeling 2 buiten werking op 31 december 2015. "

Art. 18. Deze titel treedt in werking op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Werk,
  Mevr. M. DE CONINCK
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  Voor de Minister van Justitie, afwezig :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Pensioenen,
  A. DE CROO