15 MEI 2012. - Wet betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-10-2012 en tekstbijwerking tot 24-05-2019)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Het huisverbod
Art. 2-5
HOOFDSTUK 2/1. [1 - Bestraffing van de overtreding van het huisverbod]1
Art. 5/1, 5/2
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art. 6
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Het huisverbod
Art.2. Onder " uithuisgeplaatste " wordt in de zin van deze wet verstaan de persoon aan wie een huisverbod is opgelegd.
Art.3. § 1. Indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat de aanwezigheid van een meerderjarige persoon in de verblijfplaats een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die dezelfde verblijfplaats betrekken, kan de procureur des Konings ten aanzien van deze persoon een huisverbod bevelen.
§ 2. Het huisverbod omvat voor de uithuisgeplaatste de plicht om onmiddellijk de gemeenschappelijke verblijfplaats te verlaten en het verbod tot het betreden van, zich op te houden bij of aanwezig te zijn in die verblijfplaats evenals het verbod om contact op te nemen met de in § 4, 3°, bedoelde personen die met hem deze verblijfplaats betrekken.
§ 3. Het huisverbod geldt gedurende maximaal [1 veertien dagen]1, te rekenen vanaf de kennisgeving ervan aan de betrokken persoon.
§ 4. [1 De beslissing van de Procureur des Konings wordt mondeling meegedeeld aan de uithuisgeplaatste. Binnen de kortst mogelijke termijn wordt via het meest geschikte communicatiemiddel aan de uithuisgeplaatste en aan degenen die dezelfde verblijfplaats betrekken, een afschrift meegedeeld van dit op schrift gesteld bevel, dat inzonderheid bevat :]1
1° een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor de maatregel geldt;
2° de feiten en omstandigheden die aanleiding gegeven hebben tot het in § 1 bedoelde huisverbod;
3° de namen van de personen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen, geldt;
4° de sancties die de niet-naleving van het verbod tot gevolg kunnen hebben.
§ 5. [1 ...]1. Een afschrift van deze beslissing wordt via het meest geschikte communicatiemiddel meegedeeld aan de korpschef van de lokale politie van de politiezone waarbinnen de verblijfplaats waarop het huisverbod betrekking heeft gelegen is.
[1 De procureur des Konings deelt zijn beslissing tot tijdelijk huisverbod onverwijld mee aan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen opdat deze de personen die met de uithuisgeplaatste dezelfde verblijfplaats betrekken zou bijstaan en voorlichten.]1
[2 De procureur des Konings deelt zijn beslissing tot tijdelijk huisverbod eveneens onverwijld mee aan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, krachtens artikel 5, § 1, III, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, opdat deze de uithuisgeplaatste zou bijstaan en opvolgen tijdens het tijdelijk huisverbod.]2
§ 6. De uithuisgeplaatste deelt ten laatste binnen vierentwintig uur na de kennisgeving van het bevel, aan de procureur des Konings de plaats mee waar en op welke wijze hij gedurende de duur van het verbod bereikbaar is.
§ 7. De procureur des Konings kan het huisverbod te allen tijde opheffen, wanneer hij van oordeel is dat het in § 1 bedoelde gevaar geweken is of, indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, de invulling van deze maatregel wijzigen. Hij handelt hierbij overeenkomstig §§ 4 en 5.
----------
(1)<W 2019-05-05/10, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 165,5°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.4.§ 1. Ten laatste op de eerste dag waarop de griffie geopend is volgend op de dag van het bevel tot huisverbod, deelt de procureur des Konings het bevel mee aan de [1 familierechtbank van het arrondissement waarin de betrokken verblijfplaats gelegen is, onverminderd artikel 629bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek]1.
De procureur des Konings doet eveneens mededeling aan de [1 familierechtbank]1 en de partijen van de processen-verbaal die aanleiding hebben gegeven tot het huisverbod en, in voorkomend geval, van zijn beslissing om het huisverbod op te heffen of de invulling ervan te wijzigen, alsook van de processen-verbaal houdende inbreuken op het huisverbod.
§ 2. Binnen vierentwintig uur na de mededeling van het bevel bepaalt de [1 familierechtbank]1 de dag en het uur van de zitting waarop de zaak kan worden behandeld. De zitting vindt plaats binnen de in artikel 3, § 3, bedoelde termijn.
Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de in het bevel van de procureur des Konings, vermelde partijen, kennis van de plaats, de dag en het uur van de zitting en nodigt hen, in voorkomend geval, uit een verzoek te richten tot dringende voorlopige maatregelen of voorlopige maatregelen betreffende de gemeenschappelijke verblijfplaats.
Hij deelt eveneens de dag en het uur van de zitting mee aan de procureur des Konings die het huisverbod bevolen heeft.
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 267, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014, zie W 2014-05-08/02, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art.5.§ 1. Indien de partijen of de procureur des Konings daar schriftelijk of mondeling ter zitting om verzoeken, behandelt de [1 familierechtbank]1 de zaak en hoort [1 zij]1 de aanwezige partijen.
Deze zaak wordt behandeld in raadkamer. De [1 familierechtbank]1 kan evenwel in elke stand van het geding, naargelang van de omstandigheden, de openbaarheid van de debatten bevelen, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van het openbaar ministerie of van een partij in het geding.
§ 2. De [1 familierechtbank]1 doet tijdens deze zitting, op verzoek, uitspraak over de naleving van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde voorwaarden.
[1 Zij]1 kan het huisverbod opheffen of, bij een met redenen omkleed vonnis, verlengen met ten hoogste drie maanden te rekenen vanaf het vonnis indien en voor zover de in artikel 3, § 1, bedoelde feiten of omstandigheden dit op het tijdstip van het vonnis rechtvaardigen.
De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.
§ 3. De griffier geeft aan de partijen bij gerechtsbrief kennis van het vonnis, alsmede van de rechtsmiddelen waarover zij beschikken. [1 Zij]1 deelt het vonnis eveneens mee aan de procureur des Konings.
§ 4. De [1 familierechtbank]1 kan te allen tijde, op verzoek van een van de partijen of de procureur des Konings bij een met redenen omkleed vonnis de invulling van de maatregel van het huisverbod wijzigen of het huisverbod opheffen indien de omstandigheden van de zaak dit vereisen.
§ 5. De zaak blijft ingeschreven op de rol van [1 de familierechtbank]1 totdat het huisverbod eindigt. In geval van nieuwe elementen, kan de zaak opnieuw voor de [1 familierechtbank]1 worden gebracht bij conclusie of bij schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of is gericht aan de griffie. Artikel 730, § 2, a), van het Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing op deze zaken.
§ 6. De partijen kunnen tijdens de duur van het huisverbod een verzoek om dringende voorlopige maatregelen neerleggen bij conclusie of bij schriftelijk verzoek dat wordt ingediend bij of gericht is aan de griffie.
§ 7. Indien de [1 familierechtbank]1 binnen de in artikel 3, § 3, bedoelde termijn, geen beslissing heeft genomen, vervalt het huisverbod. Het huisverbod vervalt van rechtswege ingeval er een rechterlijke beslissing werd getroffen die verband houdt met de gemeenschappelijke verblijfplaats.
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 268, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014, zie W 2014-05-08/02, art. 93, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK 2/1. [1 - Bestraffing van de overtreding van het huisverbod]1
----------
(1)
Art. 5/1. [1 De uithuisgeplaatste, bedoeld in artikel 2, die het ten aanzien van zijn persoon door de procureur des Konings opgelegde bevel overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van 26 euro tot 100 euro of met een van die straffen alleen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/10, art. 168, 004; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 5/2. [1 De uithuisgeplaatste, bedoeld in artikel 2, die het ten aanzien van zijn persoon door de familierechtbank verlengde bevel overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van 26 euro tot 100 euro of met een van die straffen alleen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/10, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art. 6. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.