19 JULI 2012. - Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-08-2012 en tekstbijwerking tot 23-05-2014)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - De vierdagenweek
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen
Art. 11
2012002051 2012002052 2013002055 2013009439 2013011423 2014000003 2014002040 2014009319 2014009540 2014011501 2014205669 2015002007 2015002090 2015018387 2016002025 2016002056 2016024160 2017011181 2017011456 2017020598 2017020609 2018030666 2019012251 2019012651 2019013179 2019030394 2019030395 2020010106 2020015499 2020020231 2020030868 2021031789 2021033694 2021040338 2021042573 2022034734
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet is van toepassing op het federaal administratief openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Deze wet is eveneens van toepassing op de door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, aangewezen andere besturen en diensten van de federale Staat en overheidsdiensten die onder het gezag of het toezicht vallen van de federale overheid.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regelen en voorwaarden voor het uit oefenen van het recht op de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar voor de personeelsleden tewerkgesteld bij de in het eerste en tweede lid bedoelde overheidsdiensten, alsook voor welke functies de titularissen uitgesloten zijn van dit recht.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van toepassing maken op het personeel verbonden aan hoven en rechtbanken.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van toepassing maken op alle of bepaalde personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, of op die van één van beide voornoemde kaders en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 143 van diezelfde wet van 7 december 1998.
Art.3. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regelen voor het van toepassing verklaren van de bijzondere bepalingen inzake de sociale zekerheid op het personeel van de andere administratieve overheden wanneer deze overheden beslist hebben om de maatregelen van de vierdagenweek bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bepaald in de artikelen 7 en 8 van toepassing te maken op hun personeel.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder " de andere administratieve overheden " :
1° de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten en de gemeenschapscommissies, alsook de publiekrechterlijke rechspersonen die van deze overheidsdiensten afhangen;
2° de gemeenten en de provincies met inbegrip van de gemeentebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van een provincie of een gemeente.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt niet verstaan onder " andere administratieve overheden ", de overheden die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Voor wat andere administratieve overheden vermeld onder het tweede lid, 2°, betreft, kan alleen een verzoek voor het van toepassing verklaren van de bijzondere bepalingen van de sociale zekerheid bedoeld in het eerste lid ingediend worden door de bevoegde overheid van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest.
HOOFDSTUK II. - De vierdagenweek
Art.4.§ 1. De in vast verband benoemde personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn en de personeelsleden die in dienst genomen zijn met een arbeidsovereenkomst en voltijds tewerkgesteld zijn, hebben het recht om vier vijfde te verrichten van de prestaties die hun normaal worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week.
[1 In afwijking van het eerste lid, kunnen de personeelsleden van de politiediensten een andere spreiding op weekbasis vragen van de prestaties die zij in het raam van de vierdagenweek verrichten.]1
§ 2. Het in vast verband benoemde personeelslid alsook het met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelslid van jonger dan 55 jaar kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, voor een maximumperiode van 60 maanden. De maximumduur van 60 maanden wordt verminderd met de reeds opgenomen periodes van de vrijwillige vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.
§ 3. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in het § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer het vastbenoemd personeelslid op de begindatum van dit verlof voldoet aan één van de volgende voorwaarden :
1° het heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar;
2° het is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep beschouwd :
1° het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in minstens twee ploegen van minstens twee vastbenoemde personeelsleden, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan één vierde van hun dagtaak, op voorwaarde dat het vastbenoemd personeelslid van ploegen alterneert;
2° het werk in onderbroken diensten waarbij het vastbenoemd personeelslid permanent werkt in dagprestaties waarvan de begintijd en de eindtijd minimum elf uur uit elkaar liggen met een onderbreking van minstens drie uur en minimumprestaties van zeven uur. Onder permanent verstaat men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van het vastbenoemd personeelslid is en dat het niet occasioneel in een dergelijke dienst wordt tewerkgesteld;
3° het werk met prestaties tussen 20 uur en 6 uur.
Het begrip zwaar beroep kan, na advies van het Gemeenschappelijk Comité van alle Overheidsdiensten, bij een in Ministerraad overlegd besluit aangepast worden.
§ 4. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling.
§ 5. Het personeelslid kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere termijn aanvaardt.
----------
(1)<W 2013-12-21/22, art. 53, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.5. § 1. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht bedoeld in artikel 4 ontvangt tachtig procent van de wedde, vermeerderd met een premie van 70,14 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Wanneer tachtig percent van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd.
§ 2. Voor de vastbenoemde personeelsleden wordt de periode van afwezigheid als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een analoge stand.
§ 3. Voor de personeelsleden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst wordt gedurende de afwezigheid de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst.
Art.6.
<Opgeheven bij W 2014-04-24/44, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK III. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
Art.7. § 1. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° het was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;
2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, tweede en derde lid.
§ 2. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om halftijds te werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling.
§ 3. Het toekennen van dat recht bedoeld in §§ 1 en 2, is afhankelijk van het indienen door het personeelslid van een aanvraag bij de openbare dienst waaronder het personeelslid ressorteert.
De bepalingen met betrekking tot het aanvragen van het pensioen blijven gelden.
§ 4. Het vastbenoemd personeelslid kan een einde maken aan de in §§ 1 en 2 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere termijn aanvaardt. In dit geval, kan de betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
Art.8. § 1. Het vastbenoemd personeelslid dat gebruik maakt van het recht bedoeld in artikel 7 ontvangt de helft van de wedde alsook een maandelijkse premie ten bedrage van 295,99 EUR.
Wanneer de helft van de wedde niet volledig betaald wordt, wordt de premie bedoeld in het eerste lid, prorata verminderd.
§ 2. In afwijking van artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt er geen rekening gehouden met de in § 1 bedoelde premie voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.
§ 3. Het vastbenoemd personeelslid kan afzien van de in § 1 bedoelde premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de dienst waaronder hij ressorteert.
§ 4. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een analoge stand.
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
Art.9. Artikel 26, van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de wet van 4 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 27, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de eerste zin van § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 juni 1999, 14 december 2000, 3 oktober 2003, 1 februari 2005, 22 februari 2006, 14 februari 2008, 19 december 2008 en 4 februari 2011, wordt vervangen door de volgende zin :
" De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van de artikelen 9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover deze artikelen de vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen. ";
2° § 3 wordt opgeheven;
3° er wordt een § 5 toegevoegd, luidende als volgt :
" § 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt de maximumduur voor de vrijwillige vierdagenweek vastgesteld op 60 maanden. De periodes vóór deze datum worden niet aangerekend op deze maximumduur. "
HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen
Art. 11. § 1. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin deze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 3 tot 8, waarvan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding bepaalt en met uitzondering van artikel 10, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 31 december 2011.
§ 2. De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van het artikel 6, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover dit artikel de vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreft.
(NOTA : Inwerkingtreding van art. 4 tot en met 8 vastgesteld op 01-10-2012 door KB 2012-07-19/02, art. 24, 1°)
(NOTA : Inwerkingtreding van art. 3 vastgesteld op 01-10-2012 door KB 2012-09-20/03, art. 2, 1°)