19 JANUARI 2012. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 3-26
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven en van de artikelen 23, § 4, c), i), 30 en 31 van de Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.3. Artikel 1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen door de wet van 15 juli 1996, wordt aangevuld met een 3° tot een 14°, luidende :
" 3° onderdaan van een derde land : eenieder die geen burger van de Unie is en die geen persoon is die onder het gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van de Schengen grenscode;
4° illegaal verblijf : de aanwezigheid op het grondgebied, van een vreemdeling die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot of het verblijf op het grondgebied;
5° terugkeer : het feit dat een onderdaan van een derde land, hetzij op vrijwillige basis nadat hij het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing tot verwijdering, hetzij gedwongen, terugkeert naar zijn land van herkomst of een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of naar een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt gemachtigd of toegelaten tot het verblijf;
6° beslissing tot verwijdering : de beslissing die de illegaliteit van het verblijf van een vreemdeling vaststelt en een terugkeerverplichting oplegt;
7° verwijdering : de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verwijdering, namelijk de fysieke verwijdering van het grondgebied;
8° inreisverbod : de beslissing waarbij de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor een bepaalde termijn wordt verboden, die kan samengaan met een beslissing tot verwijdering;
9° vrijwillig vertrek : het feit dat het grondgebied wordt verlaten binnen de termijn die daarvoor is vastgesteld in de beslissing tot verwijdering;
10° vrijwillige terugkeer : terugkeer van een persoon naar zijn land van herkomst of een derde land waar hij toegelaten is om te verblijven op het grondgebied, tengevolge van een autonoom genomen beslissing om beroep te doen op een programma voor bijstand aan terugkeer uitgewerkt door de overheid van het gastland;
11° risico op onderduiken : het feit dat een onderdaan van een derde land die het voorwerp uitmaakt van een procedure tot verwijdering, een actueel en reëel risico vormt om zich te onttrekken aan de autoriteiten. Daartoe baseert de minister of zijn gemachtigde zich op objectieve en ernstige elementen;
12° kwetsbare persoon : zowel de begeleide als de niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan;
13° beschikking 2004/573/EG : de beschikking van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten;
14° geïdentificeerde vreemdeling : iedere vreemdeling
- die in het bezit is van een geldig reisdocument, een geldig paspoort of een geldig identiteitsdocument, of
- die werd erkend als onderdaan door de nationale overheid van zijn land, die zich bereid verklaarde een doorlaatbewijs af te leveren, of
- die valt onder de categorie nationaliteiten waarvoor de minister zelf een doorlaatbewijs kan afleveren. "
Art.4. Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 juli 1996, wordt aangevuld met een 9°, luidende :
" 9° wanneer een onderdaan van een derde land het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is. "
Art.5. In artikel 7 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wet van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen door wat volgt :
" Onverminderd meer voordelige bepalingen vervat in een internationaal verdrag, kan de minister of zijn gemachtigde aan de vreemdeling, die noch gemachtigd noch toegelaten is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk of om er zich te vestigen, een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven of moet de minister of zijn gemachtigde in de in 1°, 2°, 5°, 11° of 12° bedoelde gevallen een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven. ";
2° het eerste lid wordt aangevuld met een 12°, luidende :
" 12° wanneer een vreemdeling het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is. ";
3° het tweede en het derde lid worden vervangen door wat volgt :
" Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen onder Titel IIIquater, kan de minister of zijn gemachtigde, in de in artikel 74/14, § 3, bedoelde gevallen de vreemdeling naar de grens terugleiden.
Te dien einde, en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kan de vreemdeling vastgehouden worden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatregel, meer in het bijzonder wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert, en zonder dat de duur van de vasthouding twee maanden te boven mag gaan.
De minister of zijn gemachtigde kan, in dezelfde gevallen, de vreemdeling een verblijfplaats aanwijzen voor de tijd die nodig is om deze maatregel uit te voeren. "
Art.6. In artikel 8bis, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 september 2004, worden de woorden " , onverminderd de bepalingen van Titel IIIquater en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, " worden ingevoegd tussen de woorden " kan de minister of zijn gemachtigde " en de woorden " de vreemdeling ".
Art.7. In artikel 27, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 september 2004, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
" De in §§ 1 en 2 bedoelde vreemdelingen kunnen onverminderd de bepalingen van Titel IIIquater en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast te dien einde worden opgesloten, meer in het bijzonder wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert tijdens de periode die voor de uitvoering van de maatregel tot verwijdering strikt noodzakelijk is. "
Art.8. Het artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, wordt opgeheven.
Art.9. In dezelfde wet wordt een artikel 57/6/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 57/6/1. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen is bevoegd om de aanvraag tot erkenning van de vluchtelingenstatus in de zin van artikel 48/3 of tot het bekomen van de subsidiaire beschermingsstatus in de zin van artikel 48/4, die ingediend wordt door een onderdaan van een veilig land van herkomst of door een staatloze die voorheen in dat land zijn gewone verblijfplaats had, niet in overweging te nemen wanneer uit zijn verklaringen niet duidelijk blijkt dat, wat hem betreft, een gegronde vrees voor vervolging bestaat in de zin van het internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951, zoals bepaald in artikel 48/3 of dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade, zoals bepaald in artikel 48/4.
Een land van herkomst wordt als veilig beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van het internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondetekend te Genève op 28 juli 1951, zoals bepaald in artikel 48/3 of dat er geen zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat de asielzoeker een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade, zoals bepaald in artikel 48/4. Hierbij dient onder meer rekening te worden gehouden met de mate waarin bescherming geboden wordt tegen vervolging of mishandeling door middel van :
a) de wetten en voorschriften van het land en de wijze waarop deze in de praktijk worden toegepast;
b) de naleving van de rechten en vrijheden neergelegd in het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten of het Verdrag tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, § 2, van voornoemd Europees Verdrag zijn toegestaan;
c) de naleving van het non-refoulement beginsel;
d) het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schending van voornoemde rechten en vrijheden.
De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is dient te stoelen op een reeks informatiebronnen waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten van de Europese Unie, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
Op gezamenlijk voorstel van de minister en de minister van Buitenlandse Zaken en nadat de minister het advies van de Commissaris-generaal voor Vluchtelingen en de Staatlozen heeft ingewonnen, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, ten minste eenmaal per jaar de lijst van veilige landen van herkomst. Deze lijst wordt meegedeeld aan de Europese Commissie.
De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt met redenen omkleed met vermelding van de omstandigheden van de zaak en moet getroffen worden binnen een termijn van vijftien werkdagen. "
Art.10. In artikel 57/9, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en vervangen door de wet van 30 december 2009, worden de woorden " in artikel 57/6, 1° tot 7°, " vervangen door de woorden " in artikel 57/6, 1° tot 7° en 57/6/1 ".
Art.11. In artikel 52/3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, worden de woorden " in artikel 7, eerste lid, 1° tot 11° " vervangen door de woorden " in artikel 7, eerste lid, 1° tot 12° ";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende zinnen :
" Indien de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep van de vreemdeling tegen een beslissing genomen door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen verwerpt in overeenstemming met artikel 39/2, § 1, 1°, en de vreemdeling verblijft onregelmatig in het Rijk, beslist de minister of zijn gemachtigde onverwijld dat de vreemdeling valt onder de in artikel 7, eerste lid, 1° tot 12°, of de in artikel 27, § 1, eerste lid, en § 3, bedoelde gevallen. Deze beslissing wordt onverwijld ter kennis gebracht van de betrokkene overeenkomstig artikel 51/2. ";
3° in § 2, eerste zin, worden de woorden " in artikel 7, eerste lid, 1° tot 11° " vervangen door de woorden " in artikel 7, eerste lid, 1° tot 12° ".
Art.12. In artikel 62, eerste lid, tweede zin, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1993 en 15 juli 1996, worden de woorden " door een onderofficier van de rijkswacht " vervangen door de woorden " door een politieambtenaar ".
Art.13. In artikel 63, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 6 mei 1993 en gewijzigd bij de wet van 15 september 2006 worden de woorden " artikelen 74/11 en 74/14 van Titel IIIquater " ingevoegd tussen de woorden " hoofdstuk II " en de woorden " zijn niet vatbaar. "
Art.14. In artikel 68, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 18 februari 2003 en 15 september 2006 worden de woorden " 7, vierde lid, " ingevoegd tussen de woorden " de artikelen " en de woorden " 22 ", worden de woorden " en 73 " vervangen door de woorden " 73 en 74/17, § 2, vierde lid " en wordt het woord " 30 " opgeheven.
Art.15. In artikel 74/8, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 15 september 2006, 25 april 2007 en 6 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt aangevuld met vier leden, luidende :
" Indien een verdachte of een veroordeelde, een vreemdeling in onregelmatig verblijf is, wordt de minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of zijn gemachtigde door de directeur van de strafinrichting op de hoogte gebracht van zijn opsluiting in de strafinrichting en dit van bij de aanvang van zijn hechtenis. Na ontvangst van deze informatie gaat de minister of zijn gemachtigde over tot de identificatie door de nationale overheden van zijn land van herkomst. De minister of zijn gemachtigde is gerechtigd om alle documenten en inlichtingen die voor de vaststelling van de identificatie nuttig zijn, door elke Belgische overheid te doen overleggen. Van zodra de identificatie is afgerond, zendt de minister of zijn gemachtigde onmiddellijk een document over aan de directeur van de strafinrichting dat aantoont dat de betrokkene is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 1, 14°.
De vreemdelingen die in een strafinrichting zijn opgesloten en het voorwerp uitmaken van een uitvoerbare beslissing tot verwijdering, worden na voldaan te hebben aan de straffen opgelegd door de hoven en rechtbanken, onmiddellijk verwijderd of overgebracht naar een plaats die valt onder de bevoegdheid van de minister met het oog op hun effectieve verwijdering.
In afwijking van artikel 609 van het Wetboek van strafvordering en enkel indien de minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeert om onmiddellijk over te gaan tot verwijdering of overbrenging, kan degene die het voorwerp uitmaakt van een opheffing van een bevel tot aanhouding, krachtens een beslissing van een bevoegde overheid en voor zover hij het voorwerp uitmaakt ofwel van een uitvoerbaar koninklijk besluit tot uitzetting ofwel van een uitvoerbaar ministerieel besluit tot terugwijzing ofwel van een uitvoerbaar bevel tot verlaten van het grondgebied met bewijs van effectieve verwijdering, voor maximum zeven dagen vastgehouden worden met het oog op zijn effectieve verwijdering, of bij gebreke daaraan, zijn overbrenging naar een plaats die valt onder de bevoegdheid van de minister met het oog op zijn effectieve verwijdering.
Deze vreemdeling wordt afgezonderd van de gemeenrechtelijke gevangenen. ";
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de woorden : " , eerste lid ".
Art.16. In dezelfde wet wordt een Titel IIIquater ingevoegd, luidende " Bepalingen van toepassing op de terugkeer van de onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven. "
Art.17. In Titel IIIquater, ingevoegd bij artikel 16, wordt een artikel 74/10 ingevoegd, luidende :
" Art.74/10. Met uitzondering van de bepalingen bedoeld in het artikel 74/17, § 1, zijn de bepalingen van de huidige Titel niet van toepassing op de onderdaan van een derde land die het voorwerp uitmaakt van een beslissing van weigering tot toegang overeenkomstig artikel 13 van de Schengengrenscode of die door de bevoegde autoriteiten is aangehouden of onderschept op het ogenblik dat hij op irreguliere wijze via een lands-, zee- of de luchtgrens de buitengrens van een lidstaat overschrijdt, en die vervolgens geen machtiging tot verblijf in de genoemde lidstaat of het recht om er te verblijven heeft verkregen ".
Art.18. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/11 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/11, § 1. De duur van het inreisverbod wordt vastgesteld door rekening te houden met de specifieke omstandigheden van elk geval.
De beslissing tot verwijdering gaat gepaard met een inreisverbod van maximum drie jaar in volgende gevallen :
1° indien voor het vrijwillig vertrek geen enkele termijn is toegestaan of;
2° indien een vroegere beslissing tot verwijdering niet uitgevoerd werd.
De maximale termijn van drie jaar bedoeld in het tweede lid wordt op maximum vijf jaar gebracht indien de onderdaan van een derde land fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt, teneinde toegelaten te worden tot het verblijf of om zijn recht op verblijf te behouden.
De beslissing tot verwijdering kan gepaard gaan met een inreisverbod van meer dan vijf jaar, indien de onderdaan van een derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
§ 2. De minister of zijn gemachtigde onthoudt zich er van een inreisverbod op te leggen wanneer hij het verblijf van de onderdaan van een derde land overeenkomstig artikel 61/3, § 3, of 61/4, § 2 beëindigt, onverminderd § 1, tweede lid, 2°, op voorwaarde dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
De minister of zijn gemachtigde kan zich onthouden van het opleggen van een inreisverbod in individuele gevallen, omwille van humanitaire redenen.
§ 3. Het inreisverbod treedt in werking de dag waarop de beslissing met betrekking tot het inreisverbod wordt betekend.
Het inreisverbod kan niet ingaan tegen de bepalingen betreffende het recht op internationale bescherming, zoals gedefinieerd in de artikelen 9ter, 48/3 en 48/4. "
Art.19. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/12 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/12. § 1. De minister of zijn gemachtigde kan het inreisverbod opheffen of opschorten omwille van humanitaire redenen.
Wanneer twee derde van de duur van het inreisverbod is verstreken, kan de onderdaan van een derde land een opschorting of opheffing van het inreisverbod vragen om professionele of studieredenen.
Behoudens de in een internationaal verdrag, in een wet of in een koninklijk besluit bepaalde afwijkingen, wordt de gemotiveerde aanvraag door de onderdaan van een derde land ingediend bij de Belgische diplomatieke of consulaire beroepspost die bevoegd is voor zijn woon-of verblijfplaats in het buitenland.
§ 2. De onderdaan van een derde land kan bij de minister of zijn gemachtigde een aanvraag tot opheffing of opschorting van het inreisverbod indienen die gemotiveerd wordt door het naleven van de verplichting tot verwijdering die vroeger afgegeven werd, als hij schriftelijk het bewijs bezorgt dat hij volledig conform de beslissing tot verwijdering het Belgisch grondgebied heeft verlaten.
§ 3. Een beslissing betreffende de aanvraag tot opheffing of opschorting van het inreisverbod wordt ten laatste binnen vier maanden, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag, getroffen. Indien geen enkele beslissing is genomen binnen vier maanden wordt de beslissing als negatief beschouwd.
§ 4. Tijdens het onderzoek van de aanvraag tot opheffing of opschorting heeft de betrokken onderdaan van een derde land geen enkel recht op toegang tot of verblijf in het Rijk.
§ 5. De minister kan, bij besluit, de categorieën van personen omschrijven voor wie het inreisverbod wordt opgeheven of opgeschort naar aanleiding van humanitaire rampen.
§ 6. Wanneer een onderdaan van een derde land het voorwerp van een inreisverbod uitmaakt dat door een andere lidstaat werd afgegeven en de minister of zijn gemachtigde overweegt om hem een verblijfstitel of een andere vorm van toestemming tot verblijf af te geven, raadpleegt hij voorafgaand deze lidstaat om rekening te houden met diens belangen.
Art.20. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/13 ingevoegd, luidende :
" Art.74/13. Bij het nemen van een beslissing tot verwijdering houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land. "
Art.21. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/14 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/14. § 1. De beslissing tot verwijdering bepaalt een termijn van dertig dagen om het grondgebied te verlaten.
Voor de onderdaan van een derde land die overeenkomstig artikel 6 niet gemachtigd is om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven, wordt een termijn van zeven tot dertig dagen toegekend.
Indien de onderdaan van een derde land een gemotiveerd verzoek indient bij de minister of diens gemachtigde, wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, en die is toegekend om het grondgebied te verlaten, verlengd, op grond van het bewijs dat de vrijwillige terugkeer niet kan worden gerealiseerd binnen de toegekende termijn.
Zo nodig, kan deze termijn worden verlengd om rekening te houden met de specifieke omstandigheden eigen aan zijn situatie, zoals de duur van het verblijf, het bestaan van schoolgaande kinderen, het afronden van de organisatie van het vrijwillig vertrek en andere familiale en sociale banden, indien de onderdaan van een derde land een gemotiveerd verzoek indient bij de minister of diens gemachtigde.
De minister of zijn gemachtigde deelt de onderdaan van een derde land schriftelijk mee dat de termijn van vrijwillig vertrek is verlengd.
§ 2. Zolang de termijn voor vrijwillig vertrek loopt, is de onderdaan van een derde land beschermd tegen gedwongen verwijdering.
Om het risico op onderduiken tijdens deze termijn te vermijden, kan de onderdaan van een derde land worden verplicht tot het vervullen van preventieve maatregelen.
De Koning bepaalt deze maatregelen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 3. Er kan worden afgeweken van de termijn bepaald in § 1 indien :
1° er een risico op onderduiken bestaat, of;
2° de onderdaan van een derde land de opgelegde preventieve maatregel niet heeft gerespecteerd, of;
3° de onderdaan van een derde land een gevaar is voor de openbare orde en de nationale veiligheid, of;
4° de onderdaan van een derde land niet binnen de toegekende termijn aan een eerdere beslissing tot verwijdering gevolg heeft gegeven, of;
5° het verblijf op het grondgebied werd beëindigd in toepassing van artikel 11, § 2, 4°, artikel 13, § 2bis, § 3, 3°, § 4, 5°, § 5, of artikel 18, § 2, of;
6° de onderdaan van een derde land meer dan twee asielaanvragen heeft ingediend, behalve indien er nieuwe elementen zijn in zijn aanvraag.
In dit geval bepaalt de beslissing tot verwijdering een termijn van minder dan zeven dagen ofwel geen enkele termijn. "
Art.22. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/15 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/15. § 1. De minister of zijn gemachtigde neemt alle nodige maatregelen om de beslissing tot verwijdering uit te voeren :
1° wanneer geen enkele termijn is toegekend om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig artikel 74/14, § 3;
2° na het verstrijken van de termijn die is toegekend om het grondgebied te verlaten en vóór de vervaldag, indien tijdens deze termijn een van de risico's vermeld in artikel 74/14, § 3, 1° tot 3°, is ontstaan.
§ 2. Wanneer de onderdaan van een derde land zich tegen zijn verwijdering verzet of een risico op gevaar vormt tijdens zijn verwijdering, wordt overgegaan tot zijn gedwongen terugkeer, in voorkomend geval onder begeleiding. Er mogen dan dwangmaatregelen tegen hem worden gebruikt met eerbiediging van de artikelen 1 en 37 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
Wanneer de verwijdering langs een luchtweg wordt uitgevoerd, worden de maatregelen genomen overeenkomstig de gemeenschappelijke richtsnoeren voor verwijdering door de lucht, gevoegd bij beschikking 2004/573/EG.
§ 3. De Koning duidt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de instantie aan die belast is met de controle op de gedwongen terugkeer en bepaalt de nadere regels van deze controle.
Deze instantie is onafhankelijk van de autoriteiten bevoegd voor de verwijdering. "
Art.23. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/16 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/16. § 1. Alvorens een beslissing tot verwijdering te nemen jegens een illegaal op het grondgebied verblijvende niet-begeleide minderjarige vreemdeling, neemt de minister of zijn gemachtigde elk voorstel tot duurzame oplossing van zijn voogd in overweging en houdt hij rekening met het hoger belang van het kind.
§ 2. De minister of zijn gemachtigde vergewist zich ervan dat deze minderjarige, die wordt verwijderd van het grondgebied, garanties qua opvang en tenlasteneming krijgt in zijn land van herkomst of in het land waar hij gemachtigd of toegelaten is tot verblijf, gelet op zijn behoeften volgens zijn leeftijd en graad van zelfstandigheid, ofwel van zijn ouders of een ander familielid of zijn voogd die voor hem zorgt ofwel van regeringsinstanties of niet-gouvernementele instanties.
Daartoe vergewist de minister of zijn gemachtigde zich ervan dat de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° dat er geen gevaar bestaat op mensensmokkel of mensenhandel en;
2° dat de gezinssituatie van die aard is dat de minderjarige er opnieuw in kan worden opgenomen, en dat een terugkeer naar een ouder of een familielid wenselijk en opportuun is in het licht van de capaciteit van het gezin om het kind te ondersteunen, op te voeden en te beschermen of;
3° dat de opvangstructuur aangepast is, en dat het in het hoger belang van het kind is om het kind in die opvangstructuur te plaatsen bij zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of naar het land waar hij tot het verblijf is toegelaten.
De niet-begeleide minderjarige vreemdeling en zijn voogd in België worden op de hoogte gebracht van de naam van de persoon of van de opvangstructuur aan wie het kind wordt toevertrouwd alsook over de rol die deze persoon vervult ten aanzien van de minderjarige. "
Art.24. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/17 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/17. § 1. De verwijdering wordt tijdelijk uitgesteld indien de beslissing tot terugleiding of verwijdering naar de grenzen van het grondgebied de onderdaan van een derde land blootstelt aan een schending van het non-refoulement beginsel.
§ 2. De verwijdering kan tijdelijk uitgesteld worden op grond van de specifieke omstandigheden van elk geval. Zo wordt rekening gehouden met :
1° de fysieke of mentale gesteldheid van de onderdaan van een derde land;
2° technische redenen, zoals het ontbreken van vervoermiddelen of het mislukken van de verwijdering wegens het ontbreken van identificatie.
De minister of zijn gemachtigde deelt de onderdaan van een derde land schriftelijk mee dat de uitvoering van de beslissing tot verwijdering tijdelijk is uitgesteld.
Om het risico tot onderduiken te vermijden, kunnen preventieve maatregelen getroffen worden, overeenkomstig artikel 74/14, § 2, derde lid.
De minister of zijn gemachtigde kan in dezelfde gevallen, de onderdaan van een derde land een verblijfplaats aanwijzen gedurende de tijd die nodig is om deze maatregel uit te voeren.
De minister of zijn gemachtigde deelt aan de onderdaan van een derde land die wordt vastgehouden met het oog op verwijdering, mondeling mee dat de uitvoering van de beslissing tot verwijdering tijdelijk is uitgesteld. "
Art.25. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/18 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/18. Een schriftelijke of mondelinge vertaling van de belangrijkste elementen van de beslissing tot verwijdering, in voorkomend geval gepaard met een inreisverbod, met inbegrip van de informatie betreffende de beroepsmiddelen, in een taal die de onderdaan van een derde land begrijpt of waarvan men redelijkerwijs kan veronderstellen dat hij die begrijpt, kan op verzoek van de vreemdeling bij de minister of zijn gemachtigde bekomen worden. Dit wordt uitdrukkelijk vermeld in de beslissing. ".
Art. 26. In dezelfde Titel IIIquater, wordt een artikel 74/19 ingevoegd, luidende :
" Art. 74/19. De niet-begeleide minderjarigen mogen niet worden vastgehouden op plaatsen in de zin van artikel 74/8, § 2. ".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 januari 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. J. MILQUET
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
De Staatssecretaris voor Asiel en Immigratie
en Maatschappelijke Integratie,
Mevr. M. De BLOCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM