30 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit betreffende de zondagsrust en de arbeidsduur van sommige werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (PC 111), met uitzondering van de ondernemingen welke tot de sector van de ondernemingen van metaalverwerking behoren
Art. 1-6
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke tot de sector van de ondernemingen van metaalverwerking behoren.
Art.2. De inhaalrust waarop de werklieden die op zondag worden tewerkgesteld, recht hebben, wordt toegekend binnen dertien weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld werden.
Art.3. In geval van toepassing van de artikelen 25 en 26, § 1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de duur van de periode van een trimester, vastgesteld bij artikel 26bis, § 1, van dezelfde wet, op twaalf maanden gebracht.
In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de duur van de periode van drie maanden, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, van dezelfde wet, eveneens op twaalf maanden gebracht.
Art.4. In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, op honderddertig uren gebracht.
Bijgevolg wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 1, achtste lid, van dezelfde wet, eveneens op honderd dertig uren gebracht.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012 en treedt buiten werking op 31 december 2013.
Art. 6. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 november 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET