22 JULI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden
Art. 1-8
Artikel 1. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in punt 8° worden de woorden "van hoogstens 24 uur" vervangen door de woorden "van een door de minister te bepalen maximale duur";
2° in punt 13° worden de woorden "administratie Land- en Tuinbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" vervangen door de woorden "Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid";
3° er worden een punt 15° tot en met 17° toegevoegd, die luiden als volgt :
"15° vangstrechtfactor : de factor die toegepast wordt bij de toewijzing van vangstmogelijkheden op basis van het motorvermogen, en die meer in het bijzonder van toepassing is op het variabele gedeelte van toegekende vangstmogelijkheden per eenheid motorvermogen, eventueel verhoogd met het bijkomend motorvermogen;
16° vangstrechtcertificaat : document dat de vangstrechtfactor die verschilt van één, voor een bepaald vissersvaartuig vaststelt door te verwijzen naar het unieke nummer van het vissersvaartuig volgens het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot;
17° toewijsperiode : de tijdspanne waarin de toegekende vangstmogelijkheden volgens motorvermogen van toepassing zijn. Voor het grote vlootsegment wordt doorgaans met drie periodes gewerkt, namelijk van 1 januari tot en met 30 juni, van 1 juli tot en met 31 oktober en van 1 november tot en met 31 december. Voor het kleine vlootsegment wordt doorgaans met twee periodes gewerkt, namelijk van 1 januari tot en met 31 oktober en van 1 november tot en met 31 december."
Art.2. In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt :
" § 3. Het gedeelte van het motorvermogen van een vissersvaartuig waarvan de visvergunning vervalt, komt ter beschikking van de Dienst en vervalt voor de betrokken eigenaar, als dat gedeelte :
1° door de Dienst niet samengevoegd kan worden met het motorvermogen van een bestaand vissersvaartuig;
2° door de Dienst niet toegekend kan worden als bijkomend motorvermogen;
3° niet ingeleverd kan worden om de vangstrechtfactor aan te passen."
Art.3. In hetzelfde besluit wordt na hoofdstuk IV een hoofdstuk IV/1, dat bestaat uit artikel 8/1 tot en met 8/4, ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Hoofdstuk IV/1. Aanpassing van de vangstrechtfactor via onttrekking en inlevering van motorvermogens
Afdeling I. modaliteiten vangstrechtfactor
Art. 8/1. Via een vangstrechtcertificaat kan de vangstrechtfactor, die zonder certificaat 1 is, tot maximaal 1,25 worden opgetrokken.
De vangstrechtfactor is vaartuiggebonden en wordt niet mee overgedragen in het kader van samenvoeging van motorvermogens.
Een vissersvaartuig kan op hetzelfde ogenblik maar één vangstrechtfactor hebben.
Als een vissersvaartuig verschillende vangstrechtfactoren heeft gedurende dezelfde toewijsperiode, is de hoogste vangstrechtfactor van toepassing op voorwaarde dat het vissersvaartuig waarvan motorvermogens worden ingeleverd, niet heeft gevist tijdens de toewijsperiode.
Afdeling II. Inlevering motorvermogens in het kader van motorvervanging
Art. 8/2. Als een vissersvaartuig in het kader van artikel 25, derde lid, punt b) en c), van verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds ten minste 20 % van het motorvermogen, vermeld in het EG-visserijvlootregister, heeft ingeleverd, wordt voor dat vissersvaartuig een vangstrechtcertificaat met een vangstrechtfactor van 1,25 toegekend. Die vangstrechtfactor is van toepassing op het motorvermogen, inclusief het bijkomend vermogen, vermeld op de visvergunning, eventueel na samenvoeging.
Afdeling III. Inlevering van motorvermogens via onttrekking van bestaande vaartuigen met visvergunning
Art. 8/3. Als voor een vissersvaartuig het maximale motorvermogen, vermeld in artikel 8, § 2, is ingevuld, kan de eigenaar van een vissersvaartuig per aangetekende brief een aanvraag indienen bij de Dienst om de vangstrechtfactor aan te passen. Daarvoor gebruikt hij het formulier dat de Dienst ter beschikking stelt. De Dienst beslist over de aanvraag binnen een periode van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het volledig ingevulde formulier.
Met behoud van de toepassing van artikel 8, § 3, kan de eigenaar van een vissersvaartuig waarvoor een visvergunning is uitgereikt, die dat vissersvaartuig aan de vloot onttrekt, een aanvraag richten tot de Dienst om het motorvermogen, vermeld op de visvergunning, geheel of gedeeltelijk in te leveren, om de vangstrechtfactor van zijn blijvende vissersvaartuig dat voorzien is van het maximale motorvermogen, vermeld in artikel 8, § 2, te verhogen. De vissersvaartuigen die behoren tot het kustvisserssegment, vermeld in artikel 1, 8°, van het te wijzigen besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, komen niet in aanmerking voor onttrekking en inlevering.
Voor de vissersvaartuigen van het grote vlootsegment kan vanaf 2010 60 kW per jaar ingeleverd worden. Per inlevering van 60 kW verhoogt de vangstrechtfactor met 5 % ten opzichte van één. In 2014 bedraagt het ingeleverde motorvermogen maximaal 300 kW zodat de vangstrechtfactor maximaal 1,25 kan worden. Dat inleveringsrecht van 60 kW per jaar is cumulatief en vervalt niet. De ingeleverde kW's moeten afkomstig zijn van het grote vlootsegment.
Voor de vissersvaartuigen van het kleine vlootsegment kan vanaf 2010 11 kW per jaar ingeleverd worden. Per inlevering van 11 kW verhoogt de vangstrechtfactor met 5 % ten opzichte van één. In 2014 bedraagt het ingeleverde motorvermogen maximaal 55 kW zodat de vangstrechtfactor maximaal 1,25 kan worden. Dat inleveringsrecht van 11 kW per jaar is cumulatief en vervalt niet.
Art. 8/4. De ingeleverde motorvermogens die ter uitvoering van dit hoofdstuk ter beschikking komen van de dienst, kunnen niet gereactiveerd worden en zijn voor de vloot definitief verloren."
Art.4. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Als op verzoek van de eigenaar een verlaging van het motorvermogen tot maximaal 20 % wordt geattesteerd door de dienst Scheepvaartcontrole, Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, wordt de geattesteerde verlaging, uitgedrukt in kW, voor maximaal 80 % vermeld als bijkomend motorvermogen. Het overblijvende motorvermogen van minstens 10 kW komt ter beschikking van de dienst.";
2° in het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "en het tweede" vervangen door de woorden, ", het tweede en het derde".
Art.5. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 13. De visvergunning van een vissersvaartuig wordt geschorst als het vissersvaartuig niet voldoet aan de criteria, vermeld in de Europese en de nationale reglementering over het elektronische logboek of satellietvolgsysteem. ".
Art.6. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden tussen het cijfer "8" en het cijfer "9" de cijfers "8/1, 8/2, 8/3, 8/4" ingevoegd.
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 18/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 18/1. De minister kan afwijkende bepalingen over visvergunningen voor een opleidingsvissersvaartuig of voor een vissersvaartuig voor wetenschappelijk onderzoek vaststellen. "
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 juli 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
K. PEETERS