Details





Titel:

13 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van [18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018], en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie <Opschrift gewijzigd bij BVR2019-04-26/48, art. 109, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-06-2011 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Toezicht, dwang- en veiligheidsmaatregelen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Controleambtenaren
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Inning van administratieve geldboetes
Art. 5
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan het besluit van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie
Art. 6-10
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003035094 



Uitvoeringsbesluit(en):

2013035272  2015036121  2017012804 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 het decreet van 18 juli 2003: het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]1;
  2° toezichthoudende ambtenaar Volksgezondheid : het afdelingshoofd van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid, van het [3 Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]3, of de door hem aangestelde van de afdeling;
  3° [2 toezichthoudende ambtenaar Leefmilieu: de personeelsleden van de Vlaamse Milieumaatschappij die de leidend ambtenaar aanstelt.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/48, art. 110, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2021-05-21/26, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 24-06-2021>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 207, 005; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 2. - Toezicht, dwang- en veiligheidsmaatregelen
Art.2.§ 1. De volgende personen worden aangewezen als toezichthoudende ambtenaren :
  1° de toezichthoudende ambtenaar Leefmilieu;
  2° de toezichthoudende ambtenaar Volksgezondheid.
  § 2. De toezichthoudende ambtenaar Leefmilieu houdt toezicht op de toepassing van het decreet van [1 18 juli 2003]1, als vermeld in artikel [1 5.2.1.1, § 1]1 van het decreet.
  In aanvulling hierop houdt de toezichthoudende ambtenaar Volksgezondheid mede toezicht op de toepassing van de bepalingen in relatie met volksgezondheid, in het bijzonder van artikel [1 2.2.1, 2.3.2, 2.3.3, 2.3.4 en 2.4.1]1 van het decreet van -[1 18 juli 2003]1 en [2 artikel 4, artikel 5, artikel 11, artikel 12, artikel 18, artikel 19 en artikel 21]2.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/48, art. 111, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2023-01-20/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 18-03-2023>

Art.3.§ 1. Het beroep, vermeld in artikel [1 5.2.1.3 van het decreet van 18 juli 2003]1, van het decreet van 24 mei 2002, wordt ingediend bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, op het adres van de Vlaamse Milieumaatschappij.
  Als het beroep wordt ingediend tegen de bevelen van de toezichthoudende ambtenaar Volksgezondheid, wordt bij de behandeling van het beroep rekening gehouden met de standpunten van de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
  De termijn voor de indiening van het beroep vangt aan vanaf het mondeling bevel en eindigt veertien dagen na de ontvangst van de schriftelijke bevestiging ervan. De termijn voor de indiening van het beroep tegen schriftelijke bevelen bedraagt veertien dagen na de ontvangst ervan. De schriftelijke bevestiging van het mondelinge bevel of het schriftelijke bevel wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag volgend op de werkdag waarop het betrokken stuk aan de postdiensten werd overhandigd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
  Het beroep wordt ingediend per aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
  Het beroepschrift moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° de naam en de woonplaats vermelden van de beroepsindiener. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de beroepsindiener, wordt dat in het beroepschrift aangegeven;
  2° ondertekend zijn door de beroepsindiener of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of als advocaat-stagiair;
  3° het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten;
  4° een kopie van de bestreden beslissing bevatten;
  5° een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.
  § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zendt, binnen een termijn van veertien dagen na de ontvangst van het beroep, de beslissing in beroep met een aangetekende brief aan de beroepsindiener en in voorkomend geval zijn raadsman.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/48, art. 112, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK 3. - Controleambtenaren
Art.4.[2 Het afdelingshoofd van de entiteit die bevoegd is voor monitoring van water]2, van de Vlaamse Milieumaatschappij, of de door hem aangestelde van de afdeling, wordt aangewezen als controleambtenaar als vermeld in artikel [1 2.4.1 van het decreet van 18 juli 2003]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/48, art. 113, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2021-05-21/26, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 24-06-2021>

HOOFDSTUK 4. - Inning van administratieve geldboetes
Art.5.§ 1. [2 De toezichthoudende ambtenaar Leefmilieu]2 brengt de overtreder met een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte van het voornemen om een administratieve geldboete op te leggen, als vermeld in artikel [1 5.3.1 van het decreet van 18 juli 2003]1.
  § 2. De hoorzitting, vermeld in artikel [1 5.3.1]1, van het decreet, wordt ten minste vijftien dagen na het versturen van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, georganiseerd.
  De overtreder kan afzien van zijn aanwezigheid op de hoorzitting en zijn verweermiddelen schriftelijk met een ter post aangetekende brief versturen. De brief wordt uiterlijk drie dagen voor de vastgestelde datum van de hoorzitting verzonden. De postdatum geldt als bewijs van verzending.
  § 3. De hoorzitting wordt voorgezeten door de administrateur-generaal van de Vlaamse Milieumaatschappij, of het daartoe aangestelde personeelslid van de Vlaamse Milieumaatschappij.
  Naast het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, is [2 de controleambtenaar, vermeld in artikel 4,]2 aanwezig op de hoorzitting.
  De personeelsleden, vermeld in het tweede lid, worden bijgestaan door een daartoe aangesteld personeelslid van de Vlaamse Milieumaatschappij, dat belast is met de verslaggeving.
  § 4. De overtreder kan op de hoorzitting een nota met zijn schriftelijk verweer neerleggen en hij mag zich laten bijstaan door een raadsman.
  § 5. De administrateur-generaal van de Vlaamse Milieumaatschappij stelt de boete definitief vast.
  De met redenen omklede beslissing vermeldt in voorkomend geval naast het bedrag van de opgelegde geldboete ook de termijn waarbinnen en de wijze waarop de geldboete moet worden betaald. De beslissing bevat eveneens informatie over de mogelijkheid om uitstel of spreiding van betaling te vragen.
  Overeenkomstig artikel[1 5.3.1, § 4 van het decreet van 18 juli 2003]1 wordt de beslissing binnen tien dagen na de hoorzitting aan de overtreder meegedeeld met een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst.
  § 6. De administratieve geldboete wordt betaald binnen dertig dagen na de datum van de afgifte op de post van de beslissing, vermeld in paragraaf 5.
  De administrateur-generaal van de Vlaamse Milieumaatschappij kan op schriftelijk verzoek van de schuldenaar in uitzonderlijke gevallen uitstel of spreiding van betaling toestaan. Het verzoekschrift wordt met een ter post aangetekende brief verstuurd binnen dertig dagen na de datum van afgifte op de post van de beslissing, vermeld in paragraaf 5. De administrateur-generaal beslist binnen een termijn van dertig dagen over het verzoek tot uitstel of spreiding van betaling. De beslissing wordt medegedeeld met een ter post aangetekende brief.
  § 7. De administrateur-generaal van de Vlaamse Milieumaatschappij is gemachtigd tot het geven en het uitvoerbaar verklaren van de dwangbevelen tot invordering, vermeld in artikel [1 5.3.1, § 5n van het decreet van 18 juli 2003]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/48, art. 114, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2021-05-21/26, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 24-06-2021>

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan het besluit van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie
Art.6. In artikel 1 van het besluit van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden punt 4° en 5° vervangen door wat volgt :
  "4° de bevoegde entiteit Leefmilieu : de afdeling, bevoegd voor operationeel waterbeheer, van de Vlaamse Milieumaatschappij;";
  "5° de bevoegde entiteit Volksgezondheid : de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid, van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.".

Art.7. In artikel 7, 8, 10, § 3, 11, § 1, 12, 13, § 4 en § 6, 14, § 1 en § 2, 15, § 2 en § 3, 17, 20, § 2, en bijlage II, tabel B, van hetzelfde besluit worden de woorden "de afdeling Water" telkens vervangen door de woorden "de bevoegde entiteit Leefmilieu".

Art.8. In artikel 5, § 1, 6, 7, § 2 en § 3, 8, 13, § 3, § 4 en § 6, 14, § 1 en § 2, bijlage I, deel C, en bijlage II, tabel B, van hetzelfde besluit worden de woorden "de gezondheidsinspectie" telkens vervangen door de woorden "de bevoegde entiteit Volksgezondheid".

Art.9. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt opgeheven.

Art.10. In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.