11 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 154, zesde lid van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-07-2011 en tekstbijwerking tot 21-03-2024)
Art. 1-8
Artikel 1.§ 1. Het stelsel van de accreditering van adviserend [2 artsen]2, bedoeld in artikel 154, zesde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is gericht op de actualisering van de beroepskennis aan de hand van programma's van permanente vorming.
Deze programma's moeten beantwoorden aan kwaliteitscriteria, zoals de wetenschappelijke waarde, het afgestemd zijn op de taken van de adviserend [2 artsen]2, de geschiktheid, de toepasselijkheid en de actualiteit van de informatie.
Zij zullen meer in het bijzonder betrekking hebben op de medico-legale evaluatie van de arbeidsongeschiktheid, de evolutie van de diagnostische en therapeutische technieken, en de bijwerking van de medische kennis.
§ 2. Voor accreditering komen twee types van programma's van permanente vorming in aanmerking :
a) de programma's erkend binnen het kader van de accreditering van artsen, bedoeld in artikel 36bis van de bovenbedoelde wet [3 en opgenomen in de databank `accreditering' van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna het Instituut) ingesteld onder artikel 122quater, § 5 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van dezelfde wet]3 :
- in de aspecten algemene professionele wetenschappelijke vorming;
- in de aspecten " ethiek en economie ";
b) [3 de specifieke programma's verzekeringsgeneeskunde uitgewerkt door de "Wetenschappelijke vereniging voor verzekeringsgeneeskunde", de "Association scientifique de médecine d'assurance", de "Europese vereniging voor verzekeringsgeneeskunde en sociale zekerheid", of het "Instituut" of de specifieke programma's georganiseerd in samenwerking met hen.]3
De puntenwaarde van de specifieke programma's bedoeld in § 2, eerste lid, b, wordt bepaald door de Hoge Raad van geneesheren-directeurs.
De programma's erkend binnen het kader van de accreditering van artsen, bedoeld in artikel 36bis van de bovenbedoelde wet, worden van rechtswege erkend met hun puntenwaarde.
§ 3. [3 Om geaccrediteerd te zijn en het jaarlijkse accrediteringsforfait te ontvangen, moet de adviserend arts aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° erkend zijn door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle;
2° de eed, voorzien in artikel 154 van de voornoemde wet, afgelegd hebben ten laatste op 31 december van het jaar, waarbinnen de opleidingsprogramma's werden gevolgd;
3° niet volledig arbeidsongeschiktheid zijn van 1 januari tot en met 31 december van het jaar waarvoor het accrediteringsforfait wordt aangevraagd;
4° minimum 20 punten per jaar behaald hebben door het volgen van de programma's van permanente vorming en minstens vijf punten behaald hebben voor elk type van programma bedoeld in § 2.]3
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
(2)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
(3)<KB 2024-03-03/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.2.Om het jaarlijks voordeel van de accreditering te behouden, moet de adviserend [1 arts]1 per jaar aantonen dat hij minimum 20 punten behaalde onder de hierboven vermelde voorwaarden.
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
Art.3.In afwijking op artikel 2, worden de jaarlijkse accrediteringsforfaits voor 2009 en 2010 automatisch toegekend aan de erkende adviserend [1 artsen]1 die ten laatste op 1 januari 2009 in dienst getreden zijn. Voor 2011, zal het jaarlijks forfait hen slechts toegekend worden wanneer de Hoge raad van geneesheren-directeurs vaststelt dat zij daadwerkelijk voldaan hebben aan de jaarlijkse accrediteringsvoorwaarden gedurende de twee voorafgaande kalenderjaren.
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
Art.4.Het jaarlijks forfait, toegekend aan de geaccrediteerde adviserend [1 arts]1, wordt bepaald op 2.800 euro, gekoppeld aan de spilindex 111,36 zoals van toepassing op 1 januari 2009 (basis 2004 = 100). Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
Art.5.Het jaarlijks accrediteringsforfait wordt aan de adviserend [1 arts]1 uitbetaald tijdens het kwartaal dat volgt op de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van het voordeel van het bedoeld forfait.
Het kan tijdens hetzelfde kalenderjaar niet gecumuleerd worden met een forfait waarop de adviserend geneesheer aanspraak zou kunnen maken krachtens een ander systeem van accreditering.
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
Art.6.§ 1. Het beheer van de accreditering van adviserend [1 artsen]1 wordt waargenomen door de Hoge raad van geneesheren-directeurs, bedoeld in artikel 153, § 5, van de bovenbedoelde wet.
Deze raad is belast met :
a) de erkenning van de specifieke programma's van permanente vorming bedoeld in artikel 1, § 2, b, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 1, § 1;
b) het al dan niet toekennen van het voordeel van de accreditering aan de adviserend [1 arts]1, na de naleving van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 1 en 2 te hebben nagegaan.
§ 2. [2 Het Instituut stelt een beveiligd elektronisch dossier ter beschikking van de Hoge raad van artsen-directeurs en de adviserend artsen via een applicatie die beschikbaar is op de website van het Instituut.
Het Instituut wordt beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
Het Instituut neemt alle gepaste technische en organisatorische maatregelen om de oorsprong en integriteit van de inhoud van het elektronisch dossier, het behoud van zijn confidentiële elementen en de opname en de tijdsvermelding van zijn documenten te garanderen.
Het elektronisch dossier bevat alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de accrediterinsprocedure door de Hoge raad van artsen-directeurs.
Het elektronisch dossier wordt tijdens tien jaar na de beëindiging van de activiteiten van de betrokken adviserend arts bewaard.]2
§ 3. [2 Elke aanvraag voor accreditering moet, op straf van verval, worden ingediend uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin het opleidingsprogramma's werden gevolgd.
De aanvraag wordt elektronisch ingediend via de beveiligde applicatie die beschikbaar is op de website van het Instituut. Indien het niet mogelijk is deze applicatie te gebruiken, wordt de aanvraag ingediend per aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van de Hoge raad van artsen-directeurs.]2
[2 § 4. Het verzoek moet vergezeld worden van elk document waaruit blijkt dat aan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde voorwaarden is voldaan.]2
[2 § 5. De Hoge raad van artsen-directeurs beslist over de accreditering van adviserend artsen. De beslissingen worden gemotiveerd overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen. In geval van weigering kan een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld bij de Raad van State overeenkomstig artikel 14, § 1, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973. In de kennisgeving van de weigeringsbeslissing worden de vorm en de termijn van het beroep vermeld.]2
[2 § 6. Met het oog op de toepassing van artikel 155, § 1, 2°, van de bovenbedoelde wet, maakt de Hoge raad van artsen-directeurs ieder dossier tot aanvraag van accreditering over aan het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, wanneer dit gebreken vertoont die betrekking hebben op de reglementering van toepassing op de adviserend artsen.]2
----------
(1)<KB 2017-12-10/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2018>
(2)<KB 2024-03-03/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Volkgezondheid, belast met de Sociale integratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.