Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002022549 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector wordt paragraaf 2, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 13 september 2004, 1 september 2006 en 28 februari 2007 vervangen als volgt :
  "§ 2. De vermindering van de werkgeversbijdragen als bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel bedraagt per werknemer en per trimester 375,94 euro vanaf 1 januari 2010 en 387,83 euro vanaf 1 januari 2011."

Art.2. In artikel 2bis van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 september 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 februari 2007 vervangen als volgt :
  "§ 2. De vermindering van de werkgeversbijdragen als bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel bedraagt per werknemer en per trimester 375,94 euro vanaf 1 januari 2010 en 387,83 euro vanaf 1 januari 2011."

Art.3. In artikel 6 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 september 2006 en 28 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
  "§ 2. Vanaf het jaar 2010 is het bedrag van de opbrengsten van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 35, § 5, van de voormelde wet van 29 juni 1981, per sectoraal fonds, voor het jaar n, gelijk aan het aantal recht openende werknemers in het jaar n-2 vermenigvuldigd met 371,23 euro per trimester.
  Vanaf het jaar 2011 is het bedrag vermeld in het eerste lid, per sectoraal fonds, voor het jaar n, gelijk aan het aantal recht openende werknemers in het jaar n-2 vermenigvuldigd met 384,25 euro per trimester.";
  2° een paragraaf 5 wordt toegevoegd, luidende :
  "§ 5. Vanaf het jaar 2010, kunnen de dotaties van de fondsen sociale Maribel niet lager zijn dan de dotaties van het voorgaande jaar, tot in het jaar waarin deze dotaties niet langer groter zijn dan het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal rechtopenende werknemers in het jaar n-2 met 371,23 euro.
  Vanaf het jaar 2011, kunnen de dotaties van de fondsen sociale Maribel niet lager zijn dan de dotaties van het voorgaande jaar, tot in het jaar waarin deze dotaties niet langer groter zijn dan het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal rechtopenende werknemers in het jaar n-2 met 384,25 euro.
  In de gevallen als bedoeld in deze paragraaf en in afwijking van artikel 6, § 2, is het bedrag van de opbrengsten van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 35, § 5, van de voormelde wet van 29 juni 1981, per sectoraal fonds, voor het jaar n, gelijk aan het bedrag van de ontvangen dotatie ontvangen tijdens het jaar n-1, verhoogd met het viervoud van het bedrag van 354,92 euro vermenigvuldigd met het verschil tussen het jaarlijks gemiddelde van het aantal werknemers die in de loop van de jaren n-3 en n-2, voor dit fonds het recht openden op de vermindering."

Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 6bis. De dotatie van het fonds als bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2° van voormelde wet van 29 juni 1981 wordt verhoogd met 19,36 miljoen euro vanaf 1 januari 2010.
  Dit bedrag kan vanaf 2011 geharmoniseerd worden teneinde het proportioneel equivalent te maken aan de dotatie toegekend aan de privé-sector in toepassing van Titel VII van dit besluit, maar het mag in geen geval het bedrag van 38,720 miljoen euro overschrijden."

Art.5. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 11ter ingevoegd, luidende als volgt :
  "Art. 11ter. De fondsen sociale Maribel als bedoeld in artikel 35, § 5, C, 1° en 2° van de Wet van 29 juni 1981 die hun werkingsmiddelen gemeenschappelijk beheren, kunnen in de loop van het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben, 90 % van de bedragen voorzien voor werkingskosten toewijzen aan dit gemeenschappelijk beheer.
  Het saldo van 10 % kan niet toegewezen worden dan na overmaking, aan de leidend ambtenaren van de Federale Overheidsdiensten Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en Sociale Zekerheid, van een gemeenschappelijk rapport aangaande de toegewezen uitgaven inzake werkingskosten en hun gebruik. Dit rapport dient te worden overgemaakt tussen 1 oktober van het lopende jaar en 30 april van het daaropvolgende jaar.
  De leidend ambtenaren van de betrokken Federale Overheidsdiensten maken, binnen een termijn van 30 dagen, aan de fondsen alsook aan de toezichthoudende Ministers, een advies over aangaande het rapport alsook aangaande de eventuele besteding van het saldo aan niet gebruikte werkingsmiddelen. Ingeval er geen overeenstemming is aangaande de besteding van het saldo van de werkingsmiddelen, kunnen de fondsen bij de toezichthoudende Ministers beroep instellen tegen dit advies binnen vijftien dagen na ontvangst van dit advies. Deze Ministers beschikken over een termijn van één maand om hun beslissing wat betreft deze besteding over te maken.
  Het saldo aan niet gebruikte werkingsmiddelen dient gebruikt te worden voor jobcreatie conform de bepalingen van artikel 35, § 6 van de wet van 29 juni 1981.
  Wanneer de fondsen als bedoeld in het eerste lid hun werkingsmiddelen gemeenschappelijk beheren, is dit gemeenschappelijk beheer onderworpen aan toezicht conform de bepalingen van artikel 20."

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 59bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 59bis. Ingeval het sectorale fonds voor het paritair comité als bedoeld in artikel 1, 1°, n) en het fonds als bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2° van de wet van 29 juni 1981 ingevolge de opbrengst van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing of van het compenserend bedrag vermeld in artikel 6bis, arbeidsplaatsen scheppen in de sector van de rusthuizen, moeten zij een gedeelte van de middelen met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing overdragen aan het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsuitkeringen.
  Deze overdrachten zijn bestemd voor de financiering van de jaarlijkse tegemoetkomming, als bedoeld bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de loonsverhogingen in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft, voor de nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd in de sector van de rusthuizen ingevolge de opbrengst van de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing of van het compenserend bedrag vermeld in artikel 6bis."

Art.7. De artikelen 60bis /2 tot 61bis /1 en de artikelen 62ter tot 62quinquies worden opgeheven.

Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 9. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,
  Mevr. J. MILQUET