10 JUNI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-06-2010 en tekstbijwerking tot 08-07-2016)
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand
Art. 3
Afdeling 1. - Criteria en procedure voor de beoordeling van de chemische toestand van grondwater
Art. 4-8
Afdeling 2. - Vaststelling van significante en aanhoudende stijgende trends en bepaling van het beginpunt voor omkeringen in trends
Art. 9
HOOFDSTUK III. - Maatregelen om de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken
Art. 10-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N5
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1. Dit besluit zet Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand om.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder :
1° " De ordonnantie " : de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid;
2° " De wet " : de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de grondwateren;
3° " Grondwaterkwaliteitsnorm " : een milieu-kwaliteitsnorm uitgedrukt als de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof, groep verontreinigende stoffen of indicator van verontreiniging in grondwater, die ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu niet mag worden overschreden;
4° " Drempelwaarde " : een grondwater-kwaliteitsnorm die in overeenstemming met artikel 4 van onderhavig besluit werd vastgesteld om het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand te beschermen;
5° " Significante en aanhoudende stijgende trend " : elke statistisch en uit milieuoogpunt significante toename van de concentratie van een verontreinigende stof, groep verontreinigende stoffen of indicator van verontreiniging in het grondwater, waarvan de omkering in overeenstemming met artikel 9 van onderhavig besluit noodzakelijk wordt geacht;
6° " Inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater " : het als gevolg van menselijke activiteiten direct of indirect inbrengen van verontreinigende stoffen in het grondwater;
7° " Achtergrondniveau " : de concentratie van een stof of de waarde van een indicator in een grondwaterlichaam die overeenkomt met onbestaande, of zeer geringe, antropogene alteraties van de ongerepte toestand;
8° " Basislijnniveau " : de gemiddelde waarde die werd gemeten [1 gedurende de referentiejaren 2006 tot 2008]1 op grond van de in overeenstemming met artikel 37 van de ordonnantie ingestelde monitoring-programma's of, in het geval van stoffen die na deze referentiejaren werden ontdekt, gedurende de eerste periode waarvoor een representatieve periode van monitoringgegevens bestaat;
[2 9°]2 " Grondwaterlichamen " : de waterlichamen in de zin van artikel 5, 13° van de ordonnantie, zoals deze in bijlage I bij onderhavig besluit geïdentificeerd worden.
----------
(1)<BESL 2016-05-26/41, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
(2)<BESL 2016-05-26/41, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand
Art.3. In dit hoofdstuk worden specifieke maatregelen ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging vastgesteld. Deze maatregelen omvatten met name :
a) de bepaling van criteria voor de beoordeling van de goede chemische toestand van het grondwater en
b) de bepaling van criteria voor het vaststellen van significante en aanhoudende stijgende trends en de omkering daarvan, alsook voor het bepalen van de beginpunten voor omkeringen in trends.
Afdeling 1. - Criteria en procedure voor de beoordeling van de chemische toestand van grondwater
Art.4. Bij de beoordeling van de chemische toestand van een grondwaterlichaam in overeenstemming met bijlage III.2.3. van de ordonnantie worden de volgende criteria gebruikt :
a) De in bijlage II.A van onderhavig besluit gedefinieerde basiskwaliteitsnormen;
b) De in bijlage II.B.2. van onderhavig besluit gedefinieerde en in overeenstemming met de in bijlage II.B.2. omschreven procedure vastgestelde drempelwaarden voor verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen en indicatoren van verontreiniging waarvan is vastgesteld dat ze, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, er mee toe hebben bijgedragen dat grondwaterlichamen als gevaar lopend moeten worden aangemerkt.
Art.5. § 1. De drempelwaarden die van toepassing zijn voor de goede chemische toestand van het grondwater, zijn gebaseerd op de bescherming van het grondwaterlichaam in overeenstemming met bijlage II.B.1 van onderhavig besluit, met bijzondere aandacht voor de gevolgen voor en de wisselwerking met bijbehorende oppervlaktewateren en rechtstreeks afhankelijke terrestrische ecosystemen en watergebieden, en verdisconteren o.a. de wetenschap op het gebied van menselijke toxicologie en ecotoxicologie.
§ 2. Voor grondwaterlichamen die door twee of meer lidstaten worden gedeeld, en voor grondwaterlichamen waarbinnen grondwater over de grens van een lidstaat stroomt, maakt de vastlegging van de drempelwaarden het voorwerp van een coördinatie met de partners van het betroffen internationale stroomgebieddistrict uit, in overeenstemming met artikel 16 van de ordonnantie.
§ 3. Alle vastgestelde drempelwaarden worden bekendgemaakt in de in overeenstemming met artikel 48 van de ordonnantie opgestelde stroomgebiedbeheersplannen, met inbegrip van een samenvatting van de in bijlage II.B.3. van onderhavig besluit omschreven gegevens.
§ 4. De lijst van de drempelwaarden wordt gewijzigd, indien uit nieuwe informatie over verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen of indicatoren van verontreiniging blijkt dat een drempelwaarde moet worden vastgesteld voor een nieuwe stof of dat een bestaande drempelwaarde moet worden gewijzigd, dan wel dat een eerder van de lijst geschrapte drempelwaarde opnieuw moet worden opgenomen, teneinde de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen.
Drempelwaarden kunnen van de lijst worden geschrapt, indien het betrokken grondwaterlichaam niet langer door de desbetreffende verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen of indicatoren van verontreiniging gevaar loopt.
Wijzigingen in de lijst van drempelwaarden worden in het kader van de periodieke herziening van de stroomgebied-beheersplannen bekendgemaakt.
Art.6.§ 1. Een grondwaterlichaam wordt geacht in een goede chemische toestand te verkeren, indien :
a) De veranderingen van geleidbaarheid niet op intrusies van zout of andere stoffen in het grondwaterlichaam wijzen, en
b) De chemische samenstelling, die op de verschillende meetpunten van het bij punt 2.4.1 van bijlage III van de ordonnantie bedoelde monitoringnetwerk gemeten worden, zodanig is dat de concentraties van verontreinigende stoffen de grondwaterkwaliteitsnormen en de drempelwaarden naleven, die bij bijlage II van onderhavig besluit bepaald werden, onder voorbehoud van § 2, en
c) De chemische samenstelling van het grondwaterlichaam zodanig is dat de concentraties van verontreinigende stoffen niet verhinderen om [1 de milieudoelstellingen bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie]1 voor bijbehorende oppervlaktewateren te bereiken, ze geen significante vermindering van de ecologische of chemische kwaliteit van de bijbehorende oppervlaktewaterlichamen veroorzaken en ze geen significante schade toebrengen aan bijbehorende terrestrische ecosystemen die rechtstreeks van het grondwaterlichaam afhangen.
§ 2. In afwijking van § 1, b) wordt, wanneer een waarde die overeenstemt met een grondwaterkwaliteitsnorm of een drempelwaarde, in één of meer monitoringpunten overschreden wordt, een grondwaterlichaam toch als verkerend in een goede chemische toestand beschouwd, indien door een passend onderzoek, uitgevoerd in overeenstemming met bijlage III van onderhavig besluit, wordt bevestigd dat :
a) Op basis van de in bijlage III.3. van onderhavig besluit bedoelde beoordeling de concentraties verontreinigende stoffen die de grondwaterkwaliteitsnormen of de drempelwaarden overschrijden, niet worden beschouwd als een significant milieurisico, met name in het geval dat de omvang van het door de overschrijding betroffen grondwaterlichaam niet groter is dan 20 % van de totale omvang van het betrokken waterlichaam, en
b) Is voldaan aan de andere in § 1 genoemde voorwaarden in overeenstemming met bijlage III.4., en
c) Voor de in overeenstemming met artikel 36, § 1 van de ordonnantie aangewezen grondwaterlichamen is voldaan aan de eisen van artikel 36, § 3 van de ordonnantie, en
d) De geschiktheid voor menselijk gebruik van het grondwaterlichaam niet significant door verontreiniging is aangetast.
----------
(1)<BESL 2016-05-26/41, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
Art.7. § 1. De punten voor grondwatermonitoring moeten worden gekozen volgens de vereisten van bijlage III, punt 2.4 van de ordonnantie, inhoudende dat het zo wordt opgezet dat een samenhangend totaalbeeld van de chemische toestand van het grondwater en representatieve monitoringgegevens worden verkregen.
§ 2. Een samenvatting van de beoordeling van de chemische toestand van het grondwater wordt in de stroomgebiedbeheersplannen gepubliceerd, die worden opgesteld in overeenstemming met artikel 48 van de ordonnantie.
In deze samenvatting, die wordt opgesteld op het niveau van het stroomgebieddistrict of van het deel van het internationaal stroomgebieddistrict dat op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt, wordt ook toegelicht op welke wijze overschrijdingen van de grondwaterkwaliteitsnormen of de drempel-waarden bij afzonderlijke monitoringpunten bij de eindbeoordeling in aanmerking genomen werden.
Art.8. Indien de toestand van een grondwaterlichaam in overeenstemming met artikel 6, § 2 van onderhavig besluit als goed wordt aangemerkt, worden, in overeenstemming met het bij artikel 44 van de ordonnantie beoogde maatregelenprogramma, de maatregelen getroffen, die nodig zijn voor de bescherming van de aquatische ecosystemen, de terrestrische ecosystemen en van het gebruik van het grondwater door de mens dat afhangt van het gedeelte van het grondwaterlichaam dat wordt vertegenwoordigd door het monitoringpunt of de monitoringpunten waarin de waarde voor een grondwaterkwaliteitsnorm of de drempelwaarde is overschreden.
Afdeling 2. - Vaststelling van significante en aanhoudende stijgende trends en bepaling van het beginpunt voor omkeringen in trends
Art.9. § 1. Iedere significante en aanhoudende stijgende trend in de concentratie van verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen of indicatoren van verontreiniging in grondwaterlichamen of groepen grondwaterlichamen die als gevaar lopend zijn aangemerkt, wordt vastgesteld en het beginpunt voor een omkering in de trend wordt bepaald, op basis van de vastgestelde trend en de hieraan gekoppelde milieurisico's, in overeenstemming met bijlage IV van onderhavig besluit.
§ 2. In overeenstemming met bijlage IV.B. van onderhavig besluit worden de trends die een significant schaderisico opleveren voor de kwaliteit van de aquatische of terrestrische ecosystemen, de menselijke gezondheid of voor het rechtmatig gebruik, feitelijk of potentieel, van het watermilieu, omgekeerd met behulp van het bij artikel 44 van de ordonnantie beoogde maatregelenprogramma, teneinde veront-reiniging geleidelijk aan te verminderen en te voorkomen dat de toestand van het grondwater achteruitgaat.
§ 3. De in overeenstemming met artikel 48 van de ordonnantie opgestelde stroomgebied-beheersplannen vatten het volgende samen :
a) De wijze waarop de trendbeoordeling vanuit afzonderlijke monitoringpunten in een grondwaterlichaam, of een groep grondwaterlichamen, ertoe heeft bijgedragen dat er in overeenstemming met bijlage IV van onderhavig besluit, in die lichamen een significante en aanhoudende stijgende trend in de concentratie van verontreinigende stoffen of een omkering in die trend is vastgesteld; en
b) De redenen voor de in overeenstemming met § 1 van onderhavig besluit vastgestelde beginpunten.
§ 4. Indien dit nodig is om het effect te beoordelen van bestaande verontreinigings-pluimen in grondwaterlichamen die de verwezenlijking van de doelstellingen in artikel 12 van de ordonnantie, in gevaar kunnen brengen, met name pluimen uit puntbronnen en verontreinigde grond, worden er aanvullende trendbeoordelingen uitgevoerd voor aangetroffen verontreinigende stoffen om zich ervan te vergewissen dat de pluimen vanuit verontreinigde locaties zich niet verspreiden, de chemische toestand van het grondwaterlichaam of de groep grondwaterlichamen niet doen verslechteren, noch een risico vormen voor de menselijke gezondheid en het milieu. De resultaten van deze beoordelingen worden kort vermeld in de in overeenstemming met artikel 48 van de ordonnantie in te dienen stroomgebiedbeheersplannen.
HOOFDSTUK III. - Maatregelen om de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken
Art.10. Dit hoofdstuk vult de bepalingen aan, die bestemd zijn om de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken, die al in de ordonnantie of de wet opgenomen werden en wil een achteruitgang van de toestand van alle grondwaterlichamen voorkomen.
Art.11. § 1. Teneinde het in artikel 12, 1° van de ordonnantie gestelde doel te bereiken, namelijk de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken, omvat het in overeenstemming met artikel 41 van de ordonnantie opgestelde maatregelenprogramma de nodige maatregelen om :
1° Te voorkomen dat alle mogelijke gevaarlijke stoffen in het grondwater ingebracht worden en met name :
a) De gevaarlijke stoffen die behoren tot de families of groepen verontreinigende stoffen die bij bijlage V, punten 1 tot 6 van onderhavig besluit genoemd worden;
b) De stoffen die behoren tot de families of groepen verontreinigende stoffen die bij bijlage V, punten 7 tot 9 van onderhavig besluit genoemd worden, indien deze als gevaarlijk beschouwd worden.
2° De inbreng in het grondwater te beperken van de verontreinigende stoffen die bij bijlage V, punten 10 tot 17 van onderhavig besluit genoemd worden, die niet als gevaarlijk worden beschouwd, maar die wel een bestaand of potentieel verontreinigingsrisico vormen, zodanig dat deze inbreng de goede chemische toestand van het grondwater niet doet verslechteren, noch een significante en aanhoudende stijgende trend in de concentraties van verontreinigende stoffen in het grondwater veroorzaakt. Bij die maatregelen wordt rekening gehouden met de beste praktijken, waaronder de beste milieupraktijken en de beste beschikbare technieken die in de toepasselijke wetgeving genoemd worden.
§ 2. De inbreng van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen van verontreiniging, die gevolgen heeft voor de chemische toestand van het grondwater, wordt in aanmerking genomen, wanneer zulks technisch mogelijk is.
§ 3. Onverminderd strengere voorschriften, na de doeltreffende implementatie van een monitoringcontrole van het grondwater in overeenstemming met de eisen van punt 2.4.2 van bijlage III van de ordonnantie, kan de minister bevoegd voor Leefmilieu de opdracht geven aan het Brussels Instituut voor milieubeheer (BIM) de in § 1 van onderhavig artikel voorgeschreven maatregelen uit te sluiten voor de inbreng van verontreinigende stoffen die :
a) Het resultaat is van in overeenstemming met artikel 44, § 2, 10° van de ordonnantie toegestane directe lozingen;
b) Beschouwd wordt als voorkomend in een hoeveelheid of concentratie die zo klein is dat enig onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het ontvangende grondwater uitgesloten is;
c) Het gevolg is van ongevallen of uitzonderlijke omstandigheden van natuurlijke oorsprong die redelijkerwijs niet te voorzien, te voorkomen of te mitigeren waren;
d) Het resultaat is van een in overeenstemming met artikel 44, § 2, 6° van de ordonnantie toegestane kunstmatige aanvulling of vergroting van grondwaterlichamen;
e) Geacht worden technisch niet te voorkomen of te beperken te zijn, zonder gebruik te maken van :
- Maatregelen die het risico voor de menselijke gezondheid of voor de kwaliteit van het milieu als geheel zouden vergroten of
- Onevenredig kostbare maatregelen om hoeveelheden verontreinigende stoffen uit de vervuilde bodem of ondergrond te verwijderen, of anderszins te zorgen dat insijpeling daarvan kan worden beheerst;
f) Het resultaat is van ingrepen in oppervlaktewater ten behoeve van o.a. het verminderen van de gevolgen van overstromingen en droogte en het beheer van water en waterwegen, ook op internationaal niveau, op voorwaarde dat deze inbreng geen gevaar vormt voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen die in overeenstemming met artikel 12 van de ordonnantie voor de betroffen waterlichamen werden vastgesteld.
§ 4. De Minister bevoegd voor Leefmilieu geeft de opdracht aan het Brussels Instituut voor milieubeheer (BIM) een inventaris van de in lid 3 bedoelde uitzonderingen te houden.
Art.12. De minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - Grondwaterlichamen
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden er vijf grondwaterlichamen geïdentificeerd. Deze maken deel uit van grensoverschrijdende grondwatervoerende lagen van het stroomgebieddistrict van de Schelde.
Onderstaande tabel bevat de lijst en de locatie van deze waterlichamen :
Nom masse d'eau souterraine Naam grondwaterlichaam | Code | Coord. X du centroïde (Lambert belge 1972, en m) X-coörd. v/d centroïde (Belgische Lambert 1972, in m) | Coord. Y du centroïde (Lambert belge 1972, en m) Y-coörd. v/d centroïde (Belgische Lambert 1972, in m) | Superficie (km2) Oppervl. (km2) |
Socle et crétacé Sokkel en Krijt | BEBRSocleSokkel1 | 150000 | 172200 | 111 |
Socle (zone d'alimentation) Sokkel (voedingsgebied) | BEBRSocleSokkel2 | 149900 | 165400 | 51 |
Landénien Landeniaan | BEBRLandenienLandeniaan3 | 150300 | 169600 | 162 |
Yprésien (Région des Collines) Ieperiaan (Heuvelstreek) | BEBRYpresienIeperiaan4 | 148000 | 175700 | 21 |
Bruxellien et Yprésien Brusseliaan en Ieperiaan | BEBRBruxellienBrusseliaan5 | 152400 | 167400 | 89 |
Verontreinigende stoffen | Kwaliteitsnormen |
Nitraten | 50 mg/l |
Werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan (1) | 0,1 µg/l 0,5 µg/l (totaal) (2) |
(1) Onder "bestrijdingsmiddelen" worden gewasbeschermingsmiddelen en biociden verstaan, zoals omschreven in artikel 3 van de Ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden. (2) Onder " totaal " wordt verstaan, de som van alle tijdens de monitoringprocedure opgespoorde en gekwantificeerde afzonderlijke bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan. |
Grondwater-lichaam Verontreini- gende stof | Eenheid | BEBR_Socle_ Sokkel_1 | BEBR_Socle_ Sokkel__2 | BEBR_ Landenien _Landeniaan 3 | BEBR_ Ypresien_ ieperiaan _4 | BEBR_ Bruxellien_ Bruxeliaan _5 |
Arseen totaal | µg/l | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
Cadmium | µg/l | 5 | 5 | 5 | 5 | 1 |
Lood | µg/l | 10 | 10 | 10 | 10 | 7.2 |
Kwik | µg/l | 1 | 1 | 1 | 1 | 0.07 |
Ammonium (NH4+) | mg/l | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 |
Chloriden | mg/l | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 |
Sulfaten | mg/l | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
Trichloorethyleen | µg/l | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
Tetrachloorethyleen | µg/l | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
Nikkel totaal | µg/l | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 |
Nitriet | mg/l NO2 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.1 |
Fosfor (totaal) | mg/l P | 2.185 | 2.185 | 2.185 | 2.185 | 0.2 |