2 JUNI 2010. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 3-10
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek
Art.2. In artikel 301, § 7, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" Uitgezonderd indien de partijen uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de rechtbank, op vordering van een van de partijen, de uitkering later verhogen, verminderen of afschaffen, indien, ingevolge nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen, het bedrag ervan niet meer is aangepast. ";
2° in het tweede lid worden de woorden " tenzij in geval van echtscheiding door onderlinge toestemming " opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.3. In artikel 1254, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007, wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden :
" De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 2, van het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld bij een verzoekschrift ondertekend door iedere echtgenoot of ten minste door een advocaat of een notaris.
De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek kan worden ingesteld bij verzoekschrift.
Het bepaalde in de artikelen 1034bis tot 1034sexies is van toepassing op het in het eerste en tweede lid bedoelde verzoekschrift. "
Art.4. In artikel 1255, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
" Indien de echtscheiding gezamenlijk wordt gevorderd op grond van artikel 229, § 2 van het Burgerlijk Wetboek, spreekt de rechter de echtscheiding uit als hij vaststelt dat de partijen sinds meer dan zes maanden feitelijk gescheiden zijn. "
Art.5. Artikel 1257 van het hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 27 april 2007, wordt opgeheven.
Art.6. Artikel 1274 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt :
" Art. 1274. De termijn om zich in cassatie te voorzien en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging. "
Art.7. Artikel 1288 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 juli 1972 en gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1994, 13 april 1995 en 27 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Uitgezonderd indien de partijen uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de bevoegde rechter, op vordering van een van de partijen, de in de bepaling onder 4° van het eerste lid bedoelde uitkering later verhogen, verminderen of afschaffen, indien, ingevolge nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen, het bedrag ervan niet meer is aangepast. "
Art.8. Artikel 1276 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juni 1994, wordt aangevuld met een lid, luidende :
" De termijn van hoger beroep, verzet en voorziening in cassatie, begint te lopen vanaf de betekening van het vonnis of arrest. "
Art.9. Artikel 1281 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, wordt opgeheven.
Art. 10. Artikel 1299 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, wordt vervangen als volgt :
" Art. 1299. Hoger beroep tegen het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken is slechts toegelaten indien het gesteund wordt op het niet vervullen van de wettelijke voorwaarden om de echtscheiding uit te spreken.
Het kan worden ingesteld door het openbaar ministerie binnen een maand te rekenen van de uitspraak. In dat geval wordt het aan beide partijen betekend.
Het kan eveneens worden ingesteld door één of beide echtgenoten, afzonderlijk of gezamenlijk, binnen een maand te rekenen van de uitspraak. In dat geval wordt het aan de procureur des Konings betekend, alsook, indien het door slechts één echtgenoot wordt ingesteld, aan de andere echtgenoot. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Nice, 2 juni 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
De Staatssecretaris voor Gezinsbeleid,
M. WATHELET
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK