Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

3 JULI 2009. - Deontologische code voor de leden van de Vlaamse, provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-08-2009 en tekstbijwerking tot 25-04-2018)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK 1. - Algemeen belang
Art. 2
HOOFDSTUK 2. - Verbod op belangenvermenging - Principes van integriteit
Art. 3-5
HOOFDSTUK 3. - Objectiviteit
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Discretie en spreekrecht - Relatie met de media
Art. 8-9
HOOFDSTUK 5. - Verantwoord omgaan met vertrouwelijke informatie en voorzieningen of kredieten ter beschikking gesteld door het commissiesecretariaat of het bestuur
Art. 10-12
HOOFDSTUK 6. - Motivatie en betrokkenheid - Goede werking van de commissie
Art. 13-16
HOOFDSTUK 7. - Handhaving van de deontologische code
Art. 17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1.De in deze deontologische code opgenomen beginselen, gedragsregels en richtlijnen dienen de leden van de [1 ...]1 provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening tot leidraad bij de uitoefening van hun mandaat, overeenkomstig artikel 1.3.4 van de Vlaamse Code Ruimtelijke Ordening.
  ----------
  (1)<BVR 2016-05-27/08, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 24-07-2016>

HOOFDSTUK 1. - Algemeen belang
Art.2. § 1. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening houden bij de uitoefening van hun mandaat steeds het algemeen belang voor ogen.
  Alle leden onderschrijven de opdrachtverklaring voor de ruimtelijke ordening, verwoord in artikel 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die luidt als volgt :
  De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
  § 2. De commissievoorzitter stelt zich steeds onafhankelijk en neutraal op.
  § 3. De leden die zetelen als deskundige vertegenwoordigen geen maatschappelijke belangengroep, geleding, vereniging of wat dan ook.
  § 4. De leden die zetelen als vertegenwoordiger van maatschappelijke belangengroepen, kunnen een standpunt aanbrengen en beargumenteren dat aangehouden wordt door de betrokken maatschappelijke belangengroep. De commissies ruimtelijke ordening zijn evenwel niet bedoeld als een forum dat enkel dient om het standpunt van een belangengroep of vereniging te vertolken. De betrokken leden streven er dan ook naar om het belang dat verdedigd wordt door een maatschappelijke belangengroep te overstijgen en mee te werken aan adviezen die gericht zijn op het algemeen belang en de geciteerde doelstelling van de ruimtelijke ordening.

HOOFDSTUK 2. - Verbod op belangenvermenging - Principes van integriteit
Art.3.§ 1. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening zijn gebonden door het verbod op belangenvermenging dat vastgesteld is in de artikelen 1.3.1, § 5, 1.3.2, § 5 en 1.3.3, § 5, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die telkens luiden als volgt :
  Het is voor een lid van de (...) commissie voor ruimtelijke ordening verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden personen die wettelijk samenwonen, met echtgenoten gelijkgesteld.
  Het lid dat een dergelijk belang heeft bij een aangelegenheid verontschuldigt zich voor de vergadering waarop die aangelegenheid wordt behandeld, of verlaat de vergaderruimte voor de behandeling van het betrokken agendapunt.
  § 2. Een lid hoeft zich niet te onthouden van de bespreking, beraadslaging en eventuele stemming van een aangelegenheid indien er slechts sprake is van een collectief belang dat het betrokken lid deelt met een reeks andere rechtsonderhorigen. Zo is er geen verboden belangenvermenging in hoofde van leden die inwoner zijn van een gemeente op het ogenblik dat het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan [1 of gemeentelijk beleidsplan ruimte]1 wordt besproken. Er is evenmin belangenvermenging in hoofde van een lid dat bijvoorbeeld woonachtig is binnen de perimeter van een ontwerpplan indien het behandelde plan geen specifieke voor- of nadelen oplevert voor het betrokken lid (bijvoorbeeld wat betreft patrimoniale belangen).
  ----------
  (1)<BVR 2018-03-30/27, art. 77, 003; Inwerkingtreding : 05-05-2018>

Art.4.Onverminderd de naleving van het verbod op belangenvermenging, vermijden de leden dat een schijn van partijdigheid of vooringenomenheid ontstaat met betrekking tot hun deelname aan de werkzaamheden van de commissie in concrete dossiers :
  1° Het lid dat door zijn professionele bezigheden (bijvoorbeeld als advocaat, architect, notaris,...) een vertrouwensband heeft met de aanvrager van een vergunning of een attest, onthoudt zich best bij de bespreking van en de beraadslaging en eventuele stemming over een advies met betrekking tot die vergunningsaanvraag of dat attest, ook al heeft het lid geen rechtstreeks, actueel of in geld waardeerbaar belang bij het concrete dossier. Het verdient de voorkeur dat het betrokken lid zich uit eigen beweging verontschuldigt of de vergaderruimte verlaat.
  2° Het is courant dat de commissie de ruimtelijk planner die verantwoordelijk is voor de opmaak van een plan van aanleg,[1 ruimtelijk uitvoeringsplan, ruimtelijk structuurplan of ruimtelijk beleidsplan]1, uitnodigt voor toelichting en deelname aan de bespreking van een plan. De reglementering bepaalt dat personen die uitgenodigd worden voor toelichting en bespreking niet meer aanwezig kunnen zijn bij de beraadslaging over het advies en de eventuele stemming erover (behalve in geval van openbaarheid, maar ook dan kunnen ze in ieder geval niet meer deelnemen aan die beraadslaging en stemming). Indien een lid van de commissie als ruimtelijk planner verantwoordelijk is voor de opmaak van een plan van aanleg, [1 ruimtelijk uitvoeringsplan, ruimtelijk structuurplan of ruimtelijk beleidsplan]1, dan kan hij wel toelichting verstrekken en een bijdrage leveren aan de bespreking, maar moet hij zich onthouden en de vergaderruimte verlaten bij de beraadslaging en eventuele stemming over een advies met betrekking tot dat plan. In sommige gevallen kan er sprake zijn van belangenvermenging, bijvoorbeeld als de ruimtelijk planner niet in overheidsdienst is en een financieel belang zou hebben bij de voortgang van een planningsdossier. Maar ook indien de ruimtelijk planner geen rechtstreeks, actueel of in geld waardeerbaar belang heeft bij het concrete dossier, is het beter dat hij de vergaderruimte verlaat na de toelichting en bespreking. Gevallen waarbij een vennoot of medewerker van een lid optreedt als ruimtelijk planner, kunnen op analoge manier benaderd worden.
  3° Het lid van wie een concurrent als architect of als ruimtelijk planner verantwoordelijk is voor de opmaak van een vergunningsaanvraag, een aanvraag tot een attest of een plan van aanleg, ruimtelijk uitvoeringsplan of ruimtelijk structuurplan, grijpt de bespreking, de beraadslaging en de stemming niet aan om ongefundeerde kritiek te uiten of het dossier te dwarsbomen. In sommige gevallen kan het aangewezen zijn geen standpunt in te nemen of geen stem ten gunste of ten ongunste uit te brengen.
  ----------
  (1)<BVR 2018-03-30/27, art. 78, 003; Inwerkingtreding : 05-05-2018>

Art.5. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening aanvaarden geen geschenken, gunsten of geld die op enigerlei wijze te maken hebben met het lidmaatschap van de betrokken commissie.

HOOFDSTUK 3. - Objectiviteit
Art.6. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening laten zich bij de uitoefening van hun mandaat niet leiden door eigen partijpolitieke voorkeuren of door motieven die te maken hebben met ras, herkomst, overtuiging of seksuele geaardheid van de betrokkenen in een dossier.

Art.7. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening aanvaarden geen beïnvloeding of poging tot beïnvloeding in dossiers. Zonodig brengen zij de commissievoorzitter op de hoogte.
  Zij onthouden zich ervan om bij mandatarissen of bij burgers de indruk te wekken dat het advies te danken is aan hun individuele inbreng of houding in de commissie.

HOOFDSTUK 4. - Discretie en spreekrecht - Relatie met de media
Art.8. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening delen de inhoud van besprekingen in besloten zitting en het verloop van de stemmingen in de commissie niet mee aan de media. Zij onthouden zich van (publieke) commentaren op de werkzaamheden van de commissie in concrete dossiers.
  Vragen om informatie of afschriften van verslagen en adviezen worden behandeld conform de regelgeving inzake de openbaarheid van bestuur.

Art.9. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening hebben het recht om na de eindberaadslaging door de commissie, onder meer tegenover de media, een eigen standpunt in te nemen over dossiers of over de werking van de commissie, voorzover daarbij :
  1° duidelijk is dat het betrokken lid in eigen naam spreekt of voor rekening van de belangengroep waarvoor hij als vertegenwoordiger in de commissie zetelt;
  2° niet aangegeven wordt wie welke andere of gelijke standpunten ingenomen heeft tijdens commissievergaderingen;
  3° eventuele algemene kritiek op de werking van de commissie, onverminderd het gestelde in artikel 8, eerste lid, gereserveerd wordt gebracht;
  4° het recht op privacy van betrokkenen in dossiers of het vertrouwelijk karakter van gegevens niet in het gedrang wordt gebracht.

HOOFDSTUK 5. - Verantwoord omgaan met vertrouwelijke informatie en voorzieningen of kredieten ter beschikking gesteld door het commissiesecretariaat of het bestuur
Art.10. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening nemen de nodige voorzorgen om te vermijden dat persoonlijke gegevens of gevoelige informatie in handen vallen van buitenstaanders.

Art.11. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening maken geen oneigenlijk gebruik van voorzieningen of faciliteiten die door het commissiesecretariaat of het bestuur ter beschikking worden gesteld met het oog op het uitoefenen van hun mandaat, zoals bijvoorbeeld toegang tot beveiligde sites.

Art.12. In zoverre de commissie beschikt over werkingsmiddelen die bedoeld zijn om individueel gemaakte kosten van leden van de commissies voor ruimtelijke ordening te vergoeden, geven de leden alleen kosten aan die werkelijk zijn gemaakt in de uitoefening van hun mandaat. Zij geven geen kosten aan die reeds op een andere manier worden vergoed, bijvoorbeeld door hun werkgever of door de vereniging die hen voor de commissie heeft afgevaardigd.

HOOFDSTUK 6. - Motivatie en betrokkenheid - Goede werking van de commissie
Art.13. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening spannen zich in om de vergaderingen van de commissie zoveel als mogelijk bij te wonen en een actieve inbreng te hebben.
  Effectieve leden brengen bij verhindering tijdig het secretariaat en het plaatsvervangend lid op de hoogte.
  Plaatsvervangende leden doen, voor wat betreft de vergaderingen waarvoor zij niet zetelen in de plaats van een effectief lid, het nodige om op de hoogte te blijven van de werkzaamheden. Het secretariaat van de commissie draagt hiertoe bij.

Art.14. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening spannen zich in om kennis te vergaren over de ruimtelijke ordening en op de hoogte te blijven van evoluties in het vakgebied.

Art.15. De voorzitter zorgt ervoor dat alle standpunten en argumenten aan bod kunnen komen. De leden van de commissies voor ruimtelijke ordening geven de voorzitter daartoe de nodige ruimte.
  De leden spannen zich in om tegenstellingen te overbruggen en samen tot afgewogen adviezen van de commissie te komen. Zij vermijden zoveel als mogelijk polarisatie bij de besprekingen en beraadslagingen.

Art.16. De voorzitter bewaakt het onderscheid tussen enerzijds de toelichting en bespreking van een onderwerp of van de onderwerpen en anderzijds de beraadslaging en eventuele stemming over het advies.
  Hij houdt de hand aan de reglementering met betrekking tot de aanwezigheid van externen. Deze reglementering bepaalt dat externen (bijvoorbeeld deskundigen die een toelichting komen verstrekken, of bij een gemeentelijke commissie de vertegenwoordigers van de fracties) de beraadslaging en stemming niet (meer) kunnen bijwonen, behalve als de vergadering openbaar is. In dat laatste geval kunnen de externen nog wel aanwezig blijven, maar niet langer deelnemen.

HOOFDSTUK 7. - Handhaving van de deontologische code
Art. 17.De voorzitter ziet toe op de goede naleving van deze deontologische code en vervult ter zake een voorbeeldfunctie.