6 MAART 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende vorming voor directeurs van de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-04-2009 en tekstbijwerking tot 28-10-2010)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toekenning van middelen
Art. 2, 2/1, 3
HOOFDSTUK III. - Opleidingen voor directeurs
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Financiering en verantwoording
Art. 5-9
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 10-11
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
[1 1° decreet van 8 mei 2009 : het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;]1
[1 1°/1 directeur : een directeur uit het basisonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of de centra voor leerlingenbegeleiding;]1
2° onderwijsinstelling : een school voor het basisonderwijs, een instelling voor het secundair onderwijs, een centrum voor volwassenenonderwijs, een instelling voor het deeltijds kunstonderwijs;
3° minister : Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs;
4° [1 ...]1
5° representatieve vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie en die een werking ontplooit in het onderwijs.
----------
(1)<BVR 2010-09-24/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
HOOFDSTUK II. - Toekenning van middelen
Art.2.[1 De Vlaamse Gemeenschap stelt de middelen, vermeld in artikel 21 van het decreet van 8 mei 2009, jaarlijks ter beschikking aan de verschillende pedagogische begeleidingsdiensten pro rata van het aantal onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding die elke pedagogische begeleidingsdienst vertegenwoordigt op 1 februari voorafgaand aan het jaar waarin de middelen worden uitbetaald.]1
----------
(1)<BVR 2010-09-24/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.2/1. [1 § 1. Elke directeur kan gedurende zijn loopbaan als directeur voor een bedrag van maximaal 1.500 euro een beroep doen op de middelen, vermeld in artikel 2.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig artikel 22 van het decreet van 8 mei 2009.
§ 2. Het kalenderjaar van de eerste aanwending door de directeur bepaalt het bedrag waarop de directeur recht heeft gedurende zijn verdere loopbaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-09-24/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.3.De [2 pedagogische begeleidingsdiensten]2 dragen er zorg voor dat bij ontoereikende middelen het opleidingsaanbod gegarandeerd wordt voor recent aangestelde directeurs, door voorrang te verlenen aan directeurs met het minste anciënniteit in het ambt van directeur.
Elke [1 pedagogische begeleidingsdienst]1 stelt in overleg met de representatieve vakorganisaties van de personeelsleden uit het onderwijs een opleidingsreglement op en deelt dit mee aan zijn respectieve directeurs en aan de minister. Het opleidingsreglement bevat minimaal de procedure voor de aanvraag van de opleiding en de wijze van uitbetaling.
----------
(1)<BVR 2010-09-24/10, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BVR 2010-09-24/10, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
HOOFDSTUK III. - Opleidingen voor directeurs
Art.4.Om voor terugbetaling in aanmerking te komen, moeten de opleidingen opgenomen zijn in een lijst die vastgelegd wordt door elke [1 pedagogische begeleidingsdienst]1 afzonderlijk in overleg met de respectieve representatieve vakorganisaties en moeten de opleidingen gericht zijn op het versterken van de professionele competenties voor het schoolleiderschap van de instellingen. Elke [1 pedagogische begeleidingsdienst]1 deelt deze lijst mee aan zijn respectieve directeurs en aan de minister.
----------
(1)<BVR 2010-09-24/10, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
HOOFDSTUK IV. - Financiering en verantwoording
Art.5.
<Opgeheven bij BVR 2010-09-24/10, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.6.Ten laatste in de maand november en voor de eerste keer in 2009 bezorgen de [1 pedagogische begeleidingsdiensten]1 een verslag aan de minister betreffende het gebruik van de in het vorig schooljaar toegekende middelen zoals [2 vermeld in artikel 2]2 van dit besluit. Dat verslag bestaat uit en financieel rapport en een inhoudelijk rapport.
In het financiële rapport wordt de aanwending van de toegekende middelen verantwoord en derhalve minstens duidelijk weergegeven welke middelen aangewend werden voor welke initiatieven.
Het inhoudelijk rapport moet minstens gedetailleerde informatie bevatten over
1° de inhoud en duur van de opleidingen [2 opgenomen in de lijst zoals vermeld in artikel 4]2;
2° de opleidingen die effectief werden gevolgd;
3° de organisaties die de opleidingen hebben georganiseerd;
4° op welke wijze deze opleidingen zich richten op het versterken van de professionele competenties voor het schoolleiderschap;
5° het al dan niet leiden van deze opleidingen tot het behalen van een certificaat of diploma.
De verslagen worden ten laatste in de maand februari volgend op het indienen ervan besproken in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs.
----------
(1)<BVR 2010-09-24/10, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BVR 2010-09-24/10, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.7.
<Opgeheven bij BVR 2010-09-24/10, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.8.
<Opgeheven bij BVR 2010-09-24/10, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.9. Dit besluit wordt om de vier jaar en voor het eerst in februari 2012 geëvalueerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.
Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 maart 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming
F. VANDENBROUCKE