30 APRIL 2009. - Ordonnantie betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-05-2009 en tekstbijwerking tot 29-06-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de werkgelegenheidsinspecteurs [1 en de controleurs]1
Art. 4, 4/1, 4/2, 4/3, 5-9, 9/1, 10-17
HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de werkgelegenheidsinspecteurs [1 en verbod van belangenvermenging voor dezen en de controleurs]1
Art. 18, 18/1, 19-20, 20/1, 20/2, 20/3
HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen en administratieve geldboeten
Art. 21-34
HOOFDSTUK IV/1. - [1 Sancties, andere dan strafbepalingen en administratieve geldboeten in geval van verhindering van controle]1
Art. 34/1
HOOFDSTUK IV/2. [1 - Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013.]1
Art. 34/2
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Afdeling 1. - Wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten
Art. 35
Afdeling 2. - Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 36-41
Afdeling 3. - Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen
Art. 42
Afdeling 4. - Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling
Art. 43-47
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 48
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2.§ 1. [1 Deze ordonnantie bepaalt de bevoegdheden van de ambtenaren die onder het gezag staan van de Minister, of van de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot wier bevoegdheid de aangelegenheden van werkgelegenheid als bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen behoren, en die belast zijn met het toezicht op de naleving van wetgeving en reglementeringen betreffende deze aangelegenheden die bepalen dat het toezicht en de controle worden uitgeoefend in overeenstemming met de bepalingen van deze ordonnantie.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden verder in deze ordonnantie " werkgelegenheidsinspecteurs " dan wel " controleurs " genoemd.
Het toezicht betreft de wetgeving en reglementeringen waarvoor de inbreukpleger zich blootstelt aan een strafvervolging of de oplegging van een administratieve geldboete, al dan niet naast andere handhavingsmaatregelen. Het toezicht op de naleving van de wetgeving en de reglementering is voorbehouden aan werkgelegenheidsinspecteurs.
De controle betreft de wetgeving en reglementeringen die niet voorzien in strafvervolging of de oplegging van administratieve geldboeten in geval van inbreuk, doch wel in, inzonderheid, het stopzetten of het terugvorderen van subsidies, vergoedingen of toelagen, van welke aard en benaming, en onder welke vorm ook, of het schorsen en intrekken van een erkenning, een inschrijving, registratie, voorafgaande aangifte of welke gelijkwaardige formaliteit ook. Zowel werkgelegenheidsinspecteurs als controleurs kunnen controleren.
De werkgelegenheidsinspecteurs en de controleurs leggen de eed af in handen van de Minister van de overheid waarvan ze afhangen of van de ambtenaar die door deze werd aangeduid.
De ambtenaar die zowel over de hoedanigheid van controleur of van inspecteur beschikt deelt bij de aanvang van het toezicht of de controle aan de werkgever of de werknemer mee in welke hoedanigheid hij optreedt.
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie :
1° houden de werkgelegenheidsinspecteurs toezicht op de naleving van deze ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan;
2° kunnen de werkgelegenheidsinspecteurs ter gelegenheid van het toezicht als bedoeld in 1°, tevens toezicht houden op de naleving van de voorwaarden van toegang tot het beroep bepaald in de wetgeving en reglementering aangenomen of geldend krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
3° controleren de controleurs de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan.]1
§ 2. Deze ordonnantie voert een procedure in van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op de wetgevingen bedoeld in § 1.
----------
(1)<ORD 2015-07-09/17, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art.3.Voor de toepassing van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt verstaan onder :
1° " werknemers " : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden :
a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;
b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der werknemers;
c) de leerlingen;
d) de stagiairs;
e) de gerechtigden, namelijk, de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de wetgevingen waarop de werkgelegenheidsinspecteurs [2 of de controleurs]2 toezicht uitoefenen, en zij die er aanspraak op maken;
[2 f) de in een onderneming overgeplaatste werknemer, als bedoeld in de normering aangaande de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten;]2
[2 g) de buitenlandse arbeidskrachten die krachtens de wetten en de reglementen met het oog op het verrichten van een zelfstandige beroepsactiviteit in het bezit moeten zijn van een vergunning;]2
2° " werkgevers " : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, inzonderheid :
a) de tewerkstellingsoperatoren als omschreven in de ordonnantie [2 van 14 juli 2011]2 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat hun tewerkstellingsactiviteiten betreft als omschreven in genoemde ordonnantie;
b) de gebruikers, namelijk de natuurlijke personen, de rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die een beroep doen op de diensten van de tewerkstellingsoperatoren;
c) de begunstigden van een subsidie, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die een subsidie inzake werkgelegenheid hebben gevraagd of verkregen aan en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend terugvorderbaar voorschot;
d) de begunstigden van een erkenning, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die een erkenning inzake werkgelegenheid hebben gevraagd of verkregen aan en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd;
[2 e) in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, de gastentiteit, beide als bedoeld in de normering aangaande de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten;]2
[2 f) de partijen andere dan de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling bij de overeenkomsten als bedoeld in artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en haar uitvoeringsmaatregelen;]2
3° " sociale gegevens " : alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 2 bedoelde regelgeving;
4° " sociale gegevens van persoonlijke aard " : alle sociale gegevens met betrekking tot een persoon die is of kan worden geïdentificeerd;
5° " openbare instellingen van sociale zekerheid " : de openbare instellingen, alsmede de diensten van de ministeries, die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;
6° " meewerkende instellingen van sociale zekerheid " : de instellingen van privaatrecht, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;
7° " werkplaatsen " : alle plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de werkgelegenheidsinspecteurs [2 of de controleurs]2 onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn [2 of werken]2 die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, en ondermeer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het gebied van de ondernemingen, werven en werken buiten de ondernemingen;
8° " informatiedragers " : gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat;
9° " Regering " : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
----------
(2)<ORD 2015-07-09/17, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de werkgelegenheidsinspecteurs [1 en de controleurs]1
----------
(1)
Art.4.De werkgelegenheidsinspecteurs, voorzien van behoorlijke legitimatiebewijzen, waarvan het model door de Regering vastgesteld is, mogen bij de uitoefening van hun opdracht :
1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnen gaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen. [1 Tot de bewoonde ruimten hebben zij evenwel enkel toegang in de volgende gevallen :
a) wanneer zij zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;
b) op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte; het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven;
c) in geval van oproep vanuit die plaats;
d) in geval van brand of overstroming;
e) wanneer zij in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter.
Voor de toegang tot de bewoonde ruimten ingevolge een machtiging tot visitatie gelden de bepalingen als bedoeld in artikel 4/1.]1
2° overgaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd en inzonderheid :
a) hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de werknemers, alsmede gelijk welke persoon wiens verhoor zij nodig achten, ondervragen over alle feiten waarvan het nuttig is ze te kennen voor de uitoefening van het toezicht;
b) onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [2 en van de geldende wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]2, de identiteit opnemen van de personen die zich op de werkplaatsen bevinden of op de andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers zijn, alsmede van gelijk welke personen wiens verklaring zij nodig achten voor de uitoefening van het toezicht; daartoe van deze personen de voorlegging vorderen van officiële identiteitsdocumenten of, bij ontstentenis van deze documenten of in geval van twijfel over hun echtheid, de identiteit trachten te achterhalen door het maken van [1 beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, in de gevallen, en volgens de voorwaarden en nadere regels als bepaald in artikel 4/2]1;
c) alle informatiedragers opsporen en onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen, die aan hun toezicht zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, bedoeld bij artikel 3, 3°, bevatten, hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge de wet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de werkgelegenheidsinspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving.
Daartoe mogen de werkgelegenheidsinspecteurs eveneens de in het eerste lid bedoelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.
De Regering kan, ten informatieve titel, een lijst opstellen met de gegevens die ingevolge de wet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, bedoeld bij het eerste lid, alsook met de gegevens die zich op informatiedragers bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de werkgelegenheidsinspecteurs.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle doet de werkgelegenheidsinspecteur de nodige inspanningen om contact op te nemen met hem om voormelde informatiedragers te doen overleggen.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber niet bereikbaar is, kan de werkgelegenheidsinspecteur overgaan tot het opsporen en onderzoeken.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek, wordt een proces-verbaal opgesteld wegens verhindering van toezicht;
d) mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan.
De werkgelegenheidsinspecteurs beschikken eveneens over deze bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat;
e) andere roerende goederen dan diegene bedoeld in de littera c of d, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, ongeacht of de pleger van de inbreuk al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken op de wetgevingen waarop zij controle uitoefenen, kunnen worden vastgesteld, tegen ontvangstbewijs in beslag nemen of deze verzegelen wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd;
f) [1 vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.
Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.
De vaststellingen en het gebruik gelden mits eerbiediging van de bepalingen als bedoeld in artikel 4/2;]1
3° bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel;
4° elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, indien zij dat in het belang van de werknemers nodig achten.
----------
(1)<ORD 2015-07-09/17, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
(2)<ORD 2020-10-29/22, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Art. 4/1[1 § 1. Voor het verkrijgen van een machtiging tot visitatie als bedoeld in artikel 4, 1°, richten de werkgelegenheidsinspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter. Dit verzoek bevat minstens de volgende gegevens :
1° de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;
2° de wetgeving die het voorwerp is van het toezicht en waarvoor de werkgelegenheidsinspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;
3° in voorkomend geval, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van het toezicht;
4° alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.
Een machtiging tot visitatie kan door de werkgelegenheidsinspecteurs worden verkregen voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur mits het verzoek aan de onderzoeksrechter met bijzondere redenen wordt omkleed.
§ 2. De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek.
De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen dan wel, in geval van visitatie na 21 uur en voor 5 uur, met bijzondere redenen omkleed.
Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.
Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 19 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het verkrijgen van de machtiging tot visitatie, als bedoeld in § 1, eerste lid, aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, te worden toegevoegd.
§ 3. In geval van visitatie van bewoonde ruimten beschikken de werkgelegenheidsinspecteurs over alle bevoegdheden die aan hen toegekend zijn door deze ordonnantie, met uitzondering van de opsporing van informatiedragers en de daarmee gepaard gaande bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 4, 2°, c) en d) en 5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art. 4/2[[1 § 1. In bewoonde ruimten mogen de werkgelegenheidsinspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de werkgelegenheidsinspecteur aan de onderzoeksrechter richt om die machtiging te krijgen, dient minstens de gegevens te bevatten vermeld in artikel 4/1, § 1.
§ 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie gelden de vaststellingen die de werkgelegenheidsinspecteurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden :
1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 20/3 vermelde gegevens ook nog de volgende gegevens moet bevatten :
a) de identiteit van de ambtenaar die het beeldmateriaal heeft gemaakt of rechtmatig heeft verkregen, indien het door derden gemaakt is;
b) de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;
c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;
d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;
e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;
f) een rechtmatige afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een rechtmatige kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;
g) wanneer er verschillende afdrukken of verschillende dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;
2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de bevoegde administratie uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door de bevoegde administratie. [2 Onverminderd de geldende wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]2, en onverminderd de bepalingen van wetten en reglementen met betrekking tot camerabewaking, verzoekt de administratie in voorkomend geval de derde die het beeldmateriaal heeft gemaakt om de drager gedurende die periode te bewaren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
(2)<ORD 2020-10-29/22, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Art. 4/3.[1 § 1. De gewestelijke werkgelegenheidsinspecteurs kunnen bij de uitoefening van hun opdracht discriminatietesten op het vlak van tewerkstelling uitvoeren.
[2 § 1/1. De Minister bevoegd voor Werk stelt om de vijf jaar de resultaten voor van een academische studie, die op zijn vraag wordt uitgevoerd, over de waargenomen discriminatie op de arbeidsmarkt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waaronder discriminatie bij aanwerving, aan Brupartners.
Deze studie heeft geheel of gedeeltelijk betrekking op de motieven van discriminatie vermeld in artikel 4, 2° en 3°, van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling en preciseert in welke mate discriminatie bij aanwerving vastgesteld op de arbeidsmarkt de uitoefening van het tewerkstellingsbeleid kan schaden in de zin van artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Brupartners verstrekt een advies over deze studie binnen de 3 maanden na de communicatie van de studie en van het verzoek om advies dat de Minister van Werk tot Brupartners richt. Dit advies mag voorstellen voor aanbevelingen bevatten.]2
§ 2. De discriminatietest, die uitgevoerd wordt via de post, elektronisch of telefonisch, door de gewestelijke werkgelegenheidsinspecteurs, onder een valse identiteit en, in afwijking van artikel 4, eerste lid, zonder dat zij zich moeten legitimeren of erop moet wijzen dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht of de controle, kan de volgende vormen aannemen :
1° de praktijktest, die bestaat uit het versturen door de gewestelijke werkgelegenheidsinspecteurs van paren gelijkaardige sollicitaties die enkel verschillen op één criterium dat mogelijk tot discriminatie leidt. De indiening van deze sollicitaties gebeurt in principe als antwoord op een jobaanbieding en, bij gebrek eraan, onverminderd § 4, als spontane sollicitaties ;
2° mystery calling, wat bestaat uit het contacteren van een werkgever om te controleren of hij niet tegemoetkomt aan een discriminerende vraag van een mogelijke klant.
[2 ...]2
[2 In geval van mystery calling die elektronisch of telefonisch uitgevoerd wordt, kan de opname van het gesprek dat zonder medeweten van de andere deelnemers aan het gesprek werd verwezenlijkt, gebruikt worden als bewijsmateriaal, op voorwaarde dat de opname verwezenlijkt werd door de gewestelijke inspecteurs die deelnamen aan het gesprek of het gesprek dat gevoerd werd door een derde als bedoeld in paragraaf 7, bijwonen.
In geval van een praktijktest als bedoeld in 1° zijn de artikelen 193 tot 214 van het Strafwetboek niet van toepassing, wanneer fictieve elementen worden opgenomen in de kandidaatstellingen die worden opgesteld om een test te kunnen uitvoeren.]2
[2 § 2/1. Begaan geen inbreuk, de gewestelijke werkgelegenheidsinspecteurs die naar aanleiding van discriminatietesten voorzien door dit artikel strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen. Hetzelfde geldt voor de magistraten van het openbaar ministerie die, als daar reden toe is, toestemming geven voor deze testen.
Het vorige lid is eveneens van toepassing op een derde als bedoeld in paragraaf 7, wanneer hij de plaats inneemt van een inspecteur voor de verwezenlijking van een test, en op de deskundige als bedoeld in paragraaf 8, wanneer hij deelneemt aan het opstellen van een kandidaatstelling.]2
§ 3. Alle acties ondernomen tijdens de discriminatietest en de resultaten ervan worden in een verslag opgetekend.
§ 4. [2 De discriminatietest beantwoordt aan de volgende voorwaarden :
1° hij mag niet van uitlokkende aard zijn zoals bedoeld in artikel 30 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering en moet zich beperken tot het creëren van de gelegenheid om een discriminerende praktijk aan het licht te brengen door een procedure inzake aanwerving, rekrutering of tewerkstelling, zonder overdrijven, waarin een dergelijke praktijk zich kan voordoen, na te bootsen ;
2° de discriminatietest wordt slechts uitgevoerd in de volgende gevallen :
a) na een klacht of een melding;
b) op basis van een redelijk vermoeden van praktijken die als discriminatie gekwalificeerd zouden kunnen worden bij een werkgever na een onderzoek, de analyse van de sociale gegevens van een werkgever of de vaststelling door een gewestelijke werkgelegenheidsinspecteur;
c) op basis van een redelijk vermoeden van discriminerende praktijken die aan het licht werden gebracht in een activiteitssector, met name door de resultaten van de academische studie als bedoeld in paragraaf 1/1 of statistische studies;
d) op basis van een redelijk vermoeden van discriminerende praktijken die met name aan het licht werden gebracht als gevolg van de resultaten van de vergelijking van de sociale gegevens van werkgevers binnen een activiteitensector met die van de Brusselse economie.
De discriminatietesten als bedoeld onder c) of d) worden enkel uitgevoerd met de uitdrukkelijke en voorafgaandelijke toestemming van de arbeidsauditeur of van de Procureur des Konings.]2
§ 5. De overeenkomstig deze bepaling uitgevoerde discriminatietest vormt, indien hij positief is, een feit dat toelaat te veronderstellen dat er sprake is van directe of indirecte discriminatie die strafbaar is met toepassing van onderhavige ordonnantie, de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling en de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie.
§ 6. Indien de discriminatietest positief is, gaan de gewestelijke werkgelegenheidsinspecteurs over tot verhoren overeenkomstig de artikelen 20/1 en 20/2.
De verhoorde mag bij deze verhoren vergezeld worden door een persoon naar keuze.]1
[2 § 7. De gewestelijke werkgelegenheidsinspecteur kan zich, om een discriminatietest uit te voeren, laten vervangen door een derde die geen deel uitmaakt van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie, op voorwaarde dat de uitvoering van deze test de tussenkomst vereist van een persoon met een bijzonder kenmerk in verband met een van de motieven voor discriminatie vermeld in artikel 4, 2° en 3°, van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling.
Een derde als bedoeld in het vorige lid is gebonden aan het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
De Regering legt de nadere regels vast voor de aanduiding van derden, alsook de voorwaarden volgens dewelke zij vergoed worden.
§ 8. De gewestelijke werkgelegenheidsinspecteur kan, voor het opstellen van een kandidaatstelling die gebruikt moet worden in het kader van een discriminatietest, zich laten bijstaan door een deskundige die geen deel uitmaakt van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie, op voorwaarde dat de jobaanbieding waarop hij beoogt te antwoorden, of de spontane kandidatuur die hij beoogt te versturen, overeenkomt met een bepaald profiel.
Een derde als bedoeld in het vorige lid is gebonden aan het beroepsgeheim volgens artikel 458 van het Strafwetboek.
De Regering legt de nadere regels vast voor de aanduiding van derden, alsook de voorwaarden volgens dewelke zij vergoed worden.
§ 9. Wanneer de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie een klacht of melding ontvangt die niet onder haar bevoegdheid valt, stuurt zij de klacht of melding door naar de bevoegde sociale inspectiedienst.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2017-11-16/01, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<ORD 2023-06-01/12, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2023>
Art.5. § 1. De werkgelegenheidsinspecteurs mogen kopies nemen, onder welke vorm ook, van de informatiedragers, bedoeld bij artikel 4, 2°, c) en d), of van de informatie die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers.
§ 2. Wanneer het informatiedragers bedoeld bij artikel 4, 2°, c), betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de werkgelegenheidsinspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van hetzij de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, hetzij van gelijk welke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopies maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.
Art.6. De werkgelegenheidsinspecteurs kunnen de informatiedragers bedoeld bij artikel 4, 2°, c), in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers al dan niet eigenaar zijn van deze informatiedragers.
Zij beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
Wanneer de inbeslagname materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen begrijpen, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.
Art.7. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij niet aanwezig waren bij de opsporing en het onderzoek bedoeld bij artikel 4, 2°, c), hetzij daarmee niet vrijwillig instemden, dient de werkgelegenheidsinspecteur de werkgever schriftelijk te informeren over het feit dat die opsporing en dit onderzoek hebben plaatsgehad en over de informatiedragers die werden gekopieerd. Dit geschrift bevat de gegevens bepaald bij artikel 8.
Voor de informatiedragers die in beslag werden genomen, wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 8.
Art.8. De inbeslagnemingen verricht krachtens de artikelen 4, 2°, e), en 6 moeten het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling die tegen ontvangstbewijs moet zijn overhandigd.
Dit is eveneens het geval voor de maatregelen genomen in uitvoering van artikel 7 in de bij datzelfde artikel bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij daarbij niet aanwezig waren, hetzij daarmee niet vrijwillig instemden.
Dit geschrift moet minstens vermelden :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de identiteit van de werkgelegenheidsinspecteurs, de hoedanigheid waarin zij tussenkomen en de administratie waartoe zij behoren;
3° de genomen maatregelen;
4° de weergave van de tekst van artikel 22;
5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen en het bevoegde gerechtelijk arrondissement;
6° de overheidsinstelling die in geval van hoger beroep moet worden gedagvaard.
Art.9. Ieder persoon die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door de inbeslagnemingen verricht ter uitvoering van het artikel 4, 2°, e), en 6 kan beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
Dit is eveneens het geval voor de maatregelen genomen in uitvoering van artikel 7 in de bij datzelfde artikel bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, hetzij daarbij niet aanwezig waren, hetzij daarmee niet vrijwillig instemden.
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.
Art. 9/1[[1 De controleurs, voorzien van behoorlijke legitimatiebewijzen, waarvan het model door de Regering vastgesteld is, mogen bij de uitoefening van hun opdracht :
1° alle dienstige en noodzakelijke inlichtingen opvragen en inzage vorderen van alle documenten, bescheiden en alle andere stukken, onder welke vorm en op welke informatiedrager ook, die toelaten na te gaan of de voorwaarden uit de wetten, reglementen en overeenkomsten worden geëerbiedigd;
2° zich die inlichtingen, documenten, bescheiden, stukken en informatiedragers laten voorleggen op de plaats die ze aanwijzen of ze ter plaatse raadplegen, en waarbij deze plaats in voorkomend geval de werkplaatsen kunnen zijn;
3° zich kosteloos een kopie laten verstrekken van die inlichtingen, documenten, bescheiden, stukken of er zelf een kopie van maken. Als ze ter plaatse geen kopieën kunnen maken, mogen ze de informatiedragers voor het doel als bedoeld in 1° voor een periode van één week, verlengbaar met één week, meenemen, in welk geval ze een schriftelijk bewijs afgeven met een inventaris van de informatiedragers in kwestie;
4° vaststellingen doen door het maken van beeldmateriaal.
Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [2 en van de geldende wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]2, nemen de controleurs de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun controleopdracht.
Bij hun optreden dragen de controleurs er zorg voor dat de middelen die zij aanwenden passend en noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de controlebevoegdheden.
De controleurs oefenen hun opdracht uit op eigen initiatief of op verzoek van functioneel bevoegde administratieve entiteiten die belast zijn met de uitvoering van de wetten en de reglementen waarvan de toepassing wordt gecontroleerd.
Het controleverslag wordt overgemaakt aan de functioneel bevoegde administratieve entiteiten, en kan worden overgemaakt aan de werkgelegenheidsinspecteurs, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
(2)<ORD 2020-10-29/22, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Art.10. Wanneer zij dat nodig achten, delen de werkgelegenheidsinspecteurs de inlichtingen die zij tijdens hun onderzoek hebben ingezameld mee aan de openbare en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de werkgelegenheidsinspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of met toepassing van een andere wetgeving.
Het is verplicht deze inlichtingen mee te delen wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de werkgelegenheidsinspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast met het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken.
Evenwel mogen inlichtingen ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits toestemming van deze laatste.
Art.11. Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, verstrekken alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, en van de openbare instellingen die ervan afhangen, alsmede van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, op grond van een samenwerkingsakkoord gesloten krachtens artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de werkgelegenheidsinspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen die laatstgenoemden nuttig achten voor de controle op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn, en leggen ze hun alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers ter inzage voor en verstrekken ze hun uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën ervan.
De diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gehouden die inlichtingen, uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopies of fotokopies kosteloos te verstrekken.
De akten, stukken, registers, documenten of inlichtingen ingezameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met haar uitdrukkelijke toestemming.
Art.12.De openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de werkgelegenheidsinspecteurs, [1 de controleurs,]1 de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen op grond van onderscheidenlijk artikel 10 of 11 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht [1 of de controle]1 waarmee ze belast zijn.
----------
(1)<ORD 2015-07-09/17, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art.13. De besturen waaronder de werkgelegenheidsinspecteurs ressorteren kunnen eveneens, ter uitvoering van een samenwerkingsakkoord dat met de bevoegde autoriteiten van de andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de aanwezigheid toestaan van de werkgelegenheidsinspecteurs van een andere Gemeenschap of een ander Gewest, om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.
De inlichtingen die door een werkgelegenheidsinspecteur op het territoriale bevoegdheidsgebied van een andere Gemeenschap of een ander Gewest worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de werkgelegenheidsinspecteurs worden ingezameld.
Art.14. Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de werkgelegenheidsinspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.
Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de werkgelegenheidsinspecteurs rechtstreeks inzamelen.
De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de werkgelegenheidsinspecteurs als de gelijkaardige inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.
De administraties waartoe de werkgelegenheidsinspecteurs behoren kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de arbeidsinspectie van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.
De inlichtingen die door een werkgelegenheidsinspecteur in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die hier te lande door de werkgelegenheidsinspecteurs worden ingezameld.
In uitvoering van een dergelijk akkoord kunnen de administraties waartoe de werkgelegenheidsinspecteurs behoren met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie bedoeld in het eerste lid, eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.
Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend.
Art.15. De werkgelegenheidsinspecteurs hebben het recht inlichtingen en adviezen te geven aan de werkgevers en de werknemers, inzonderheid over de meest doeltreffende middelen om de bepalingen na te leven van de reglementeringen waarop ze toezicht uitoefenen.
Art.16. De werkgelegenheidsinspecteurs hebben het recht waarschuwingen te geven, voor de pleger van de inbreuk een termijn te bepalen om zich in regel te stellen en processen-verbaal op te maken.
De processen-verbaal die inbreuken vaststellen hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is voor zover een afschrift ervan bij ter post aangetekend schrijven ter kennis wordt gebracht van de pleger van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever, binnen een termijn van veertien dagen die een aanvang neemt de dag na die waarop het laatste constitutieve element van de inbreuk wordt vastgesteld. Wanneer de vervaldag, die in deze termijn is inbegrepen, een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt deze verplaatst op de eerstvolgende werkdag.
Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het vorige lid, vormen het geven aan de pleger van de inbreuk van een waarschuwing of het verlenen van een termijn om zich in regel te stellen geen vaststelling van de inbreuk.
Bij het opmaken van de processen-verbaal kunnen de materiële vaststellingen verricht door de werkgelegenheidsinspecteurs gebruikt worden door de inspecteurs van dezelfde dienst en die van de andere inspectiediensten of door de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen.
Art.17. De werkgelegenheidsinspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie vorderen.
HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de werkgelegenheidsinspecteurs [1 en verbod van belangenvermenging voor dezen en de controleurs]1
----------
(1)
Art.18.Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [1 en van de geldende wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]1, nemen de werkgelegenheidsinspecteurs de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.
----------
(1)<ORD 2020-10-29/22, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Art. 18/1.[1 Bij de uitoefening van hun bevoegdheden dienen de werkgelegenheidsinspecteurs er voor te zorgen dat de middelen die zij aanwenden passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen en de wetten en reglementen waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art.19. Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de werkgelegenheidsinspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de identiteit van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekendmaken.
Het is hun eveneens verboden aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.
Art.20.De werkgelegenheidsinspecteurs [1 of de controleurs]1 mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen [1 of die ze controleren]1.
----------
(1)<ORD 2015-07-09/17, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art. 20/1.[1 § 1. Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, neemt de werkgelegenheidsinspecteur ten minste de volgende regels in acht :
1° ieder verhoor begint met de beknopte mededeling van de feiten waarover het zal handelen, en de mededeling aan de ondervraagde persoon dat :
a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;
b) hij kan vragen dat iedere maatregel behorende tot de bevoegdheid van de werkgelegenheidsinspecteurs krachtens deze ordonnantie wordt verricht;
c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
d) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;
2° eenieder die wordt ondervraagd, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd;
3° het proces-verbaal vermeldt nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd. Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen.
Aan het einde van het verhoor geeft de werkgelegenheidsinspecteur de ondervraagde persoon het proces-verbaal te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Na het lezen van het in voorkomend geval verbeterde en aangevulde proces-verbaal, wordt het ondertekend door de auteur. Deze nodigt vervolgens de ondervraagde persoon en de desgevallend tussenkomende partijen uit om op hun beurt te ondertekenen. In geval van weigering van ondertekening maakt het proces-verbaal daar melding van.
Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Indien het verhoor plaatsheeft met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van deze paragraaf weer.
§ 2. Onverminderd § 1, wordt, vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een persoon aangaande misdrijven die hem ten laste kunnen worden gelegd, aan de te ondervragen persoon op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld dat :
1° hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;
2° hij de keuze heeft na bekendmaking van zijn identiteit om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen;
3° hij het recht heeft om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd een misdrijf betreffen waarvan de straf aanleiding kan geven tot het verlenen van een bevel tot aanhouding;
4° hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar hij wil.
Alleen de meerderjarige te ondervragen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het in het eerste lid, 3°, bedoelde recht. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedateerd en ondertekend document.
Indien het eerste verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen de in het eerste lid, 1° tot en met 4° vermelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis gebracht worden in deze uitnodiging waarvan een afschrift gevoegd wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dat geval wordt de betrokkene geacht een advocaat te hebben geraadpleegd alvorens zich aan te bieden voor het verhoor.
Indien het verhoor niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging de in het vierde lid bepaalde elementen niet zijn vermeld, kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem de gelegenheid te geven een advocaat te raadplegen.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van deze paragraaf weer.
§ 3. Aan de in § 2 bedoelde persoon wordt voor het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in dezelfde paragraaf bedoelde rechten overgemaakt.
De vorm en inhoud van deze verklaring van rechten worden door de Regering bepaald.
§ 4. Indien tijdens het verhoor van een persoon, die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem misdrijven ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt hij ingelicht over de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en wordt hem de in § 3 bedoelde schriftelijke verklaring overgemaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art. 20/2.[1 De werkgelegenheidsinspecteurs delen de ondervraagde mee dat hij kosteloos een afschrift van de tekst van verhoor kan verkrijgen.
Dit afschrift wordt hem onmiddellijk of binnen een maand overgemaakt of toegezonden.
Evenwel kan de door de Regering aangewezen ambtenaar, aan de hand van een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art. 20/3[1 De werkgelegenheidsinspecteurs nemen minstens de volgende gegevens op in elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op bepalingen van wetten en reglementen waarop de controle en het toezicht wordt uitgeoefend krachtens de bepalingen van deze ordonnantie :
1° de identiteit van de verbaliserende ambtenaar, de hoedanigheid waarin hij optreedt, en de administratie waartoe hij behoort;
2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;
3° de plaats en de datum van de inbreuk;
4° de identiteit van de vermeende dader en van de betrokkenen;
5° de bepalingen van de wetten en reglementen waarop inbreuk werd gepleegd;
6° een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;
7° de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.
De Regering kan algemene vormregels opstellen die toepasselijk zijn voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen en administratieve geldboeten
Art.21.Elke beslissing over de strafvordering of over het opleggen van een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk op de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen zal op hun aanvraag ter kennis worden gebracht van de werkgelegenheidsinspecteurs die proces-verbaal hebben opgemaakt.
De kennisgeving van deze beslissing aan de werkgelegenheidsinspecteurs, gebeurt door de zorg, naar gelang van het geval, van het orgaan van het openbaar ministerie dat deze heeft getroffen, van de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken of van de ambtenaar die door de Regering is aangewezen voor het opleggen van de administratieve geldboeten met toepassing van [1 de bepalingen van de ordonnantie van [...] houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie]1.
----------
(1)<ORD 2015-07-09/04, art. 44, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.22. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, van artikel 14, 3, g) van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden :
1° worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 tot 500 euro of met één van die straffen alleen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, die binnen de door de werkgelegenheidsinspecteurs bepaalde termijn, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking van documenten, bedoeld bij artikel 4, 3°, van deze ordonnantie, niet nakomen;
2° wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 1.000 tot 5.000 euro of met één van die straffen alleen, al wie het krachtens deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert.
De sancties bedoeld in het eerste lid zijn niet van toepassing op de inbreuken op artikel 4, 2°, d).
Art.23. Bij herhaling binnen één jaar na een vorige veroordeling kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht.
Art.24. De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.
Art.25. § 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn toepasselijk op de bij deze ordonnantie bepaalde inbreuken.
§ 2. Artikel 85 van het Strafwetboek is toepasselijk op de in deze ordonnantie bepaalde inbreuken zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de bij deze ordonnantie bepaalde minimumbedragen.
Art.26.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.27.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.28.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.29.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.30.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.31.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.32.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.33.
<Opgeheven bij ORD 2015-07-09/04, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
Art.34.In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 22, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro.
[1 De bepalingen van de ordonnantie van 9 juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn daarop van toepassing.]1
----------
(1)<ORD 2015-07-09/04, art. 46, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (BESL 2016-07-14/05, art. 10,1°)>
HOOFDSTUK IV/1. - [1 Sancties, andere dan strafbepalingen en administratieve geldboeten in geval van verhindering van controle]1
----------
(1)
Art. 34/1[1 § 1. Onverminderd artikel 94 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, kunnen de subsidies, vergoedingen of toelagen, van welke aard en benaming, en onder welke vorm ook, worden geschorst, indien de werkgever de controle van de aanwending van subsidies, vergoedingen of toelagen, geregeld krachtens deze ordonnantie, of enige andere ordonnantie, verhindert.
Hetzelfde geldt voor een aanvraag ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen.
§ 2. De Regering kan nadere regels en de procedure voor de schorsing van de subsidies, vergoedingen of toelagen bepalen.
§ 3. De functioneel bevoegde entiteiten kunnen de behandeling van aanvragen ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen, van welke aard en benaming, en onder welke vorm ook, en die worden ingediend op grond van de wetgeving en reglementering aangenomen of geldend krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, schorsen zolang een onderzoek van werkgelegenheidsinspecteurs of van controleurs ten aanzien van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon lopende is.
Worden voor de toepassing van het vorige lid met de rechtspersoon gelijkgesteld, de rechtspersoon die een aanvraag indient waartegen geen onderzoek lopende is, maar waarin bestuurders zetelen, of zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden aanwezig zijn, en die over één van deze hoedanigheden beschikken in de rechtspersoon waartegen een onderzoek lopende is.
In geval van schorsing van behandeling van een aanvraag worden de termijnen bepaald in de gezegde wetgeving en reglementering verlengd met de duur van het onderzoek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
HOOFDSTUK IV/2. [1 - Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013.]1
----------
(1)
Art. 34/2. [1 Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van de Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 alsook de uitvoeringsmaatregelen van die verordening.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2018-06-14/01, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Afdeling 1. - Wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten
Art.35. Artikel 1, 18°, en artikel 1, 32°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1978, worden, wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, opgeheven.
Afdeling 2. - Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art.36. Artikel 13 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt vervangen als volgt :
" Art. 13. De ESRBHG maakt aan de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Ministerie de feiten over waarvan zij kennis krijgt en die een inbreuk op deze ordonnantie of een tekortkoming als bedoeld in artikel 12, § 1, 1 tot 6, kunnen uitmaken.
De Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie stelt over de medegedeelde feiten een verslag op en brengt dit ter kennis van de Regering.
De Regering belast de krachtens artikel 16 aangestelde ambtenaren en beambten met een onderzoek. Deze ambtenaren en beambten lichten de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Ministerie in over de resultaten van dit onderzoek.
De Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie maakt vervolgens het dossier ter advies over aan de ESRBHG. De ESRBHG brengt dit advies ter kennis van de Regering die overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 beslist. ".
Art.37. In artikel 15 van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Binnen de ESRBHG wordt een " overlegplatform voor werkgelegenheid " opgericht, met onder meer als opdrachten :
- het overleg en de samenwerking te organiseren tussen de BGDA, de met de BGDA middels een overeenkomst verbonden organen en de erkende privé-tewerkstellingsagentschappen;
- de samenwerking te bevorderen van de privé-tewerkstellingsagentschappen bij het voeren van het gewestelijk tewerkstellingsbeleid in het kader van overeenkomsten met de BGDA;
- de toepassing opvolgen van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling;
- de toepassing opvolgen van deze ordonnantie alsook van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de " missions locales pour l'emploi " en de lokale werkwinkels en de Regering alle voorstellen doen betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt. ";
2° in paragraaf 2 wordt in de Nederlandse tekst het woord " geconventioneerde " vervangen door de woorden " middels een overeenkomst verbonden ".
Art.38. Artikel 16 van dezelfde ordonnantie, wordt vervangen als volgt :
" Art. 16. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ".
Art.39. De artikelen 17 tot en met 19 van dezelfde ordonnantie worden opgeheven.
Art.40. Artikel 20 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd bij ordonnantie van 4 september 2008, wordt vervangen als volgt :
" Art. 20. § 1. Onverminderd de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 100 euro tot 5.000 euro of met één van die straffen alleen :
1° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, tewerkstellingsactiviteiten uitoefent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zonder te beschikken over een erkenning of zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de BGDA;
2° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werknemers tewerkstelt die ter beschikking worden gesteld door een niet-erkend privé-tewerkstellingsagentschap of door een tewerkstellingsoperator die geen overeenkomst heeft gesloten met de BGDA;
3° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een privé-tewerkstellingsagentschap exploiteert of een tewerkstellingsoperator beheert zonder de verplichtingen na te leven zoals bedoeld in artikel 4.1. en 4.3. tot 4.15.;
4° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, een privé-tewerkstellingsagentschap exploiteert en inbreuken pleegt jegens de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie.
§ 2. Voor de in § 1 bedoelde inbreuken wordt de geldboete zoveel maal toegepast als er werknemers aangeworven zijn, bemiddeld of ter beschikking gesteld in strijd met deze ordonnantie.
§ 3. In geval van herhaling wordt de straf bedoeld in § 1 op het dubbel van het maximum gebracht.
§ 4. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn van toepassing op de inbreuken vastgesteld krachtens deze ordonnantie. In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek evenwel niet van toepassing.
§ 5. De tewerkstellingsoperator, al dan niet houder van een erkenning, is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboetes waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.
§ 6. De strafvordering met betrekking tot de in deze ordonnantie omschreven inbreuken verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan. ".
Art.41. Artikel 21 van dezelfde ordonnantie, vervangen bij ordonnantie van 4 september 2008, wordt vervangen als volgt :
" Art. 21. In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 20, § 1, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro in overeenstemming met de procedure en de voorwaarden zoals vastgelegd door de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
De administratieve geldboete wordt toegepast zoveel maal als er werknemers in strijd met die bepalingen worden aangeworven, bemiddeld of ter beschikking gesteld, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 20.000 euro.
Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een beslissing die een administratieve boete oplegt, kunnen de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden verdubbeld. ".
Afdeling 3. - Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen
Art.42. Artikel 16 van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen, wordt vervangen als volgt :
" Art. 16. De door de Regering aangewezen ambtenaren houden toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ".
Afdeling 4. - Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling
Art.43. Artikel 16 van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, wordt vervangen als volgt :
" Art. 16. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ".
Art.44. Artikel 17 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.
Art.45. Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt :
" HOOFDSTUK V. - Strafrechtelijke bepalingen en administratieve geldboeten ".
Art.46. In artikel 19, § 1, van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 2° wordt het leesteken " ; " vervangen door het leesteken " . ";
2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.
Art.47. In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 19/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 19/1. In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 19, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro in overeenstemming met de procedure en de voorwaarden zoals vastgelegd door de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
De administratieve geldboete wordt toegepast zoveel maal als er personen slachtoffer zijn van een inbreuk zoals bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 20.000 euro.
Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een beslissing die een administratieve boete oplegt, kunnen de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden verdubbeld. ".
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 48.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-11-2010 door BESL 2010-09-24/04, art. 8, 1°)