20 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau
Art. 1-3
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, met als opschrift : " Machtiging inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken in geval van toepassing van artikel 10 van de wet ".
Art.2. In het bij artikel 1 ingevoegde hoofdstuk IIIbis wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende :
" Art. 10bis. Wanneer de bevoegde overheid vaststelt dat zij zich voor een bepaalde opdracht of concessie voor openbare werken in één van de toestanden bevindt, als bedoeld in artikel 10 van de wet, die haar verplichten zichzelf te wraken, machtigt zij een andere overheid tot het nemen van de beslissingen inzake de gunning en de uitvoering van deze opdracht of concessie zolang deze toestand aanhoudt.
Deze machtiging wordt verleend :
1° door de Eerste Minister, aan de op hem volgende Minister in de orde van voorrang van de Regeringsleden;
2° door een Minister, aan de op hem volgende Minister in de orde van voorrang van de Regeringsleden of bij ontstentenis, aan de Eerste Minister;
3° door een Staatssecretaris, aan de Minister aan wie hij is toegevoegd.
Indien wordt vastgesteld dat de gemachtigde Minister zich voor deze opdracht of concessie ook in één van de in het eerste lid bedoelde toestanden bevindt, wordt de machtiging verleend aan de op hem volgende Minister in de orde van voorrang van de Regeringsleden of, bij ontstentenis, aan de Eerste Minister. "
Art. 3. De Eerste Minister, de Minister van Begroting en de Staatssecretaris voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 20 september 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Begroting,
G.VANHENGEL
De Staatssecretaris voor Begroting,
M.WATHELET