18 MAART 2009. - Ministerieel besluit houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en tot opheffing van het ministerieel besluit van 17 mei 1995 houdende delegatie van bevoegdheid van de Minister inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-2009 en tekstbijwerking tot 22-08-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-3, 3/1
HOOFDSTUK II. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 4-12
HOOFDSTUK III. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 13-17
HOOFDSTUK IV. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens andere wetten of koninklijke besluiten
Art. 18-19, 19/1, 19/2, 19/3
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 20-21
2009000434 2011000624 2011000635 2011000727 2012000394 2013000042 2013000561 2014000063 2014000212 2014000944 2015000472 2016000461 2016000578 2017011602 2018011386 2019030660 2021020166 2021032909 2021033512 2022034582 2024007229
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : de Minister die bevoegd is voor de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
2° personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken : de personen die bij de Dienst Vreemdelingenzaken een functie als contractueel ambtenaar, stagiair of statutair ambtenaar uitoefenen of die een managementfunctie uitoefenen.
Art.2. Alle documenten of inlichtingen die, krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen, door een overheid aan de gemachtigde van de Minister moeten worden overgemaakt of te zijner kennis moeten worden gebracht worden naar de Dienst Vreemdelingenzaken.
Art.3.Elke beslissing die, krachtens dit besluit, door de bevoegde gemachtigde van de Minister genomen wordt en die, krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen, door hem moet worden betekend kan, [1 overeenkomstig artikel 62, § 3, van de wet van 15 december 1980,]1 eveneens betekend worden door elk personeelslid van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van administratief assistent uitoefenen, en door de andere overheden die [1 in de genoemde paragraaf]1 bedoeld worden.
----------
(1)<MB 2017-03-15/17, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
Art.3/1. [1 De delegaties die krachtens dit besluit worden verleend om de bevoegdheden uit te oefenen vermeld in of krachtens de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk 1, van de wet van 15 december 1980, ten opzichte van de burgers van de Unie en hun familieleden gelden voor de uitoefening van diezelfde bevoegdheden ten opzichte van:
1° de familieleden van een Belg bedoeld in artikel 40ter, van de wet van 15 december 1980;
2° de andere familieleden van een burger van de Unie bedoeld in artikel 47/1, van de wet van 15 december 1980;
3° de Zwitsers en hun familieleden;
4° de onderdanen van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en hun familieleden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-03-15/17, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
HOOFDSTUK II. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.4.Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van adviseur-generaal uitoefenen of tot de A4-klasse behoren wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van de wet van 15 december 1980 : [1 artikel 48/9, § 2;]1 artikel 57/32, § 1, eerste lid; artikel 74/4bis, § 1, tweede lid, § 3, eerste lid, § 4, eerste lid, 4°, en § 5, eerste lid.
----------
(1)<MB 2018-03-20/02, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 22-03-2018>
Art.5.[1 § 1. De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die ten minste een functie van adviseur uitoefenen of tot de A3-klasse behoren zijn bevoegd om :
1° een einde te maken aan het verblijf van een onderdaan van een derde land die voor een beperkte of onbeperkte duur tot het verblijf gemachtigd of toegelaten is [2 ...]2, ingevolge artikel 21, van de wet van 15 december 1980;
2° een einde te maken aan het verblijf van een burger van de Unie of een lid van zijn familie met een recht op verblijf van meer dan drie maanden, [2 ...]2 ingevolge artikel 44bis, §§ 1 en 4, van de wet van 15 december 1980 ;
3° een inreisverbod op te leggen met een welbepaalde duur van meer dan drie jaar, ingevolge artikel 44nonies of artikel 74/11, § 1, derde of vierde lid, van de wet van 15 december 1980 ;
4° een inreisverbod op te heffen of op te schorten, ingevolge artikel 44decies of artikel 74/12, van de wet van 15 december 1980 ;
5° een verblijfplaats aan te wijzen, ingevolge artikel 7, vierde lid, van artikel 44sexies, derde lid, of van artikel 74/17, § 2, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 ;
6° een administratieve geldboete op te leggen, ingevolge artikel 74/4bis, § 1, van de wet van 15 december 1980 ;
7° een beroep in te stellen tegen een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, ingevolge artikel 39/56, tweede lid, van de wet van 15 december 1980;
[3 8° een beslissing tot weigering van toegang en verblijf te nemen met een welbepaalde duur van meer dan drie jaar, ingevolge artikel 26/1 van de wet van 15 december 1980.]3
§ 2. De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die ten minste een functie van attaché uitoefenen of tot de A1-klasse behoren en die bij naam daartoe zijn aangewezen door de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken of door degene de managementfunctie -1 uitoefent bij de Dienst Vreemdelingenzaken, door middel van een gedagtekend en door hem ondertekend schrijven, zijn ook bevoegd om de bevoegdheden vermeld in paragraaf 1, 1° tot 6°, uit te oefenen.
§ 3. De personeelsleden van het bureau Permanentie van de Dienst Controle Binnenland en Grenzen van de Dienst Vreemdelingenzaken die ten minste een functie van attaché uitoefenen of tot de A1-klasse behoren, zijn ook bevoegd om een inreisverbod op te leggen, voor een welbepaalde duur, van meer dan drie jaar, ingevolge artikel 44nonies of artikel 74/11, § 1, derde of vierde lid, van de wet.]1
----------
(1)<MB 2017-03-15/17, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
(2)<MB 2019-07-02/01, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
(3)<MB 2024-08-01/01, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.6.§ 1. Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van attaché uitoefenen of tot de A1-klasse behoren wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van de wet van 15 december 1980 : [9 artikel 1/2, § 3; artikel 2, tweede lid; [17 artikel 3, eerste lid, 1° tot 11°, met uitzondering van 6°, en tweede en derde lid; artikel 6/1; artikel 6/2;]17 artikel 7, tweede, derde en vijfde lid;]9 artikel 8bis, §§ 1er en 4; artikel 9, eerste lid; artikel 9bis; artikel 9ter; [17 artikel 10, § 1; artikel 10, § 2, vijfde lid;]17 [1 artikel 10ter, § 2, tweede lid, eerste zin, en § 3;]1 [8 artikel 11, § 1, eerste lid, en § 2, eerste en vierde lid, en § 3;]8; [1 artikel 12bis, § 2, vierde lid, eerste zin, § 3, eerste tot derde lid, § 4, eerste lid, en § 6, eerste lid;]1 [8 ; artikel 13, § 1, derde lid, tweede zin, en §§ 3 en 4; artikel 18, § 3;]8 artikel 19, § 4; [15 artikel 19, § 5;]15 [17 artikel 26/1, behalve indien de duur van de beslissing langer is dan drie jaar;]17 [4 artikel 27; artikel 28]4; [9 artikel 29, tweede lid; [17 artikel 40ter, § 2, eerste lid, 2° en §§ 3 en 4;]17 artikel 41ter;]9 [8 artikel 42bis, § 1, eerste lid, eerste zin, 2 en 3; artikel 42ter, §§ 1 en 2; artikel 42quater, §§ 1 tot 4]8 artikel 42quinquies, § 4; [9 artikel 43; artikel 44; artikel 44bis, §§ 1 en 4, behalve indien de betrokkene een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft; [11 artikel 44ter, § 2, tweede lid;]11 artikel 44quater, tweede lid; artikel 44quinquies; artikel 44sexies, eerste en tweede lid; artikel 44septies, § 1, eerste en tweede lid; artikel 44nonies, behalve indien de duur van het inreisverbod langer is dan drie jaar; artikel 47/4;]9 [12 artikel 47/5, § 3, derde lid;]12 [10 artikel 48/9, § 7, tweede lid;]10 artikel 49, § 1, eerste lid, 6°, § 2, eerste en tweede lid, en § 3; artikel 49/2, § 4, eerste en tweede lid, en § 5;]8; [10 artikel 50, § 2, eerste lid]10; [10 ...]10 [10 [16 artikel 51/5, Ї 1, leden 1 en 2, Ї 2, Ї 3, eerste lid, Ї 4, Ї 6, eerste lid]16]10; [11 [16 artikel 51/5/1, Ї 1, leden 1 en 2, Ї 2 leden 1 tot 3, Ї 4, eerste lid]16;]11 artikel 51/6, eerste lid; artikel 51/7, eerste en tweede lid; [6 ...]6 artikel [10 artikel 57/6, § 2, eerste lid, 3°]10; [6 artikel 52/3, § 1, eerste lid, en § 2]6; artikel 53bis; [3 artikel 54, § 1, eerste lid; ]3 [10 artikel 57/6/4, tweede en derde lid; artikel 57/6/6, § 5;]10 artikel 57/30, § 1, eerste en vijfde lid, en § 2, eerste en tweede lid; artikel 57/33; artikel [17 artikel 57/34, §§ 2 tot 5; artikel 57/34/1, §§ 1 tot 4;]17 artikel 57/35, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, §§ 3 en 4; artikel 57/36, § 2, eerste en tweede lid; [17 artikel 57/38; artikel 57/40; artikel 57/41; artikel 57/43; artikel 57/44; artikel 57/46;]17 [13 artikel 61/1/3; artikel 61/1/4; artikel 61/1/7, § 1 en § 3; artikel 61/1/13; artikel 61/1/14;]13 artikel 61/2, § 1, § 2, eerste en derde lid, en § 3; artikel 61/3, § 1, eerste lid, § 2, eerste en tweede lid, en § 3; artikel 61/4, § 1, eerste lid en § 2; artikel 61/5; [9 artikel 61/8, § 1;]9 artikel [15 artikel 61/13/3, § 4; artikel 61/13/10, § 3; artikel 61/13/14, § 3; artikel 61/13/23, § 3 voor wat betreft de beëindiging; artikel 61/13/31, § 3]15; [2 artikel 61/17; artikel 61/20, eerste lid; artikel 61/22; artikel 61/23;]2 [11 ...]11 [11 artikel 61/25-7; artikel 61/27-6; artikel 61/29, § 4; artikel 61/29-8, § 3;]11 [14 artikel 61/39, § 4; 61/48, § 4;]14 artikel 72, eerste en derde lid; artikel 74/4, § 4, eerste lid; [4 artikel 74/5, § 1, § 3, eerste lid, en § 4, 2°]4; [10 artikel 74/6, § 1]10; artikel 74/7; [9 artikel 74/11, § 1, tweede lid; artikel 74/14, § 1, derde tot vijfde lid, en § 2, tweede lid; artikel 74/15; artikel 74/16; artikel 74/17, § 1, en § 2, eerste tot derde lid en vijfde lid; [11 artikel 74/20, § 2; artikel 74/21, tweede lid]11]9 [16 ; artikel 74/24 ; artikel 74/25 ; artikel 74/26.]16
[9 ...]9
§ 2. [9 De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die ten minste een functie van administratief assistent uitoefenen en die bij naam daartoe zijn aangewezen door de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken of door degene die de managementfunctie -1 uitoefent bij de Dienst Vreemdelingenzaken, door middel van een gedagtekend en door hem ondertekend schrijven, zijn ook bevoegd voor de toepassing van de bepalingen van paragraaf 1.]9
[2 § 3. ...]2
----------
(1)<MB 2011-09-20/02, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 22-09-2011>
(2)<MB 2011-11-17/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 08-12-2011>
(3)<MB 2012-06-25/01, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 02-08-2012>
(4)<MB 2012-08-22/02, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 05-09-2012>
(5)<MB 2013-01-07/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 25-01-2013>
(6)<MB 2013-08-26/02, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(7)<MB 2016-01-08/01, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 14-01-2016>
(8)<MB 2016-07-20/08, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 02-08-2016>
(9)<MB 2017-03-15/17, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
(10)<MB 2018-03-20/02, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 22-03-2018>
(11)<MB 2019-07-02/01, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
(12)<MB 2021-01-08/07, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 31-01-2021>
(13)<MB 2021-09-01/01, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 15-09-2021>
(14)<MB 2021-12-10/13, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 04-02-2022>
(15)<MB 2022-12-02/08, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 03-02-2023>
(16)<MB 2024-07-10/03, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 16-08-2024>
(17)<MB 2024-08-01/01, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.7.[1 De in artikel 6 bedoelde personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken zijn eveneens bevoegd om :
1° de verlenging van de machtiging tot verblijf te weigeren of om een einde te maken aan de toelating tot verblijf, met toepassing van artikel 13, § 2, eerste lid, van de wet van 15 december 1980;
2° een beslissing te nemen in verband met elke aanvraag voor een visum lang verblijf die ingediend wordt op basis van de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging;]1
[2 3° te beslissen een aanvraag tot opheffing of opschorting van een inreisverbod niet in aanmerking te nemen indien de voorwaarden voor het indienen van een dergelijke aanvraag, bepaald in artikel 44decies of artikel 74/12, al naar het geval, niet zijn nageleefd.]2
----------
(1)<MB 2014-12-19/52, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 08-01-2015>
(2)<MB 2017-03-15/17, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
Art.8.Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van administratief assistent uitoefenen wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van de wet van 15 december 1980 : [7 artikel 4bis;]7 artikel 7, eerste lid; artikel 8bis, § 2, eerste lid; [1 artikel 10, § 2, zesde lid;]1 [1 artikel 10ter, § 2, tweede lid, tweede zin, en derde lid, en § 2bis]1 [4 en § 2ter, tweede lid;]4 artikel 11, § 2, alinéa 3; [1 artikel 12bis, § 2, vierde lid, tweede zin, en vijfde lid, § 3, vierde lid, [4 § 3bis, tweede lid]4 en § 6, tweede lid;]1; artikel 13, § 6, tweede lid; [6 artikel 14, artikel 15, artikel 15bis, artikel 17, § 6]6; [9 artikel 19/1, tweede lid;]9 artikel 30bis, §§ 3 en 6; artikel 39/69, § 3; artikel 39/79, § 2, eerste lid; [6 artikel 41, § 1, tweede lid, § 2, vierde lid, en § 4 ]6; artikel 41bis, tweede lid; [1 artikel 42, § 1, tweede lid, tweede zin, en § 4, tweede lid;]1 [6 artikel 42bis, § 1, eerste lid, tweede zin ]6; artikel 42ter, § 3; artikel 42quater, § 5; [6 artikel 42quinquies, § 6, derde lid]6; artikel 42octies, § 2, eerste lid; [10 artikel 44ter, § 1;]10 [6 [8 artikel 45, § 2, vierde lid, en § 3, derde lid;]8 [9 artikel 48/6, § 2, vierde lid;]9 artikel 49, § 2, derde en vierde lid; artikel 49/2, § 2, derde en vierde lid;]6 [9 artikel 50, § 3, derde lid]9 artikel 51/3, § 3; artikel 51/4, § 2, derde lid; artikel 51/5, § 3, eerste lid; [10 artikel 51/5/1, § 1, eerste en derde lid;]10 [5 [6 artikel 51/8; artikel 51/10; ]6 [9 artikel 52/3, § 3, tweede lid]9 [6 artikel 52/4, eerste lid; artikel 57/6/2;]6 artikel 57/8, tweede lid; artikel 57/31, tweede lid; [15 artikel 57/34/1, § 6;]15 artikel 57/35, § 1, tweede lid; artikel 57/36, § 2, drie en vierde lid; [11 artikel 60, § 3, tweede lid; artikel 61/1, § 4; artikel 61/1/1; artikel 61/1/8; artikel 61/1/10; artikel 61/1/11; artikel 61/1/12, § 1;]11 artikel 61/7, § 3, tweede lid, en § 5; [13 ]artikel 61/12, §§ 4 en 5; artikel 61/13/1; artikel 61/13/3, §§ 1 - 3; artikel 61/13/5, §§ 2 en 4; artikel 61/13/6; artikel 61/13/8, §§ 3, 4 en 6; artikel 61/13/10, §§ 1, 2 en 5; artikel 61/13/11; artikel 61/13/13, § 3; artikel 61/13/14, § 2; 61/13/18, §§ 4 en 5; artikel 61/13/21; artikel 61/13/23, §§ 1 - 3; artikel 61/13/27, §§ 4 en 5; artikel 61/13/29; artikel 61/13/31, §§ 1 en 2-13 [2 ; artikel 61/15; artikel 61/16; artikel 61/18; artikel 61/19; artikel 61/20, tweede lid; artikel 61/21; artikel 61/24]2; [10 ...]10 [10 artikel 61/25-2, §§ 1 tot 4, 6 en 7; artikel 61/25-5, § 2; artikel 61/25-6, § 5; artikel 61/27-1, §§ 1, 2, 4 tot 7; artikel 61/27-4, § 2, eerste en derde lid; artikel 61/29-4, §§ 4 en 6; artikel 61/29-5, § 5; artikel 61/29-6; artikel 61/29-8, § 2;]10 [12 artikel 61/34, § 4-5; artikel 61/36; artikel 61/39, § 2; artikel 61/45, § 3-4 en § 6; 61/48, § 2; artikel 61/49;]12 [3 artikel 74/8, § 1, tweede lid; artikel 74/12, § 6 [8 ...]8 [10 ; artikel 74/20, §§ 1 en 3; artikel 74/21, eerste lid]10]3 [14 ; artikel 74/24 ; artikel 74/25 ; artikel 74/26.]14
----------
(1)<MB 2011-09-20/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 22-09-2011>
(2)<MB 2011-11-17/03, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 08-12-2011>
(3)<MB 2012-06-25/01, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 02-08-2012>
(4)<MB 2013-01-07/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 25-01-2013>
(5)<MB 2013-08-26/02, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(6)<MB 2016-07-20/08, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 02-08-2016>
(7)<MB 2016-09-19/02, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 28-09-2016>
(8)<MB 2017-03-15/17, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
(9)<MB 2018-03-20/02, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 22-03-2018>
(10)<MB 2019-07-02/01, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
(11)<MB 2021-09-01/01, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 15-09-2021>
(12)<MB 2021-12-10/13, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 04-02-2022>
(13)<MB 2022-12-02/08, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 03-02-2023>
(14)<MB 2024-07-10/03, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 16-08-2024>
(15)<MB 2024-08-01/01, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.9. De in artikel 8 bedoelde personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken zijn eveneens bevoegd om de machtiging tot verblijf van de vreemdeling te verlengen, met toepassing van artikel 13, § 2, eerste lid, van de wet van 15 december 1980.
Art.10. Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van administratief medewerker of van veiligheidsmedewerker uitoefenen wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van de wet van 15 december 1980 : artikel 51/3bis, tweede lid; artikel 74/8, § 5, derde lid, en § 6.
Art.11.Aan de Burgemeester of zijn gemachtigde wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing [1 van artikel 7, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 15 december 1980]1.
----------
(1)<MB 2017-03-15/17, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 29-04-2017>
Art.12. Aan de officieren van gerechtelijke politie, ook deze met beperkte bevoegdheid, of de bestuurlijke politie, wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van artikel 7, eerste lid, 1°, van de wet van 15 december 1980.
HOOFDSTUK III. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.13.§ 1. Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van attaché uitoefenen of tot de A1-klasse behoren wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 : artikel 7, § 2; artikel 12, § 2; artikel 17/7, § 1; artikel 25, § 2, derde en vijfde lid; artikel 25/2, § 3, derde en vierde lid; [2 artikel 26, §§ 2 en 4; artikel 26/1, §§ 2 en 4]2; [2 artikel 26/2, § 5; artikel 26/2/1, §§ 3 en 5]2; artikel 26/4; artikel 26/5, §§ 1er en 2; artikel 30, eerste lid gelezen met het derde lid; artikel 30bis; [5 ...]5 artikel 40, eerste en vijfde lid; [1 artikel 44, tweede lid;]1 artikel 49; [2 artikel 51, § 2, tweede lid]2; artikel 52, § 4, tweede en vijfde lid; artikel 54; artikel 57; [4 artikel 58;]4 artikel 69septies, § 3; [6 artikel 69duodecies, § 7, eerste lid en tweede lid, § 9, eerste lid; artikel 69terdecies, § 5, tweede lid, § 6, tweede lid;]6 artikel 71/2bis; artikel 71/2ter, §§ 2 en 3; artikel 71/4, tweede lid; artikel 71/5; artikel 75, § 2, eerste en tweede lid, en § 3; artikel 80, § 4, eerste lid; artikel 85, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid; artikel 88ter; [7 artikel 104, § 1; artikel 104/1; artikel 104/2, § 4; artikel 104/3, § 4;]7 [5 artikel 105/6; artikel 105/9;]5 [8 artikel 105/94, § 5, tweede lid; artikel 105/106, § 5, tweede lid;]8 artikel 110bis, § 1, § 2, eerste en tweede lid, § 3, eerste en derde lid, §§ 4 en 5; artikel 110ter; artikel 110quinquies, § 3, en § 4, derde lid; [5 ...]5 artikel 118, eerste lid.
§ 2. De delegaties van bevoegdheid bedoeld in § 1 kunnen ook worden overgedragen aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die, ten minste, een functie uitoefenen van administratief assistent.
In dit geval worden ze overgedragen door middel van een schrijven dat gedateerd en ondertekend wordt door de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, of diegene die bij de Dienst Vreemdelingenzaken een functie die tot de klasse N-1 behoort uitoefent, waarmee hij de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die in het eerste lid bedoeld worden met naam en toenaam aanduidt.
----------
(1)<MB 2009-06-17/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 02-07-2009>
(2)<MB 2011-09-21/04, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
(3)<MB 2013-01-07/02, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 25-01-2013>
(4)<MB 2016-01-08/01, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 14-01-2016>
(5)<MB 2019-07-02/01, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
(6)<MB 2021-01-08/07, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 31-01-2021>
(7)<MB 2021-10-15/05, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 28-10-2021>
(8)<MB 2022-12-02/08, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 03-02-2023>
Art.14.Aan de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van administratief assistent uitoefenen wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 : [6 artikel 1/2/1, §§ 3 en 4;]6 artikel 17/2, tweede lid; artikel 17/3, § 2, tweede en derde lid, en § 4; artikel 17/4, § 2, derde lid; artikel 17/6; artikel 21; artikel 22; artikel 22/2, eerste lid; [2 artikel 26, § 3; artikel 26/1, § 3]2, [2 artikel 26/2, § 4; artikel 26/2/1, § 4]2; artikel 30, eerste lid gelezen met het tweede lid; artikel 36, tweede lid; artikel 41, tweede lid; [10 artikel 42/1;]10 [1 artikel 44, derde lid;]1 artikel 46, § 2, derde lid; artikel 47, § 1, derde lid; [2 artikel 51, § 2, eerste lid]2; artikel 52, § 4, tweede lid; artikel 55, derde tot vijfde lid; artikel 56, derde tot zesde lid; artikel 69septies, § 2, tweede lid; artikel 71/2, § 3; artikel 71/3, § 1; [5 artikel 75, § 4]5 artikel 77; [7 artikel 100, § 4; artikel 101, § 3; artikel 103, § 5; artikel 104, § 3; artikel 104/3, § 2; artikel 104/5, §§ 3 en 4;]7 [6 artikel 105/2, §§ 1 tot 3, 6 en 7; artikel 105/3, §§ 6 en 7; artikel 105/5; artikel 105/8, §§ 1, 2, 5 en 6;]6 [8 artikel 105/46, §§ 1 en 3; artikel 105/51, § 1; artikel 105/52, § 1; artikel 105/57, § 1; artikel 105/62, § 1; artikel 105/63, § 1;]8 [9 "artikel 105/72, §§ 1 - 3; artikel 105/76, § 1; artikel 105/77, § 1; artikel 105/84, § 1; artikel 105/95, § 4, tweede lid; artikel 105/96, §§ 1 - 3; artikel 105/101, eerste lid en derde lid; artikel 105/107, § 4, tweede lid; artikel 105/108, §§ 1 - 3;]9 artikel 110quater, § 3, eerste lid; artikel 110quinquies, § 4, eerste lid; [3 artikel 110septies ; artikel 110decies;]3 [6 ...]6 artikel 111.
----------
(1)<MB 2009-06-17/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 02-07-2009>
(2)<MB 2011-09-21/04, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
(3)<MB 2011-11-17/03, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 08-12-2011>
(4)<MB 2013-01-07/02, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 25-01-2013>
(5)<MB 2013-08-26/02, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(6)<MB 2019-07-02/01, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
(7)<MB 2021-10-15/05, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 28-10-2021>
(8)<MB 2021-12-10/13, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 04-02-2022>
(9)<MB 2022-12-02/08, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 03-02-2023>
(10)<MB 2024-08-01/01, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.15. Aan de Burgemeester of zijn gemachtigde wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van artikel 21, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
Art.16. Aan de officieren van gerechtelijke politie, ook deze met beperkte bevoegdheid, of de bestuurlijke politie, wordt delegatie van bevoegdheid verleend voor de toepassing van artikel 21, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
Art.17. Voor de toepassing van artikel 117 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 wordt delegatie van bevoegheid, krachtens dit besluit, aan de bevoegde overheden gegeven, voor de toepassing van artikel 7 of 25 van de wet van 15 december 1980.
HOOFDSTUK IV. - Delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister krachtens andere wetten of koninklijke besluiten
Art.18. De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die bevoegd zijn, krachtens artikel 6, voor de toepassing van artikel 9ter, van de wet, zijn ook bevoegd voor de vreemdelingen die, voor 1 juni 2007, een aanvraag voor een machtiging tot verblijf hebben ingediend op grond van artikel 9, derde lid, van dezelfde wet, overeenkomstig artikel 76bis van de wet van 15 september 2006.
Art.19. De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken bedoeld in artikel 6 zijn bevoegd voor de aanvragen ingediend krachtens artikel 77, § 3, van de wet van 15 september 2006.
De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken bedoeld in artikel 8 zijn echter ook bevoegd om vingerafdrukken te vergelijken, het advies te vragen van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, en om de gemeente de instructie te geven de verblijfstitel af te geven die de toelating tot het verblijf bewijst als gerechtigde van de subsidiaire bescherming, overeenkomstig artikel 77, § 3, derde en vierde lid, van de wet van 15 september 2006.
Art.19/1. [1 Aan de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken en, in zijn afwezigheid, aan het personeelslid van de Dienst Vreemdelingenzaken dat belast is met de Directie Controle Binnenland en Grenzen, wordt de delegatie van bevoegdheid verleend, voor de toepassing van :
1° artikel 46, derde en vierde lid, artikel 47 en artikel 51, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 betreffende de gesloten centra;
2° artikel 61, derde en vierde lid, en artikel 62, eerste lid, van het koninklijk besluit van 8 juni 2009 betreffende de INAD-centra.
De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van adviseur uitoefenen of tot de A3-klasse behoren en die te dien einde aangeduid worden door de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken door middel van een door hem gedateerd en ondertekend schrijven, zijn eveneens bevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2012-08-22/02, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 05-09-2012>
Art.19/2. [1 De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken die minimaal een functie van niveau B uitoefenen, zijn bevoegd voor de toepassing van artikel 9, tweede lid, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2013 betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2014-01-16/09, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2014>
Art.19/3. [1 De personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken bedoeld in artikel 6 zijn bevoegd voor het bepalen van de documenten voorgeschreven door de wetgeving inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen die in de loop van de procedure kunnen worden toegevoegd overeenkomstig artikel 19, § 3, tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2019-07-02/01, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 19-07-2019>
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art.20. § 1. Het ministerieel besluit van 17 mei 1995 houdende delegatie van bevoegdheid van de Minister, inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen word opgeheven.
§ 2. In afwijking van § 1, blijven de delegaties bepaald bij het ministerieel besluit van 17 mei 1995 van toepassing voor het toepassen van de bepalingen van de wet van 15 december 1980 die werden gewijzigd, vervangen of opgeheven door de wet van 15 september 2006 of van 25 april 2007 en die, krachtens overgangsbepalingen, van toepassing blijven.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgische Staatsblad wordt bekendgemaakt.