Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

12 AUGUSTUS 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan.



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006022995 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan wordt een hoofdstuk I ingevoegd dat de artikelen 1 en 2 van het besluit bevat en met als titel " Hoofdstuk I. Definities en algemene bepalingen ".

Art.2. Artikel 1, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt :
  " 4° groepering : hergroepering van algemeen geneeskundigen die minstens twee erkende huisartsen bevat zoals bepaald in punt 1° die in een schriftelijk samenwerkingsakkoord bevestigen dat ze samenwerken, hetzij op dezelfde installatieplaats, zoals bedoeld in 2°, hetzij op verschillende installatieplaatsen die zich bevinden in dezelfde huisartsenzone of in twee aan elkaar grenzende huisartsenzones zoals bepaald in uitvoering van artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan de huisartsenkringen. "

Art.3. Artikel 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " De tussenkomsten van het Impulsfonds worden, voor wat betreft de financiering van de installatie zoals bedoeld in artikel 1, voor zover die heeft plaatsgevonden na 1 juli 2006, en voor wat betreft de groepering, geregeld volgens de modaliteiten voorzien in het raam van een overeenkomst gesloten tussen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en het Participatiefonds, opgericht overeenkomstig artikel 73 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen. "

Art.4. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II ingevoegd dat de artikelen 3 en 4 van het besluit bevat en met als titel " Hoofdstuk II. Tussenkomsten in de installatie van huisartsen. ".

Art.5. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk III ingevoegd :
  " Hoofdstuk III. - Tussenkomsten voor groeperingen.
  Art. 4bis. De tussenkomst van het Impulsfonds voor een groepering beoogt de tenlasteneming van een deel van de loonkosten van de werknemer die de huisartsen bijstaat in het onthaal en praktijkbeheer.
  Art. 4ter. § 1. Om voor de tussenkomst bedoeld in artikel 4bis in aanmerking te komen moet het schriftelijk samenwerkingsakkoord tussen de huisartsen van de groepering minstens de volgende aangelegenheden regelen :
  1° de manier waarop het bedrag van de tussenkomst wordt verdeeld;
  2° de modaliteiten voor intern overleg tussen alle deelnemende huisartsen : dit overleg vindt op regelmatige en gestructureerde basis plaats om een interne evaluatie van de medische kwaliteit mogelijk te maken;
  3° de modaliteiten voor het raadplegen van de medische dossiers, in het bijzonder de globaal medische dossiers, rekening houdend met de deontologie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
  4° de regels volgens dewelke beslissingen worden genomen;
  5° de regels volgens dewelke het samenwerkingsakkoord kan worden beëindigd.
  De huisartsen die samenwerken in een groepering delen de namen en de installatieplaatsen van de samenwerkende huisartsen mee aan hun patiënten, samen met de modaliteiten voor hun toestemming voor het raadplegen van hun medisch dossier, in overeenstemming met de wetgeving op de rechten van de patiënt.
  § 2. De huisartsen van de groepering moeten gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier.
  § 3. Vanaf een door Ons te bepalen datum moet het gebruik van het gelabeld elektronisch medisch dossier toelaten dat elke huisarts van de groepering op elk moment toegang heeft tot de bijgewerkte essentiële gegevens van het globaal medisch dossier, rekening houdend met de deontologie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  Art. 4quater. De loonkosten waarvoor de tussenkomst wordt verleend hebben betrekking op een werknemer die is tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst die een loon garandeert tenminste in overeenstemming met het barema vastgesteld door het paritair comité bevoegd voor de tewerkstelling van een bediende die belast is met het onthaal en het praktijkbeheer in een huisartsenpraktijk.
  De arbeidsovereenkomst bevat de omschrijving van de taken van de werknemer die te maken hebben met het onthaal en het praktijkbeheer.
  Art. 4quinquies. § 1. De aanvraag tot tussenkomst voor de groepering in de loop van een bepaald jaar moet worden ingediend ten laatste op 30 juni van dat jaar en heeft betrekking op de loonkosten betaald door de groepering aan de werknemer voor de bijstand in het onthaal en het praktijkbeheer verleend in de loop van het voorgaande jaar.
  § 2. De eerste aanvraag uitgaande van een groepering bevat :
  1° een kopie van het schriftelijk samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 4ter, § 1;
  2° een kopie van de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4quater ;
  3° het bedrag van de globale loonkost waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd, samen met een verklaring op eer van de huisartsen van de groepering dat het bedrag waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd overeenstemt met de werkelijk door de groepering gedragen globale loonkost, in het bijzonder rekening houdend met het bedrag van elke andere tussenkomst van gelijk welke overheid die een vermindering van de globale loonkost tot gevolg heeft.
  § 3. De aanvragen volgend op de eerste aanvraag bevatten de wijzigingen met betrekking tot de gegevens bedoeld in § 2, 1° en 2°, en het bedrag en de verklaring op eer betreffende de werkelijk door de groepering gedragen globale loonkost bedoeld in § 2, 3°, voor het jaar waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd.
  § 4. Het Participatiefonds kan de nadere regelen bepalen volgens dewelke aan de groepering wordt gevraagd :
  - een bewijs te leveren van de betaling van de lonen en de sociale zekerheidsbijdragen;
  - een verklaring op eer te leveren dat de huisartsen van de groepering gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier;
  - vanaf een door Ons te bepalen datum, een verklaring op eer te leveren betreffende de toepassing van artikel 4ter, § 3.
  Het Participatiefonds kan de inhoud en de vorm bepalen van een aanvraagformulier dat moet gebruikt worden bij het indienen van de aanvraag bedoeld in § 2 en § 3.
  Art. 4sexies. § 1. Het jaarbedrag van de tussenkomst is gelijk aan de helft van de werkelijke globale loonkost, met een maximum van :
  1° 16.500 euro indien het samenwerkingsakkoord ten minste 3 erkende huisartsen betreft die tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend ten minste 1.000 globaal medische dossiers beheren en die minstens een voltijds equivalent tewerkstellen;
  2° 8.250 euro indien het samenwerkingsakkoord ten minste 2 erkende huisartsen betreft die in de loop van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend minstens 500 globaal medische dossiers beheren en die minstens de helft van een voltijds equivalent tewerkstellen.
  § 2. De in § 1 vermelde minimumaantallen beheerde globaal medische dossiers zijn niet van toepassing indien de groepering uitsluitend is samengesteld uit huisartsen die hun erkenning als huisarts zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 1°, hebben bekomen in de loop van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de tussenkomst wordt aangevraagd of in de loop van laatstgenoemd kalenderjaar, indien zij voor dit kalenderjaar voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 6 februari 2003 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent aan de artsen voor het gebruik van telematica en het elektronisch beheer van medische dossiers.
  De in § 1 vermelde minimumaantallen beheerde globaal medische dossiers worden verminderd met 50 % voor de groeperingen die uitsluitend zijn samengesteld uit huisartsen die hun erkenning als huisarts zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 1°, bekomen hebben in de loop van het tweede of derde kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de tussenkomst wordt aangevraagd.
  § 3. De in § 1 en § 2 vermelde minimumaantallen beheerde globaal medische dossiers worden verminderd met 20 % voor de jaren 2007 en 2008.
  § 4. Indien de tewerkstelling voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4quater zich niet uitstrekt over het volledige kalenderjaar, is de tussenkomst verschuldigd pro rata aan het aantal volledige maanden tewerkstelling.
  Indien een groepering gedurende een deel van een kalenderjaar voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4sexies, § 1, 1° of 2°, is de tussenkomst verschuldigd pro rata aan het aantal maanden gedurende dewelke aan die voorwaarden is voldaan.
  § 5. De bedragen vermeld in § 1 worden op 1 januari van elk jaar aangepast op grond van de evolutie, tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het vorige jaar, van de waarde van de gezondheidsindex, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. "

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV ingevoegd dat de artikelen 5 tot en met 8 van het besluit bevat en met als titel " Hoofdstuk IV. Slotbepalingen ".

Art.7. De tussenkomsten bedoeld in Hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, zoals ingevoegd bij dit besluit, hebben slechts betrekking op de loonkosten die worden betaald vanaf 1 januari 2007.
  De aanvragen voor de loonkosten met betrekking tot de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 kunnen worden ingediend tot het einde van de derde maand na de maand waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Middenstand en Landbouw en Onze Minister van Tewerkstelling zijn, elk voor wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Nice, 12 augustus 2008.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen,
  D. REYNDERS
  De Minister van K.M.O., Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid,
  Mevr. S. LARUELLE
  De Minister van Werk en Gelijke Kansen,
  Mevr. J. MILQUET.