12 FEBRUARI 2008. - [Wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties.] <W2016-12-25/44, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017> <Opschrift gewijzigd door DWG2017-07-12/16, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017> (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij DVR2017-02-24/23, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 18-01-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-04-2008 en tekstbijwerking tot 27-09-2021)
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
Definities.
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
Doel.
Art. 3
Art. 3 WAALS GEWEST
Toepassingsgebied.
Art. 4
Art. 4 WAALS GEWEST
Gevolgen van de erkenning.
Art. 5
Art. 5 WAALS GEWEST
TITEL I/1. [1 - Europese beroepskaart.]1
HOOFDSTUK 1 WAALS GEWEST. [1 - Aanvraag van Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat]1
Art. 5/1
Art. 5/1 WAALS GEWEST
Art. 5/2
Art. 5/2 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK 2 WAALS GEWEST. [1 - Afgifte van de Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat]1
Art. 5/3
Art. 5/3 WAALS GEWEST
Art. 5/4
Art. 5/4 WAALS GEWEST
Art. 5/5
Art. 5/5 WAALS GEWEST
Art. 5/5/1 WAALS GEWEST
Art. 5/5/2 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK 3 WAALS GEWEST. [1 - Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart en het IMI bestand]1
Art. 5/6
Art. 5/6 WAALS GEWEST
TITEL I/2 WAALS GEWEST. [1 - Gedeeltelijke toegang]1
Art. 5/7
Art. 5/7 WAALS GEWEST
Art. 5/8
TITEL I/2. [1 - Gedeeltelijke toegang.]1
Art. 5/9
TITEL II. - Vrije dienstverrichting.
Toepassingsgebied.
Art. 6
Beginsel van het vrij verrichten van diensten.
Art. 7
Art. 7 WAALS GEWEST
Vrijstellingen.
Art. 8-9
Art. 9 WAALS GEWEST
Administratieve samenwerking.
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Informatie ten behoeve van de afnemers van de dienst.
Art. 11
TITEL III. - Vrijheid van vestiging.
HOOFDSTUK I. - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels.
Toepassingsgebied.
Art. 12
Kwalificatieniveaus.
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Gelijke behandeling van kwalificaties.
Art. 14
Art. 14 WAALS GEWEST
Voorwaarden inzake erkenning.
Art. 15
Art. 15 WAALS GEWEST
Compenserende maatregelen.
Art. 16
Art. 16 WAALS GEWEST
Art. 17
Art. 17 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK II. - Erkenning van beroepservaring.
Eisen inzake beroepservaring.
Art. 18
Werkzaamheden van lijst I van bijlage IV.
Art. 19
Werkzaamheden van lijst II van bijlage IV.
Art. 20
Werkzaamheden van lijst III van bijlage IV.
Art. 21
HOOFDSTUK II/1. [1 - Automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen.]1
Art. 21/1
Art. 21/1 WAALS GEWEST
Art. 21/2
Art. 21/2 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging.
Documenten en formaliteiten.
Art. 22
Art. 22 WAALS GEWEST
Art. 23
Voeren van een beroepstitel.
Art. 24
TITEL IV. - Wijze van uitoefening van het beroep.
Talenkennis.
Art. 25
Art. 25 WAALS GEWEST
Voeren van de academische titels.
Art. 26, 26/1
Art. 26/1 WAALS GEWEST
TITEL V. - Administratieve samenwerking.
Bevoegde autoriteiten.
Art. 27
Art. 27 WAALS GEWEST
Art. 27/1
Art. 27/1 WAALS GEWEST
Art. 27/2
Art. 27/2 WAALS GEWEST
TITEL VI. - Slotbepalingen.
Art. 28-29
Inwerkingtreding.
Art. 30
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Art. N2 WAALS GEWEST
Art. N3
Art. N3 WAALS GEWEST
Art. N4-N5
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Definities.
Art.2.§ 1. In deze wet wordt verstaan onder :
a) "gereglementeerd beroep" : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties; met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening. Wanneer de eerste zin niet van toepassing is, wordt het in § 2 bedoelde beroep met een gereglementeerd beroep gelijkgesteld;
b) "beroepskwalificaties" : kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 13, a), eerste streepje en/of beroepservaring;
c) "opleidingstitel" : een diploma, certificaat of andere titel die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit, is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Europese [1 Unie]1 gevolgde beroepsopleiding. Wanneer de eerste zin niet van toepassing is, wordt de in § 3 bedoelde opleidingstitel met een opleidingstitel gelijkgesteld;
d) "bevoegde autoriteit" : ieder gemachtigde autoriteit of instelling die met name bevoegd is bewijsstukken van opleiding en andere documenten of informatie af te geven, respectievelijk aan te nemen, alsmede aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen zoals bedoeld in deze wet;
e) "gereglementeerde opleiding" : elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld;
De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend;
f) "beroepservaring" : de daadwerkelijke en geoorloofde [1 voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse]1 uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;
g) "aanpassingsstage" : de uitoefening van een gereglementeerd beroep in België onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding. De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling alsmede de status van de migrerende stagiair worden door de bevoegde autoriteit van België vastgesteld.
De status van de stagiair in België, met name wat betreft het verblijfsrecht en de sociale plichten, rechten en voordelen, alsmede vergoedingen en bezoldiging, wordt door de bevoegde autoriteiten van België vastgesteld overeenkomstig het toepasselijk Gemeenschapsrecht;
h) [1 "proeve van bekwaamheid" : een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager, die door de bevoegde Belgische autoriteiten wordt verricht of erkend en die tot doel heeft te beoordelen of de aanvrager de bekwaamheid bezit om in België een gereglementeerd beroep uit te oefenen.
Ten behoeve van deze controle stellen de bevoegde Belgische autoriteiten op basis van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft genoten, een lijst op van de vakgebieden die niet afgedekt worden door het diploma of de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt.
Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op vakgebieden die moeten worden gekozen uit die op de lijst en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in kwestie in België te kunnen uitoefenen.
Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die in België op de betrokken activiteiten van toepassing is.
De nadere regelingen voor de proeve van bekwaamheid alsook de status, die de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid in België wil voorbereiden, in België heeft, worden vastgesteld door de bevoegde Belgische autoriteiten;]1
i) "bedrijfsleider" : eenieder die in een onderneming van de bedrijfstak in kwestie werkzaam is geweest :
- hetzij als bedrijfsleider of als leider van een filiaal van een onderneming;
- hetzij als plaatsvervanger van de ondernemer of van de bedrijfsleider indien deze functie, wat verantwoordelijkheid betreft, met die van de vertegenwoordigde ondernemer of bedrijfsleider overeenstemt, of
- hetzij als lid van het leidinggevend personeel, belast met commerciële en/of technische taken en verantwoordelijk voor één of meer afdelingen van de onderneming.
j) [1 "bevoegde Belgische autoriteit": autoriteit of instantie die haar bevoegdheid ontleent aan een wet of reglementering genomen krachtens een wet met het oog op het uitoefenen van een controle- of reglementeringsactiviteit van de toegang tot of de uitoefening van een beroep;]1
k) "Richtlijn" : de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties [1 ...]1;
l) [1 "lidstaat": lidstaat van de Europese Unie alsook de andere staten waarop de richtlijn van toepassing is;]1
m) "Aanvrager" : onderdaan van een lidstaat;
[1 n) "beroepsstage" : een periode van beroepsuitoefening onder toezicht, mits dit een voorwaarde voor de toegang tot een gereglementeerd beroep vormt en die ofwel tijdens of na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma kan plaatsvinden;
o) "Europese beroepskaart" : een elektronisch certificaat dat wordt afgegeven hetzij ten bewijze dat de beroepsbeoefenaar aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten in een ontvangende lidstaat of dat de beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een ontvangende lidstaat erkend zijn;
p) "een leven lang leren" : alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek;
q) "dwingende redenen van algemeen belang" : redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de Staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, het dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;
r) "Europees systeem voor de overdracht van studiepunten" of "ECTS-studiepunten" : het in het Europees hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem;
s) "IMI" : het informatiesysteem van de interne markt beheerst door reglement 1024/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012.]1
§ 2. Met een gereglementeerd beroep wordt gelijkgesteld een beroep dat door de leden van een van de in bijlage I genoemde verenigingen of organisaties wordt uitgeoefend.
De in het eerste lid bedoelde verenigingen of organisaties hebben met name ten doel een hoog niveau in het betrokken beroepsgebied te bevorderen en te handhaven; daartoe genieten zij een specifieke erkenning door een lidstaat, geven zij aan hun leden een opleidingstitel af, onderwerpen zij hun leden aan beroepsregels die zij uitvaardigen, en geven zij hun het recht op een titel, afkorting of status die met de opleidingstitel overeenstemt.
§ 3. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien die lidstaat deze beroepservaring bevestigt.
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 2_WAALS_GEWEST. § 1. In deze wet wordt verstaan onder : a) "gereglementeerd beroep" : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties; met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening. Wanneer de eerste zin niet van toepassing is, wordt het in § 2 bedoelde beroep met een gereglementeerd beroep gelijkgesteld; b) "beroepskwalificaties" : kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 13, a), eerste streepje en/of beroepservaring; c) "opleidingstitel" : een diploma, certificaat of andere titel die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit, is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Europese [2 Unie]2 gevolgde beroepsopleiding. Wanneer de eerste zin niet van toepassing is, wordt de in § 3 bedoelde opleidingstitel met een opleidingstitel gelijkgesteld; d) "bevoegde autoriteit" : ieder gemachtigde autoriteit of instelling die met name bevoegd is bewijsstukken van opleiding en andere documenten of informatie af te geven, respectievelijk aan te nemen, alsmede aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen zoals bedoeld in deze wet; e) "gereglementeerde opleiding" : elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld; De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend; f) [2 "Beroepservaring": de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;]2 g) "aanpassingsstage" : de uitoefening van een gereglementeerd beroep in België onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding. De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling alsmede de status van de migrerende stagiair worden door de bevoegde autoriteit van België vastgesteld. De status van de stagiair in België, met name wat betreft het verblijfsrecht en de sociale plichten, rechten en voordelen, alsmede vergoedingen en bezoldiging, wordt door de bevoegde autoriteiten van België vastgesteld overeenkomstig het toepasselijk Gemeenschapsrecht; h) [2 "proeve van bekwaamheid": een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager, die door de bevoegde autoriteiten van het Gewest wordt verricht of erkend en die tot doel heeft te beoordelen of de aanvrager de bekwaamheid bezit om in het Waalse Gewest een gereglementeerd beroep uit te oefenen;]2 i) "bedrijfsleider" : eenieder die in een onderneming van de bedrijfstak in kwestie werkzaam is geweest : - hetzij als bedrijfsleider of als leider van een filiaal van een onderneming; - hetzij als plaatsvervanger van de ondernemer of van de bedrijfsleider indien deze functie, wat verantwoordelijkheid betreft, met die van de vertegenwoordigde ondernemer of bedrijfsleider overeenstemt, of - hetzij als lid van het leidinggevend personeel, belast met commerciële en/of technische taken en verantwoordelijk voor één of meer afdelingen van de onderneming. j) [3 "bevoegde autoriteit": autoriteit of instantie die haar bevoegdheid ontleent aan een wet of decreet of reglementering genomen krachtens een wet of decreet met het oog op het uitoefenen van een controle- of reglementeringsactiviteit van de toegang tot of de uitoefening van een beroep]3; k) [2 "Richtlijn" : de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;]2 l) [2 "lidstaat": lidstaat van de Europese Unie alsook de andere staten waarop de richtlijn van toepassing is;]2 m) "Aanvrager" : onderdaan van een lidstaat; [2 n) "beroepsstage" : een periode van beroepsuitoefening onder toezicht, mits dit een voorwaarde voor de toegang tot een gereglementeerd beroep vormt en die ofwel tijdens of na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma kan plaatsvinden; o) "Europese beroepskaart": een elektronisch certificaat dat wordt afgegeven hetzij ten bewijze dat de beroepsbeoefenaar aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten in een ontvangende lidstaat of dat de beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een ontvangende lidstaat erkend zijn; p) "een leven lang leren" : alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek; q) "dwingende redenen van algemeen belang" : redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de Staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, het dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid; r) ""Europees systeem voor de overdracht van studiepunten" of "ECTS-studiepunten" : het in het Europees hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem; s) "IMI" : het informatiesysteem van de interne markt beheerst door Reglement 1024/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012.]2 [2 Wat betreft h), ten behoeve van deze controle stellen de bevoegde autoriteiten op basis van een vergelijking tussen de in het Waalse Gewest vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft ontvangen, een lijst op van de vakgebieden die niet bestreken worden door het diploma of de andere opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt. Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op de vakgebieden die moeten worden gekozen uit die welke op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in kwestie in het Waalse Gewest te kunnen uitoefenen. Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die in het Waalse Gewest op de betrokken activiteiten van toepassing is. De nadere regelingen voor de proeve van bekwaamheid alsook de status, in het Waalse Gewest, die de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid wil voorbereiden heeft, worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten.]2 § 2. Met een gereglementeerd beroep wordt gelijkgesteld een beroep dat door de leden van een van de in bijlage I genoemde verenigingen of organisaties wordt uitgeoefend. De in het eerste lid bedoelde verenigingen of organisaties hebben met name ten doel een hoog niveau in het betrokken beroepsgebied te bevorderen en te handhaven; daartoe genieten zij een specifieke erkenning door een lidstaat, geven zij aan hun leden een opleidingstitel af, onderwerpen zij hun leden aan beroepsregels die zij uitvaardigen, en geven zij hun het recht op een titel, afkorting of status die met de opleidingstitel overeenstemt. § 3. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien die lidstaat deze beroepservaring bevestigt. ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
(3)<DWG 2020-10-29/21, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Doel.
Art.3.Wanneer de bevoegde Belgische autoriteiten de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk stellen van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, stelt deze wet, in toepassing van de richtlijn, de regels vast volgens welke zij de in een andere lidstaat of andere lidstaten verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkennen voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep.
[1 Deze wet stelt eveneens de regels vast betreffende de aanvraag en aflevering van een Europese beroepskaart, de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep en de erkenning van beroepsstages volbracht in een andere lidstaat.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 3_WAALS_GEWEST. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteiten de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk stellen van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, stelt deze wet, in toepassing van de richtlijn, de regels vast volgens welke zij de in een andere lidstaat of andere lidstaten verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkennen voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep. [2 Deze wet stelt eveneens de regels vast betreffende de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep en de erkenning van beroepsstages volbracht in een andere lidstaat.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Toepassingsgebied.
Art.4.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten, is deze wet van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat, met inbegrip van beoefenaren van de vrije beroepen, die in België, een gereglementeerd beroep willen uitoefenen, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer [1 en die in een andere lidstaat hun beroepskwalificaties hebben verworven]1.
[1 Deze wet is eveneens van toepassing op de onderdanen van een lidstaat die hun beroepskwalificaties overwegend in België hebben verworven en die een beroepsstage buiten België hebben volbracht.]1
§ 2. Deze wet is van toepassing op de gereglementeerde beroepen [1 onder voorbehoud van wat voorzien is in de §§ 3 en 4]1.
§ 3. Deze wet is niet van toepassing op de zeven zogenaamde sectorale beroepen, namelijk de beroepen van arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tandarts, dierenarts, vroedvrouw, apotheker en architect, behalve indien de omzettingsbepalingen betreffende deze beroepen uitdrukkelijk verwijzen naar de bepalingen van deze wet.
[1 Deze wet is niet van toepassing op de notarissen benoemd bij Koninklijk Besluit.]1
§ 4. [1 Indien voor een ander gereglementeerd beroep dan deze bedoeld in § 3, in een afzonderlijk communautair of nationaal rechtsinstrument een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze wet niet van toepassing.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 4_WAALS_GEWEST. § 1. [2 Onverminderd de bevoegdheid van de federale overheid en de gemeenschappen, is deze wet van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat, met inbegrip van beoefenaren van de vrije beroepen, die in België, een gereglementeerd beroep willen uitoefenen, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer en die in een andere lidstaat hun beroepskwalificaties hebben verworven.]2 [2 Deze wet is eveneens van toepassing op de onderdanen van een lidstaat die hun beroepskwalificaties overwegend in het Waalse Gewest hebben verworven en die een beroepsstage buiten het Waalse Gewest hebben volbracht.]2 § 2. Deze wet is van toepassing op de gereglementeerde beroepen [1 onder voorbehoud van wat voorzien is in de §§ 3 en 4]1. § 3. Deze wet is niet van toepassing op de zeven zogenaamde sectorale beroepen, namelijk de beroepen van arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tandarts, dierenarts, vroedvrouw, apotheker en architect, behalve indien de omzettingsbepalingen betreffende deze beroepen uitdrukkelijk verwijzen naar de bepalingen van deze wet. [1 Deze wet is niet van toepassing op de notarissen benoemd bij Koninklijk Besluit.]1 § 4. [1 Indien voor een ander gereglementeerd beroep dan deze bedoeld in § 3, in een afzonderlijk communautair of nationaal rechtsinstrument een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze wet niet van toepassing.]1 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Gevolgen van de erkenning.
Art.5.§ 1. [1 Erkenning van de beroepskwalificaties geeft de begunstigden toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor zij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezitten en stelt hen in staat dit beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke voor Belgische onderdanen gelden.]1
[1 In afwijking van lid 1, wordt gedeeltelijke toegang tot een beroep verleend onder de in artikel 5/9 vastgestelde voorwaarden.]1
§ 2. Voor de toepassing van deze wet is het beroep dat de aanvrager in België wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien hieronder vergelijkbare werkzaamheden vallen.
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5_WAALS_GEWEST. § 1. [2 Erkenning van de beroepskwalificaties geeft de begunstigden toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor zij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezitten en stelt hen in staat dit beroep uit te oefenen op het grondgebied van het Waalse Gewest, onder dezelfde voorwaarden als de personen die er zijn gevestigd.]2 § 2. Voor de toepassing van deze wet is het beroep dat de aanvrager in België wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien hieronder vergelijkbare werkzaamheden vallen. [2 § 3. In afwijking van paragraaf 1, wordt gedeeltelijke toegang tot een beroep verleend onder de in artikel 5/7 vastgestelde voorwaarden.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
TITEL I/1. [1 - Europese beroepskaart.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 1_WAALS_GEWEST. [1 - Aanvraag van Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat]1
----------
(1)
Art. 5/1. [1 Aanvraag van Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat
Wanneer de Europese Commissie voor een bepaald beroep een Europese beroepskaart heeft ingevoerd door middel van een uitvoeringshandeling en ze er de voorwaarden van heeft bepaald, kan de houder van de in België daartoe benodigde beroepskwalificatie die dit beroep in een andere lidstaat wil uitoefenen :
1° de erkenning van deze beroepskwalificatie aanvragen in de ontvangende lidstaat, of
2° afhankelijk van het geval, aan de bevoegde Belgische autoriteit vragen om een Europese beroepskaart af te leveren of om bij de ontvangende lidstaat een vraag tot aflevering van een Europese beroepskaart in te dienen door alle voorbereidende stappen met betrekking tot het IMI-dossier uit te voeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/1_WAALS_GEWEST. [1 Wanneer de Europese Commissie voor een bepaald beroep een Europese beroepskaart heeft ingevoerd door middel van een uitvoeringshandeling en ze er de voorwaarden van heeft bepaald, kan de houder van de beroepskwalificatie die dit beroep in een andere lidstaat wil uitoefenen: 1° de erkenning van deze beroepskwalificatie aanvragen in de ontvangende lidstaat, of; 2° afhankelijk van het geval, aan de bevoegde autoriteit vragen om een Europese beroepskaart af te leveren of om bij de ontvangende lidstaat een vraag tot aflevering van een Europese beroepskaart in te dienen door alle voorbereidende stappen met betrekking tot het IMI-dossier uit te voeren.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 5/2. [1 Indiening van de aanvraag van Europese beroepskaart
§ 1. De houder van een in artikel 5/1 bedoelde beroepskwalificatie die een beroepsactiviteit in andere lidstaten wil uitoefenen, kan zijn aanvraag van een Europese beroepskaart indienen middels het door de Europese Commissie ter beschikking gestelde online-instrument, dat voor de betrokken aanvrager automatisch een IMI-bestand aanmaakt.
De aanvrager ondersteunt zijn aanvraag met alle documenten die zijn voorgeschreven in de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling.
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteit bevestigt binnen een week na ontvangst van de aanvraag dat deze is ontvangen en deelt de aanvrager mee welke documenten ontbreken.
De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt in voorkomend geval alle uit hoofde van de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling benodigde attesten. Ze gaat eveneens na of de aanvrager wettig gevestigd is in België en of alle benodigde documenten die voor het opmaken van een Europese beroepskaart zijn afgeleverd geldig en authentiek zijn.
Indien hierover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde Belgische autoriteit de instantie die de documenten heeft afgeleverd. Zij kan eveneens de aanvrager verzoeken voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de documenten voor te leggen.
Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de Belgische bevoegde autoriteit niet opnieuw vragen documenten voor te leggen die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/2_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De houder van een in artikel 5/1 bedoelde beroepskwalificatie die een beroepsactiviteit in andere lidstaten wil uitoefenen, kan zijn aanvraag van een Europese beroepskaart indienen middels het door de Europese Commissie ter beschikking gestelde online-instrument, dat voor de betrokken aanvrager automatisch een IMI-bestand aanmaakt. De aanvrager ondersteunt zijn aanvraag met alle documenten die zijn voorgeschreven in de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling. § 2. De bevoegde autoriteit bevestigt binnen een week na ontvangst van de aanvraag dat deze is ontvangen en deelt de aanvrager mee welke documenten ontbreken. De bevoegde autoriteit verstrekt in voorkomend geval alle uit hoofde van de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling benodigde attesten. Ze gaat eveneens na of de aanvrager wettig gevestigd is in het Waalse Gewest en of alle benodigde documenten die voor het opmaken van een Europese beroepskaart zijn afgeleverd geldig en authentiek zijn. Indien hierover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde autoriteit de instantie die de documenten heeft afgeleverd. Zij kan eveneens de aanvrager verzoeken voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de documenten voor te leggen. Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de bevoegde autoriteit niet opnieuw vragen documenten voor te leggen die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
HOOFDSTUK 2_WAALS_GEWEST. [1 - Afgifte van de Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat]1
----------
(1)
Art. 5/3. [1 Afgifte van de Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat
§ 1. Indien de aanvraag van de beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 betrekking heeft op het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid bedoeld in artikel 9, levert de bevoegde Belgische autoriteit, na controle van de aanvraag en de bijhorende bewijstukken, de beroepskaart af binnen een termijn van drie weken die aanvangt :
1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2;
2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2.
De bevoegde Belgische autoriteit stuurt de Europese beroepskaart vervolgens onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van alle betrokken ontvangende lidstaten. Ze stelt de aanvrager hiervan in kennis. De Europese beroepskaart heeft een geldigheidsduur van achttien maanden te rekenen vanaf haar afgifte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/3_WAALS_GEWEST. [1 Indien de aanvraag van de beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 betrekking heeft op het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid bedoeld in artikel 9, § 4, levert de bevoegde autoriteit, na controle van de aanvraag en de bijhorende bewijsstukken, de beroepskaart af binnen een termijn van drie weken die aanvangt: 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2; 2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2. De bevoegde autoriteit stuurt de Europese beroepskaart vervolgens onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van alle betrokken ontvangende lidstaten. Ze stelt de aanvrager hiervan in kennis. De Europese beroepskaart heeft een geldigheidsduur van achttien maanden te rekenen vanaf haar afgifte.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 5/4. [1 Actualisatie van de Europese beroepskaart
De houder van een Europese beroepskaart die andere diensten wenst te leveren dan diegene vermeld in zijn oorspronkelijke aanvraag of die diensten wenst te blijven leveren na de oorspronkelijke periode van achttien maanden, stelt de bevoegde Belgische autoriteit hiervan in kennis. Hij verschaft eveneens alle door deze autoriteit, in toepassing van de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie, vereiste informatie omtrent wezenlijke veranderingen in de in het IMI-bestand vastgelegde situatie.
De bevoegde Belgische autoriteit zendt de geactualiseerde Europese beroepskaart naar alle betrokken ontvangende lidstaten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/4_WAALS_GEWEST. [1 De houder van een Europese beroepskaart die andere diensten wenst te leveren dan diegene vermeld in zijn oorspronkelijke aanvraag of die diensten wenst te blijven leveren na de oorspronkelijke periode van achttien maanden bedoeld in artikel 5/3, stelt de bevoegde autoriteit hiervan in kennis. Hij verschaft eveneens alle door deze autoriteit, in toepassing van de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie, vereiste informatie omtrent wezenlijke veranderingen in de in het IMI-bestand vastgelegde situatie. De bevoegde autoriteit zendt de geactualiseerde Europese beroepskaart naar alle betrokken ontvangende lidstaten.
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 5/5. [1 Onderzoek van een aanvraag voor een Europese beroepskaart voor vestiging en voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten bedoeld in artikel 9, § 4
§ 1. Indien de Europese beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 aangevraagd wordt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, stelt de bevoegde Belgische autoriteit het voorbereidend dossier op met betrekking tot de aanvraag. Zij gaat in het bijzonder de geldigheid en de authenticiteit na van de in het IMI-dossier ter staving opgenomen documenten, binnen een termijn van één maand die aanvangt :
1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2;
2° ofwel, indien geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2.
De bevoegde Belgische autoriteit zendt vervolgens onverwijld de aanvraag door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken ontvangende lidstaat en brengt de aanvrager op hetzelfde moment op de hoogte van de status van de aanvraag.
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteit stuurt de door de ontvangende lidstaat gevraagde informatie of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document naar de ontvangende lidstaat binnen maximaal twee weken na het verzoek van deze lidstaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/5_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Indien de Europese beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 aangevraagd wordt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, stelt de bevoegde autoriteit het voorbereidend dossier op met betrekking tot de aanvraag. Zij gaat in het bijzonder de geldigheid en de authenticiteit na van de in het IMI-dossier ter staving opgenomen documenten, binnen een termijn van één maand die aanvangt: 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2; 2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2. De bevoegde autoriteit zendt vervolgens onverwijld de aanvraag door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken ontvangende lidstaat en brengt de aanvrager op hetzelfde moment op de hoogte van de status van de aanvraag. § 2. De bevoegde autoriteit stuurt de door de ontvangende lidstaat gevraagde informatie of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document naar de ontvangende lidstaat binnen maximaal twee weken na het verzoek van deze lidstaat.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art.5/5/1_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Dit artikel is van toepassing wanneer de bevoegde autoriteit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong van de houder van de beroepskwalificatie een aanvraag voor een beroepskaart ontvangt voor vestiging of voor uitoefening in het Waalse Gewest van tijdelijke of incidentele verrichting van diensten met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid op het grondgebied van het Waalse Gewest.
§ 2. In de gevallen bedoeld in de artikelen 18, 21/1 en 21/2 besluit de bevoegde autoriteit binnen een maand na ontvangst van het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong ingediende verzoek of zij de beroepskaart al dan niet aflevert.
§ 3. Wanneer een aanvraag voor een beroepskaart betrekking heeft op de tijdelijke of incidentele verrichting van een activiteit met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid als bedoeld in artikel 9 of waarvoor compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden overeenkomstig artikel 9, § 4, of in artikel 16 met het oog op de vestiging, beslist de bevoegde autoriteit binnen twee maanden na ontvangst van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong ingediende verzoek of ze de beroepskaart al dan niet aflevert of ze beslist of de aanvrager compenserende maatregelen opgelegd krijgt.
§ 4. De bevoegde autoriteit kan besluiten de in §§ 2 en 3 bedoelde termijn met twee weken te verlengen. Die beslissing wordt met redenen omkleed. Ze wordt aan de aanvrager meegedeeld. De bevoegde autoriteit kan die eerste verlenging éénmaal met twee weken verlengen als die verlenging strikt noodzakelijk is, met name om redenen van volksgezondheid of veiligheid van de begunstigden van de diensten.
§ 5. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde autoriteit de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie dan wel om het meesturen van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document verzoeken.
Wanneer eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de bevoegde autoriteit niet opnieuw eisen documenten voor te leggen die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn.
Het verzoek om aanvullende informatie of om een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document mag de termijn waarbinnen de bevoegde autoriteit overeenkomstig §§ 2 of 3 een besluit moet nemen, niet verlengen. De niet-mededeling van de informatie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong binnen de vereiste termijn van twee weken of door de aanvrager kan echter leiden tot een beslissing tot weigering.
§ 6. Wanneer de bevoegde autoriteit geen beslissing neemt binnen de in §§ 2 en 3 bedoelde termijnen of er niet in slaagt als bedoeld in artikel 9 een proeve van bekwaamheid te organiseren, wordt de Europese beroepskaart geacht automatisch te zijn afgegeven en wordt zij via het IMI automatisch toegezonden aan de houder van een beroepskwalificatie.
Met het oog op vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart niet automatisch een recht op de uitoefening van een bepaald beroep als er in het Waalse Gewest al vereisten inzake registratie of andere controleprocedures bestaan vóór de invoering van een Europese beroepskaart voor dat beroep.
De door de lidstaat van oorsprong getroffen maatregelen met betrekking tot de Europese beroepskaart vervangen elke aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-29/21, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Art.5/5/2_WAALS_GEWEST. [1 De Europese beroepskaart vervangt de verklaring die in voorkomend geval op grond van artikel 9 gevraagd is. Een bevoegde autoriteit mag binnen 18 maanden na afgifte ervan geen nieuwe verklaring vragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-29/21, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
HOOFDSTUK 3_WAALS_GEWEST. [1 - Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart en het IMI bestand]1
----------
(1)
Art. 5/6. [1 Onderzoek van een aanvraag voor een Europese beroepskaart met het oog op het uitoefenen van een beroepsactiviteit in België en gevolgen op het Belgische grondgebied
§ 1. Dit artikel is van toepassing op de gevallen waarin de bevoegde Belgische autoriteit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong van de houder van de beroepskwalificatie een aanvraag voor een beroepskaart krijgt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten in België die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid op het Belgische grondgebied.
§ 2. In de in de artikelen 18, 21/1 en 21/2 bedoelde gevallen beslist de bevoegde Belgische autoriteit binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag overgemaakt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong of ze de beroepskaart aflevert of niet.
§ 3. Indien een aanvraag voor een beroepskaart de tijdelijke en incidentele verrichting van een activiteit beoogt die gevolgen heeft voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid zoals bedoeld in artikel 9 of waarvoor compenserende maatregelen overeenkomstig artikel 9, § 4 of artikel 16 met het oog op de vestiging kunnen worden opgelegd, beslist de bevoegde Belgische autoriteit de beroepskaart al dan niet af te leveren of de aanvrager te onderwerpen aan compenserende maatregelen, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong toegezonden aanvraag.
§ 4. De bevoegde Belgische autoriteit kan beslissen om de termijn bedoeld in de §§ 2 en 3 met twee weken te verlengen. De beslissing wordt gemotiveerd. Zij wordt meegedeeld aan de aanvrager. De bevoegde Belgische autoriteit kan deze eerste verlenging eenmaal hernieuwen met een bijkomende termijn van twee weken indien deze hernieuwing strikt noodzakelijk is, met name om redenen die verband houden met de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten.
§ 5. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie vragen of vragen om het meesturen van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document.
Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de Belgische bevoegde autoriteit niet opnieuw vragen documenten die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn, voor te leggen.
De vraag om aanvullende informatie of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van documenten verlengt de termijn waarbinnen de bevoegde Belgische autoriteit zijn beslissing moet nemen overeenkomstig §§ 2 en 3 niet. Het niet overmaken van de informatie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong binnen de vereiste termijn van twee weken of door de aanvrager, kan leiden tot een weigeringsbeslissing.
§ 6. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit geen beslissing neemt binnen de in de §§ 2 en 3 gestelde termijnen of geen proeve van bekwaamheid organiseert zoals bedoeld in artikel 9, wordt de Europese beroepskaart automatisch geacht te zijn afgegeven en wordt zij via het IMI automatisch toegezonden aan de houder van een beroepskwalificatie.
Ten behoeve van vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart geen automatisch recht om een bepaald beroep uit te oefenen als er in België al registratievoorschriften of andere controleprocedures gelden voordat de Europese beroepskaart voor dat beroep wordt ingevoerd.
De door de lidstaat van oorsprong genomen maatregelen wat betreft de Europese beroepskaart vervangen elke aanvraag voor erkenning van beroepskwalificaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/6_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De gegevens op de Europese beroepskaart beperken zich tot de gegevens die nodig zijn om vast te stellen dat de houder gerechtigd is om het beroep uit te oefenen waarvoor de kaart werd afgegeven, namelijk de voor- en achternaam van de houder, datum en plaats van geboorte, beroep, de opleidingstitels van de houder, het toepasselijk stelsel, de betrokken bevoegde autoriteiten, het kaartnummer, de beveiligingsfuncties en een verwijzing naar een geldig bewijs van identiteit. Informatie met betrekking tot opgedane beroepservaring of compensatiemaatregelen waaraan door de houder van de Europese beroepskaart is voldaan, wordt opgenomen in het IMI-bestand. § 2. Onverminderd het vermoeden van onschuld, werken de bevoegde Belgische autoriteiten binnen de grenzen van hun bevoegdheden het IMI-bestand dat betrekking heeft op een Europese beroepskaart bij door er informatie op te nemen over tuchtrechtelijke maatregelen of de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op een verbod of beperking op de uitoefening van een professionele activiteit en die invloed hebben op de uitoefening van de werkzaamheden van de houder van een Europese beroepskaart. Daarbij nemen zij de regels in acht inzake de bescherming van persoonsgegevens en in het bijzonder de bepalingen van of genomen in uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie. In het kader van deze bijwerking verwijdert de bevoegde autoriteit de informatie die niet meer vereist is. De houder van de Europese beroepskaart alsook de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het overeenkomstige IMI-bestand worden onmiddellijk van deze bijwerking op de hoogte gebracht. De inhoud van de bijwerking beperkt zich tot het volgende : 1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar; 2° het betreffende beroep; 3° informatie over de autoriteit of rechtbank die de beperkings- of verbodsbeslissing heeft genomen; 4° de reikwijdte van de beperking of het verbod; en 5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is. § 3. De persoonsgegevens in het IMI-bestand komen voor verwerkingsdoeleinden in aanmerking zolang dat nodig is met het oog op de erkenningsprocedure als zodanig en als bewijs van de erkenning of van de toezending van de krachtens artikel 9 vereiste verklaring. § 4. De persoonsgegevens in het bijgewerkte IMI-bestand of in de beroepskaart worden verwerkt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie. De persoonsgegevens worden verwerkt om de houder van de beroepskaart te identificeren en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten te informeren over eventuele beperkingen of verboden met betrekking tot de uitoefening van een beroepsactiviteit. De persoonsgegevens : 1° worden eerlijk en rechtmatig verwerkt; 2° worden verzameld om het doel bedoeld in lid 2 te bereiken; 3° zijn toereikend, terzake dienend en niet overmatig uitgaande van het doel bedoeld in lid 2. § 5. De houder van een Europese beroepskaart kan op elk moment, en zonder dat daaraan voor hem kosten zijn verbonden, verzoeken om toegang tot zijn gegevens, rechtzetting van onjuiste of onvolledige gegevens op de beroepskaart of in het IMI-bestand, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of om schrapping van de gegevens opgenomen op de beroepskaart of in het IMI-bestand of afscherming van het desbetreffende IMI-bestand. De houder wordt van dit recht in kennis gesteld op het moment dat de Europese beroepskaart wordt afgegeven en wordt daaraan vervolgens om de twee jaar herinnerd. In geval van een verzoek tot verwijdering van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een Europese beroepskaart die met het oog op vestiging of de tijdelijke en incidentele verrichting van diensten op grond van artikel 9, § 4, is afgegeven, verschaft de bevoegde autoriteit de houder van de beroepskwalificaties een document waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend. § 6. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voorkomen op de Europese beroepskaart en in alle IMI-bestanden wordt elke bevoegde Belgische autoriteit die belast is met het onderzoeken van een aanvraag om Europese beroepskaart of met de aflevering ervan en een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een beroepskaart, beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de voornoemde wet van 8 december 1992. § 7. Elke belanghebbende, daarin begrepen de werkgevers en klanten van de houder van de Europese beroepskaart en de overheidsinstanties, kan aan de bevoegde Belgische overheid vragen om de echtheid en geldigheid van een Europese beroepskaart die hem door de kaarthouder wordt voorgelegd, te controleren.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
TITEL I/2_WAALS_GEWEST. [1 - Gedeeltelijke toegang]1
----------
(1)
Art. 5/7. [1 Statuut van de Europese beroepskaart ten aanzien van de in artikel 9 bedoelde verklaring
De Europese beroepskaart vervangt de verklaring die desgevallend wordt gevraagd op basis van artikel 9. Binnen de 18 maanden volgend op haar aflevering mag geen enkele aanvullende verklaring gevraagd worden door een bevoegde Belgische autoriteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 5/7_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De bevoegde autoriteiten verlenen per geval gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit op het grondgebied van het Gewest, doch alleen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: 1° de beroepsbeoefenaar is in zijn lidstaat van oorsprong volledig gekwalificeerd om de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor in het Waalse Gewest gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd; 2° de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteiten en het gereglementeerde beroep in het Waalse Gewest zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in het Waalse Gewest zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep toegelaten te worden; 3° de beroepsactiviteit kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het gereglementeerde beroep in het Waalse Gewest omvat. Voor de toepassing van punt 3°, dienen de bevoegde autoriteiten rekening te houden met de vraag of de beroepsactiviteit autonoom in de lidstaat van oorsprong kan worden uitgeoefend. § 2. Gedeeltelijke toegang kan worden afgewezen indien deze afwijzing door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is, indien zulks passend is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken. § 3. De aanvragen voor gedeeltelijke toegang bedoeld voor vestiging worden overeenkomstig Titel II onderzocht als deze toegang wordt gevraagd voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, en overeenkomstig de bepalingen van Titel III, Hoofstukken 1 en 3, als het een vraag om vestiging betreft. § 4. Aanvragen voor gedeeltelijke toegang bedoeld voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, worden overeenkomstig titel II onderzocht. § 5. In afwijking van artikel 9, § 4, vijfde lid, en artikel 24, § 1, wordt de beroepsactiviteit uitgeoefend onder de beroepstitel van de lidstaat van oorsprong zodra gedeeltelijke toegang is verleend. Het Gewest kan het gebruik van die beroepstitel in het Frans of het Duits voorschrijven. Beroepsbeoefenaren aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, maken de ontvangers van de diensten duidelijk kenbaar tot welke gebieden hun beroepsactiviteiten zich uitstrekken. § 6. Dit artikel is niet van toepassing op beroepsbeoefenaren wier beroepskwalificaties automatisch worden erkend.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 5/8. [1 Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart en het IMI bestand
§ 1. De gegevens op de Europese beroepskaart beperken zich tot de gegevens die nodig zijn om vast te stellen dat de houder gerechtigd is om het beroep uit te oefenen waarvoor de kaart werd afgegeven, namelijk de voor- en achternaam van de houder, datum en plaats van geboorte, beroep, de opleidingstitels van de houder, het toepasselijk stelsel, de betrokken bevoegde autoriteiten, het kaartnummer, de beveiligingsfuncties en een verwijzing naar een geldig bewijs van identiteit. Informatie met betrekking tot opgedane beroepservaring of compensatiemaatregelen waaraan door de houder van de Europese beroepskaart is voldaan, wordt opgenomen in het IMI-bestand.
§ 2. Onverminderd het vermoeden van onschuld, werken de bevoegde Belgische autoriteiten binnen de grenzen van hun bevoegdheden het IMI-bestand dat betrekking heeft op een Europese beroepskaart bij door er informatie op te nemen over tuchtrechtelijke maatregelen of de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op een verbod of beperking op de uitoefening van een professionele activiteit en die invloed hebben op de uitoefening van de werkzaamheden van de houder van een Europese beroepskaart.
Daarbij nemen zij de regels in acht inzake de bescherming van persoonsgegevens en in het bijzonder de bepalingen van of genomen in uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie.
In het kader van deze bijwerking verwijdert de bevoegde Belgische autoriteit de informatie die niet meer vereist is. De houder van de Europese beroepskaart alsook de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het overeenkomstige IMI-bestand worden onmiddellijk van deze bijwerking op de hoogte gebracht.
De inhoud van de bijwerking beperkt zich tot het volgende :
1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar;
2° het betreffende beroep;
3° informatie over de nationale autoriteit of rechtbank die de beperkings- of verbodsbeslissing heeft genomen;
4° de reikwijdte van de beperking of het verbod; en
5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is.
§ 3. De persoonsgegevens in het IMI-bestand komen voor verwerkingsdoeleinden in aanmerking zolang dat nodig is met het oog op de erkenningsprocedure als zodanig en als bewijs van de erkenning of van de toezending van de krachtens artikel 9 vereiste verklaring.
§ 4. De persoonsgegevens in het bijgewerkte IMI-bestand of in de beroepskaart worden verwerkt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie.
De persoonsgegevens worden verwerkt om de houder van de beroepskaart te identificeren en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten te informeren over eventuele beperkingen of verboden met betrekking tot de uitoefening van een beroepsactiviteit.
De persoonsgegevens :
1° worden eerlijk en rechtmatig verwerkt;
2° worden verzameld om het doel bedoeld in lid 2 te bereiken;
3° zijn toereikend, terzake dienend en niet overmatig uitgaande van het doel bedoeld in lid 2.
§ 5. De houder van een Europese beroepskaart kan op elk moment, en zonder dat daaraan voor hem kosten zijn verbonden, verzoeken om toegang tot zijn gegevens, rechtzetting van onjuiste of onvolledige gegevens op de beroepskaart of in het IMI-bestand, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of om schrapping van de gegevens opgenomen op de beroepskaart of in het IMI-bestand of afscherming van het desbetreffende IMI-bestand. De houder wordt van dit recht in kennis gesteld op het moment dat de Europese beroepskaart wordt afgegeven en wordt daaraan vervolgens om de twee jaar herinnerd.
In geval van een verzoek tot verwijdering van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een Europese beroepskaart die met het oog op vestiging of de tijdelijke en incidentele verrichting van diensten op grond van artikel 9, § 4, is afgegeven, verschaft de bevoegde Belgische de houder van de beroepskwalificaties een document waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend.
§ 6. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voorkomen op de Europese beroepskaart en in alle IMI-bestanden wordt elke bevoegde Belgische autoriteit die belast is met het onderzoeken van een aanvraag om Europese beroepskaart of met de aflevering ervan en een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een beroepskaart, beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de voornoemde wet van 8 december 1992.
§ 7. Elke belanghebbende, daarin begrepen de werkgevers en klanten van de houder van de Europese beroepskaart en de overheidsinstanties, kan aan de bevoegde Belgische overheid vragen om de echtheid en geldigheid van een Europese beroepskaart die hem door de kaarthouder wordt voorgelegd, te controleren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
TITEL I/2. [1 - Gedeeltelijke toegang.]1
----------
(1)
Art. 5/9. [1 Voorwaarden voor de toekenning van een gedeeltelijke toegang
§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit bevoegd voor het verlenen van de toegang tot of het toestaan van de uitoefening van een gereglementeerd beroep, verleent gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit in België, alleen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan :
1° de beroepsbeoefenaar die de aanvraag doet, is in zijn lidstaat van oorsprong volledig gekwalificeerd om de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd;
2° de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteit en het gereglementeerde beroep in België zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in België zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep in België toegelaten te worden;
3° de beroepsactiviteit waarvoor gedeeltelijke toegang wordt gevraagd, kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het gereglementeerde beroep in België omvat.
Om te bepalen of de voorwaarde bedoeld in punt 3° vervuld is, onderzoekt de bevoegde Belgische autoriteit of de beroepsactiviteit in de lidstaat van oorsprong autonoom kan worden uitgeoefend.
Het onderzoek of de voorwaarden bedoeld in het vorige lid vervuld zijn, gebeurt geval per geval en de toegang wordt geval per geval verleend.
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteit kan een gedeeltelijke toegang afwijzen, indien deze afwijzing door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is, indien dat passend is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
§ 3. De aanvragen inzake erkenning van een gedeeltelijke toegang voor bepaalde activiteiten worden overeenkomstig Titel II onderzocht als deze toegang wordt gevraagd voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, en overeenkomstig Titel III, Hoofstukken 1 en 3 als het een vraag om vestiging betreft.
§ 4. In afwijking van artikel 9, § 4, laatste lid, en artikel 24, § 1, wordt de beroepsactiviteit uitgeoefend onder de beroepstitel van de lidstaat van oorsprong wanneer gedeeltelijke toegang is verleend. De bevoegde Belgische autoriteit kan het gebruik van die beroepstitel in één van de nationale talen eisen.
Beroepsbeoefenaren aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, maken de afnemers van hun diensten duidelijk kenbaar tot welk gebied hun beroepsactiviteiten zich beperken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
TITEL II. - Vrije dienstverrichting.
Toepassingsgebied.
Art.6. De bepalingen van deze titel zijn uitsluitend van toepassing wanneer de dienstverrichter zich naar het grondgebied van België begeeft om er tijdelijk en incidenteel het in artikel 7, § 1, bedoelde beroep uit te oefenen.
Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting.
Beginsel van het vrij verrichten van diensten.
Art.7.§ 1. Onverminderd de artikelen 8 en 9, kunnen om redenen van beroepskwalificatie geen beperkingen worden gesteld aan het vrij verrichten van diensten :
a) indien de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd in een lidstaat (hierna "lidstaat van vestiging" genoemd) om er hetzelfde beroep uit te oefenen, en
b) [1 wanneer de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, indien hij dat beroep tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend in een of meer lidstaten, als het beroep niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging. Deze voorwaarde van een jaar beroepsuitoefening is niet van toepassing wanneer het beroep of de opleiding die toegang verleent tot het beroep, gereglementeerd is.]1
§ 2. Als de dienstverrichter zich naar België begeeft, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en de ernstige wanprestatie bij de uitoefening van het beroep die rechtstreeks en specifiek verband houdt met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook de tuchtrechtelijke bepalingen, die in België van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen.
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 7_WAALS_GEWEST. § 1. Onverminderd de artikelen 8 en 9, kunnen om redenen van beroepskwalificatie geen beperkingen worden gesteld aan het vrij verrichten van diensten : a) indien de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd in een lidstaat (hierna "lidstaat van vestiging" genoemd) om er hetzelfde beroep uit te oefenen, en b) [2 wanneer de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, indien hij dat beroep tijdens de laatste tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend in een of meer lidstaten wanneer het beroep niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging. Deze voorwaarde, namelijk een jaar beroepsuitoefening, is niet van toepassing wanneer het beroep of het onderwijs en de opleiding die toegang verleent tot het beroep gereglementeerd is.]2 § 2. Als de dienstverrichter zich naar België begeeft, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en de ernstige wanprestatie bij de uitoefening van het beroep die rechtstreeks en specifiek verband houdt met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook de tuchtrechtelijke bepalingen, die in België van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen. ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Vrijstellingen.
Art.8. Overeenkomstig artikel 7, § 1, wordt een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter vrijgesteld van de eisen die worden gesteld aan op Belgisch grondgebied gevestigde beroepsbeoefenaren met betrekking tot :
a) een vergunning, de inschrijving of de aansluiting bij een beroepsorganisatie. Om overeenkomstig artikel 7, § 2, toepassing van de geldende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken, kan de bevoegde Belgische autoriteit voorzien in automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie, voorzover dit de dienstverrichting op geen enkele wijze vertraagt of bemoeilijkt en voor de dienstverrichter geen extra kosten meebrengt. De bevoegde Belgische autoriteit stuurt een kopie van de in artikel 9, § 1, bedoelde verklaring en eventueel verlenging ervan, en daarnaast, voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid en de openbare veiligheid genoemd in artikel 9, § 4, een kopie van de in artikel 9, § 2, bedoelde documenten aan de betrokken beroepsorganisatie, hetgeen gelijkstaat met een automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma voor dit doel;
b) de inschrijving bij een publiekrechtelijke instelling voor de sociale zekerheid om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen.
De dienstverrichter stelt evenwel de onder b) bedoelde instelling vooraf, of in dringende gevallen achteraf, van de door hem verrichte dienst in kennis.
Vooraf af te leggen verklaring
in geval de dienstverrichter zich naar België begeeft
Art.9.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit kan eisen dat de dienstverrichter, wanneer hij zich voor het eerst van een lidstaat naar België begeeft om er diensten te verrichten, haar vooraf door middel van een schriftelijke verklaring, met daarin de gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid, in kennis stelt. Deze verklaring wordt eenmaal per jaar verlengd indien de dienstverrichter voornemens is om gedurende dat jaar in België tijdelijke of incidentele diensten te verrichten. De dienstverrichter mag de verklaring met alle middelen aanleveren.
§ 2. Voor de eerste dienstverrichting, of indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten gestaafde situatie, kan de bevoegde Belgische autoriteit eisen dat de verklaring vergezeld gaat van de volgende documenten :
a) een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter,
b) een attest dat de houder ervan rechtmatig in een lidstaat gevestigd is om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen, en dat hem op het moment van afgifte van het attest geen beroepsuitoefeningsverbod is opgelegd, ook al is het maar tijdelijk,
c) bewijs van beroepskwalificaties,
[1 d) voor de gevallen bedoeld in artikel 7, § 1, onder b), een bewijs met elk middel dat de dienstverrichter de betrokken werkzaamheden in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend;
e) voor beroepen in de veiligheids- en gezondheidssector, een verklaring waarin wordt bevestigd dat de desbetreffende persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld, indien de bevoegde Belgische autoriteit zulks ook van zijn eigen onderdanen eist;
f) voor beroepen met patiëntveiligheidsimplicaties, een verklaring omtrent de kennis van de taal die voor de uitoefening van het beroep van de aanvrager noodzakelijk is;
g) voor beroepen betreffende de in artikel 18 bedoelde werkzaamheden en die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 59, § 2, van richtlijn 2005/36/EG, zijn aangemeld, een certificaat aangaande de aard en de duur van de activiteit, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd.]1
[1 § 2/1. De indiening door de dienstverrichter van een vereiste verklaring overeenkomstig § 1 geeft die dienstverrichter het recht op toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of om die activiteit uit te oefenen op het gehele Belgische grondgebied.]1
§ 3. De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, wanneer voor de betrokken beroepswerkzaamheid in die lidstaat een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de Belgische beroepstitel te vermijden. Wanneer de betrokken beroepstitel in de lidstaat van vestiging niet bestaat, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van die lidstaat.
§ 4. [1 In het geval van gereglementeerde beroepen met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid [2 , en die niet automatisch worden erkend in het kader van Titel III, hoofdstuk II of II/1]2, kan de bevoegde Belgische autoriteit vóór de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren. Een dergelijke controle vooraf is alleen mogelijk indien die bedoeld is om ernstige schade voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen en voor zover de controle niet meer omvat dan voor dit doel noodzakelijk is.
Binnen een termijn van ten hoogste een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten stelt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter in kennis van zijn beslissing om :
1° de dienstverrichting toe te laten zonder zijn beroepskwalificaties te controleren;
2° na controle van zijn beroepskwalificaties :
a) de dienstverrichter een proeve van bekwaamheid op te leggen; of
b) de dienstverrichting toe te staan.
Bij problemen die een vertraging kunnen meebrengen bij het nemen van een besluit als bedoeld in het tweede lid, stelt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter binnen dezelfde termijn van één maand in kennis van de reden van de vertraging. Het probleem wordt binnen de maand die volgt op deze kennisgeving opgelost en het besluit wordt genomen binnen een termijn van twee maanden na oplossing van het probleem.
Wanneer de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in België vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt en de dienstverrichter dit niet kan compenseren door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daartoe bevoegde instantie, biedt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een proeve van bekwaamheid te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competentie heeft verworven. De bevoegde Belgische autoriteit neemt op basis hiervan een besluit over het toestaan van het verrichten van de diensten. De dienstverrichting moet in ieder geval kunnen plaatsvinden in de maand die volgt op die waarin het overeenkomstig deze paragraaf genomen besluit is genomen.
Indien de bevoegde Belgische autoriteit niet reageert binnen de in de vorige leden vermelde termijnen, mag de dienst worden verricht.
In de gevallen waarin de kwalificaties overeenkomstig deze paragraaf zijn geverifieerd, wordt de dienst verricht onder de Belgische beroepstitel.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<W 2021-08-29/23, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 07-10-2021>
Art. 9_WAALS_GEWEST. § 1. De bevoegde Belgische autoriteit kan eisen dat de dienstverrichter, wanneer hij zich voor het eerst van een lidstaat naar België begeeft om er diensten te verrichten, haar vooraf door middel van een schriftelijke verklaring, met daarin de gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid, in kennis stelt. Deze verklaring wordt eenmaal per jaar verlengd indien de dienstverrichter voornemens is om gedurende dat jaar in België tijdelijke of incidentele diensten te verrichten. De dienstverrichter mag de verklaring met alle middelen aanleveren. § 2. Voor de eerste dienstverrichting, of indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten gestaafde situatie, kan de bevoegde Belgische autoriteit eisen dat de verklaring vergezeld gaat van de volgende documenten : a) een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter, b) een attest dat de houder ervan rechtmatig in een lidstaat gevestigd is om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen, en dat hem op het moment van afgifte van het attest geen beroepsuitoefeningsverbod is opgelegd, ook al is het maar tijdelijk, c) bewijs van beroepskwalificaties, d) [2 voor de gevallen bedoeld in artikel 7, § 1, onder b), een bewijs met elk middel dat de dienstverrichter de betrokken werkzaamheden in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend;]2 e) [2 voor beroepen in de veiligheidssector, de gezondheidssector en voor beroepen in de onderwijssector waar met minderjarigen wordt gewerkt, een verklaring waarin wordt bevestigd dat de desbetreffende persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld;]2 [2 ) voor beroepen met patiëntveiligheidsimplicaties, een verklaring omtrent de kennis van de taal die voor de uitoefening van het beroep van de aanvrager in het Waalse Gewest noodzakelijk is; g) voor beroepen betreffende de in artikel 18 bedoelde werkzaamheden en die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 59, § 2, van Richtlijn 2005/36/EG, zijn aangemeld, een certificaat aangaande de aard en de duur van de activiteit, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd.]2 [2 De indiening door de dienstverrichter van een vereiste verklaring overeenkomstig § 1 geeft die dienstverrichter het recht op toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of om die activiteit uit te oefenen op het gehele grondgebied van het Gewest.]2 [1 § 2/1. De indiening door de dienstverrichter van een vereiste verklaring overeenkomstig § 1 geeft die dienstverrichter het recht op toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of om die activiteit uit te oefenen op het gehele Belgische grondgebied.]1 § 3. De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, wanneer voor de betrokken beroepswerkzaamheid in die lidstaat een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de Belgische beroepstitel te vermijden. Wanneer de betrokken beroepstitel in de lidstaat van vestiging niet bestaat, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van die lidstaat. [2 § 4. In het geval van gereglementeerde beroepen met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid en waarop de automatische erkenning niet van toepassing is, kunnen de bevoegde autoriteiten vóór de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren om ernstige schade voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen [3 , en voor zover het niet verder gaat dan wat nodig is voor dat doeleinde]3. De bevoegde autoriteiten stellen de dienstverrichter binnen een termijn van ten hoogste een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten als bedoeld in de paragrafen 1 en 2 in kennis van hun besluit om: 1° de dienstverrichting toe te laten zonder zijn beroepskwalificaties te controleren; 2° na de beroepskwalificatie te hebben gecontroleerd: a) van de dienstverrichter het afleggen van een proeve van bekwaamheid te verlangen; of b) het verrichten van de diensten toe te staan. Bij problemen die een vertraging kunnen meebrengen bij het nemen van een besluit als bedoeld in het tweede lid, stellen de bevoegde autoriteiten de dienstverrichter binnen dezelfde termijn in kennis van de reden van de vertraging. Het probleem wordt binnen de maand die volgt op deze kennisgeving opgelost en het besluit wordt genomen binnen een termijn van twee maanden na oplossing van het probleem. Wanneer de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in het Waalse Gewest vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt en de dienstverrichter dit niet kan compenseren door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daartoe bevoegde instantie, bieden de bevoegde autoriteiten de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een proeve van bekwaamheid zoals bedoeld in het tweede lid, b), te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competentie heeft verworven. De bevoegde autoriteiten nemen op basis hiervan een besluit over het toestaan van het verrichten van de diensten. De dienstverrichting moet in ieder geval kunnen plaatsvinden in de maand die volgt op die waarin het overeenkomstig het tweede lid genomen besluit is genomen. Indien de bevoegde autoriteiten binnen de in de tweede en derde alinea vermelde termijn niet reageren, mag de dienst worden verricht. In de gevallen waarin de beroepskwalificaties zijn geverifieerd, wordt de dienst verricht onder de beroepstitel van het Waalse Gewest.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
(3)<DWG 2020-10-29/21, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 03-12-2020>
Administratieve samenwerking.
Art.10.§ 1. [1 De bevoegde Belgische autoriteiten kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstverrichter, alsmede over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen met betrekking tot de beroepsuitoefening.
Indien een bevoegde Belgische autoriteit beslist de beroepskwalificaties van de houder van een kwalificatie die in België een activiteit wil uitoefenen met het oog op het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten in de zin van artikel 9, § 4, te controleren, kunnen zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie vragen over de opleidingen van de dienstverrichter, voor zover dit nodig is voor het beoordelen van wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden.
De bevoegde Belgische autoriteiten verstrekken deze informatie op hun beurt overeenkomstig artikel 27.]1
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteiten zorgen voor de uitwisseling van alle nodige informatie opdat een klacht van een afnemer van een dienst tegen een dienstverrichter correct kan worden afgehandeld. De afnemer wordt van het resultaat van de klacht in kennis gesteld.
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 10_WAALS_GEWEST. § 1. [2 De bevoegde autoriteiten kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstverrichter, alsmede over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen met betrekking tot de beroepsuitoefening. Indien een bevoegde autoriteit beslist de beroepskwalificaties van de houder van een kwalificatie die in het Waalse Gewest een activiteit wil uitoefenen met het oog op het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten in de zin van artikel 9, § 4, te controleren, kunnen zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie vragen over de opleidingen van de dienstverrichter, voor zover dit nodig is voor het beoordelen van wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden. De bevoegde Belgische autoriteiten verstrekken deze informatie op hun beurt overeenkomstig artikel 27.]2 § 2. De bevoegde Belgische autoriteiten zorgen voor de uitwisseling van alle nodige informatie opdat een klacht van een afnemer van een dienst tegen een dienstverrichter correct kan worden afgehandeld. De afnemer wordt van het resultaat van de klacht in kennis gesteld. ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Informatie ten behoeve van de afnemers van de dienst.
Art.11. Wanneer de dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging of onder de opleidingstitel van de dienstverrichter, kunnen de bevoegde Belgische autoriteiten eisen dat de dienstverrichter in aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht, aan de afnemer van de dienst een van de volgende gegevens of al de volgende gegevens verstrekt :
a) wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register;
b) wanneer voor uitoefening van de betrokken werkzaamheid in de lidstaat van vestiging een vergunning vereist is, de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende instantie;
c) de beroepsordes of soortgelijke organisaties waarbij de dienstverrichter is aangesloten;
d) de beroepstitel of, wanneer een dergelijke titel niet bestaat, de opleidingstitel van de dienstverrichter en de lidstaat waar deze werd verleend;
e) wanneer de dienstverrichter een onder de BTW vallende werkzaamheid uitoefent, het identificatienummer, zoals bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ingevolge artikel 22, § 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag;
f) gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid.
TITEL III. - Vrijheid van vestiging.
HOOFDSTUK I. - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels.
Toepassingsgebied.
Art.12. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle beroepen die niet onder hoofdstuk II van deze titel vallen en in onderstaande gevallen waarin de aanvrager, om een bijzondere en uitzonderlijke reden, niet voldoet aan de in dat hoofdstuk opgenomen voorwaarden :
a) voor de werkzaamheden van bijlage IV, wanneer de aanvrager niet voldoet aan de eisen van de artikelen 19, 20 en 21;
b) voor aanvragers die voldoen aan de eisen van artikel 2, § 3.
Kwalificatieniveaus.
Art.13.[1 Voor de toepassing van artikel 15 en artikel 16, § 6,]1 worden de beroepskwalificaties in de volgende niveaus ingedeeld :
a) een bekwaamheidsattest dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, nadat men :
- hetzij een opleiding heeft genoten die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma zoals bedoeld onder b), c), d) of e), hetzij een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, hetzij het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend,
- hetzij op het niveau van het primair of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten, waaruit blijkt dat de houder over een zekere algemene ontwikkeling beschikt;
b) een certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs :
- hetzij van algemene aard, aangevuld met een andere dan de onder c) bedoelde studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is,
- hetzij van technische of beroepsmatige aard, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding zoals bedoeld onder i), en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;
c) een diploma ter afsluiting van :
- hetzij een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het onder d) en e) bedoelde niveau en ten minste 1 jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is,
[1 - hetzij een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat niveau b) verstrekt, die gelijkwaardig is aan het bij het eerste streepje vermelde opleidingsniveau, indien deze opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid leidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de lidstaat van oorsprong;
d) een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten;
e) een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 13_WAALS_GEWEST. [1 Voor de toepassing van artikel 15 [2 en artikel 16, § 6]2,]1 worden de beroepskwalificaties in de volgende niveaus ingedeeld : a) een bekwaamheidsattest dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, nadat men : - hetzij een opleiding heeft genoten die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma zoals bedoeld onder b), c), d) of e), hetzij een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, hetzij het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend, - hetzij op het niveau van het primair of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten, waaruit blijkt dat de houder over een zekere algemene ontwikkeling beschikt; b) een certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs : - hetzij van algemene aard, aangevuld met een andere dan de onder c) bedoelde studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is, - hetzij van technische of beroepsmatige aard, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding zoals bedoeld onder i), en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is; c) een diploma ter afsluiting van : - hetzij een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het onder d) en e) bedoelde niveau en ten minste 1 jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is, [2 - hetzij een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat niveau b verstrekt, die gelijkwaardig is aan het in het eerste streepje vermelde opleidingsniveau, indien deze opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid opleidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de lidstaat van oorsprong;]2 d) [2 een diploma dat bewijst dat de aanvrager een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten;]2 e) [2 een diploma dat bewijst dat de aanvrager een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Gelijke behandeling van kwalificaties.
Art.14.[1 Met een opleidingstitel bedoeld in artikel 13, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die ofwel elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.]1
Onder dezelfde voorwaarden als die in het eerste lid wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent. Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; in dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de bevoegde Belgische autoriteit beschouwd - met het oog op de toepassing van artikel 15 - als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding.
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 14_WAALS_GEWEST. [2 Met een opleidingstitel bedoeld in artikel 13, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die ofwel elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.]2 Onder dezelfde voorwaarden als die in het eerste lid wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent. Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; in dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de bevoegde Belgische autoriteit beschouwd - met het oog op de toepassing van artikel 15 - als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding. ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Voorwaarden inzake erkenning.
Art.15.[1 § 1. Wanneer de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de bevoegde Belgische autoriteit onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de eigen onderdanen gelden, de toegang tot en uitoefening van dit beroep toe aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest dat of een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 13 die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van datzelfde beroep op zijn grondgebied.
De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen.
§ 2. De in § 1 omschreven toegang tot en uitoefening van een beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het beroep in kwestie tijdens de voorafgaande tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die beschikken over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bezitten die zijn afgegeven door een andere lidstaat die dat beroep niet reglementeert.
De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels voldoen aan de volgende voorwaarden :
a) zij worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;
b) zij tonen aan dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid.
De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van een jaar kan echter niet worden geëist wanneer de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt aantoont dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.
De bevoegde Belgische autoriteit erkent het overeenkomstig artikel 13 door de lidstaat van oorsprong geattesteerde opleidingsniveau, evenals het certificaat waarmee de lidstaat van oorsprong verklaart dat de gereglementeerde opleiding of de beroepsopleiding met specifieke structuur als bedoeld in artikel 13, onder punt c), ii), gelijkwaardig is aan het niveau als bedoeld in artikel 13, onder punt c), i).
§ 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 van dit artikel en van artikel 16 kan de bevoegde Belgische autoriteit de toegang tot en de uitoefening van het beroep weigeren aan houders van een onder punt a) van artikel 13 ingedeeld bekwaamheidsattest wanneer de nationale beroepskwalificatie die voor de uitoefening van het beroep op zijn grondgebied vereist is, onder e) van artikel 13 is ingedeeld.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 15_WAALS_GEWEST. . [1 § 1. Wanneer de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staan de bevoegde autoriteiten onder dezelfde voorwaarden als diegenen die in het Waalse Gewest zijn gevestigd, de toegang tot en uitoefening van dit beroep toe aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest of een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 13 die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van datzelfde beroep op zijn grondgebied. De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen. § 2. De in § 1 omschreven toegang tot en uitoefening van een beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het beroep in kwestie tijdens de voorafgaande tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die beschikken over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bezitten die zijn afgegeven door deze andere lidstaat. De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° zij worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen; 2° zij tonen aan dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid. De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van een jaar wordt niet geëist wanneer de opleidingstitel waarover de aanvrager beschikt aantoont dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten. De bevoegde Belgische autoriteit erkent het overeenkomstig artikel 13 door de lidstaat van oorsprong geattesteerde opleidingsniveau, evenals het certificaat waarmee de lidstaat van oorsprong verklaart dat de gereglementeerde opleiding of de beroepsopleiding met specifieke structuur als bedoeld in artikel 13, onder punt c), tweede streepje, gelijkwaardig is aan het niveau als bedoeld in artikel 13, onder punt c), eerste streepje. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 en van artikel 16, kunnen de bevoegde autoriteiten de toegang tot en de uitoefening van het beroep weigeren aan houders van een onder punt a) van artikel 13 ingedeeld bekwaamheidsattest wanneer de nationale beroepskwalificatie die voor de uitoefening van het beroep op zijn grondgebied vereist is, onder e) van artikel 13 is ingedeeld.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Compenserende maatregelen.
Art.16.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit kan in een van de volgende gevallen van de aanvrager eisen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt :
[1 a) wanneer de door de aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden afgedekt door de in België vereiste opleidingstitel;
b) wanneer het in België gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en wanneer de opleiding vereist in België betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die afgedekt door het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt.]1
c) wanneer het in België gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager in de zin van artikel 5, § 2, en dit verschil wordt gekenmerkt door een specifieke opleiding die in België vereist is en betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vallen onder het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt.
§ 2. Indien de bevoegde Belgische autoriteit van de mogelijkheid van § 1 gebruik maakt, moet zij de aanvrager de keuze laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid.
Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit meent dat het voor een bepaald beroep noodzakelijk is van de eerste alinea af te wijken en de aanvrager niet de keuze te laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid, stelt zij de andere lidstaten en de Commissie vooraf hiervan in kennis, waarbij zij deze afwijking afdoende motiveert. [1 Bij gebrek aan een reactie van de Commissie binnen een termijn van drie maanden via een uitvoeringshandeling waarbij ze de bevoegde autoriteit vraagt om van de voorgenomen maatregel af te zien, mag de afwijking worden toegepast]1.
§ 3. In afwijking van het in § 2 neergelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Belgische autoriteit ofwel een aanpassingsstage, ofwel een proeve van bekwaamheid voorschrijven met betrekking tot beroepen waarvoor de uitoefening een precieze kennis van het nationale recht veronderstelt en waarvan het verstrekken van advies of het verlenen van bijstand op het gebied van het nationale recht een essentieel en constant element is.
Dit geldt ook voor de gevallen genoemd in artikel 12, onder b).
In de gevallen bedoeld in artikel 12, onder a), mag de bevoegde Belgische autoriteit een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid opleggen indien de aanvrager voornemens is als zelfstandige dan wel als bedrijfsleider beroepsactiviteiten uit te oefenen waarvoor kennis en toepassing van de vigerende specifieke nationale voorschriften noodzakelijk zijn, mits de bevoegde Belgische autoriteit ook van de eigen onderdanen de kennis en toepassing van deze voorschriften eist als voorwaarde voor toegang tot een dergelijke activiteit.
[1 In afwijking van het in § 2 neergelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Belgische autoriteit hetzij een aanpassingsstage hetzij een proeve van bekwaamheid voorschrijven in het geval dat :
a) de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt c); of
b) de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder b), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt d) of e).
Indien de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een verzoek tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is gerangschikt onder artikel 13, punt d), kan de bevoegde Belgische autoriteit zowel een aanpassingsstage als een proeve van bekwaamheid voorschrijven.]1
§ 4. [1 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "vakgebieden die wezenlijk verschillen" verstaan vakgebieden waarvan de kennis, vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua [2 ...]2 inhoud wezenlijk afwijkt van de in België vereiste opleiding.]1
§ 5. [1 § 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Indien de bevoegde Belgische autoriteit overweegt van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te vragen, moet zij met name eerst nagaan of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een lidstaat of derde land, het in § 4 bedoelde wezenlijk verschil geheel of gedeeltelijk kunnen overbruggen.]1
[1 § 6. De beslissing van de bevoegde Belgische autoriteit tot oplegging van een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid wordt behoorlijk gemotiveerd. De aanvrager krijgt de volgende informatie :
1° het in België vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de onderverdeling in artikel 13; en
2° de wezenlijke verschillen bedoeld in § 4 en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties welke zijn verworven door beroepservaring of levenslang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd.
§ 7. Wanneer een bevoegde Belgische autoriteit beslist de aanvrager een proeve van bekwaamheid op te leggen, organiseert ze deze binnen een termijn van zes maanden na deze beslissing.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<W 2021-08-29/23, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 07-10-2021>
Art. 16_WAALS_GEWEST. § 1. [2 De bevoegde Belgische autoriteit kan in een van de volgende gevallen van de aanvrager eisen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt : 1° wanneer de door de aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden afgedekt door de in het Waalse Gewest vereiste opleidingstitel; 2° wanneer het in het Waalse Gewest gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en wanneer de opleiding vereist in het Waalse Gewest betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die afgedekt door het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt.]2 § 2. Indien de bevoegde Belgische autoriteit van de mogelijkheid van § 1 gebruik maakt, moet zij de aanvrager de keuze laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit meent dat het voor een bepaald beroep noodzakelijk is van de eerste alinea af te wijken en de aanvrager niet de keuze te laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid, stelt zij de andere lidstaten en de Commissie vooraf hiervan in kennis, waarbij zij deze afwijking afdoende motiveert. [2 Bij gebrek aan een reactie van de Commissie binnen een termijn van drie maanden via een uitvoeringshandeling waarbij ze de bevoegde autoriteit vraagt om van de voorgenomen maatregel af te zien, mag de afwijking worden toegepast.]2 § 3. In afwijking van het in § 2 neergelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Belgische autoriteit ofwel een aanpassingsstage, ofwel een proeve van bekwaamheid voorschrijven met betrekking tot beroepen waarvoor de uitoefening een precieze kennis van het nationale recht veronderstelt en waarvan het verstrekken van advies of het verlenen van bijstand op het gebied van het nationale recht een essentieel en constant element is. Dit geldt ook voor de gevallen genoemd in artikel 12, onder b). In de gevallen bedoeld in artikel 12, onder a), mag de bevoegde Belgische autoriteit een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid opleggen indien de aanvrager voornemens is als zelfstandige dan wel als bedrijfsleider beroepsactiviteiten uit te oefenen waarvoor kennis en toepassing van de vigerende specifieke nationale voorschriften noodzakelijk zijn, mits de bevoegde Belgische autoriteit ook van de eigen onderdanen de kennis en toepassing van deze voorschriften eist als voorwaarde voor toegang tot een dergelijke activiteit. [2 In afwijking van het in paragraaf 2 neergelegde beginsel, kunnen de bevoegde autoriteiten hetzij een aanpassingsstage hetzij een proeve van bekwaamheid voorschrijven in het geval dat : 1° de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt c); of 2° de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder b), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt d) of e). Indien de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een verzoek tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is gerangschikt onder artikel 13, punt d), kunnen de bevoegde autoriteiten zowel een aanpassingsstage als een proeve van bekwaamheid voorschrijven.]2 § 4. [2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "vakgebieden die wezenlijk verschillen" verstaan vakgebieden waarvan de verworven kennis, vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua inhoud wezenlijk afwijkt van de in het Waalse Gewest vereiste opleiding.]2 § 5. [2 Paragraaf 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Indien de bevoegde autoriteiten overwegen van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te verlangen, moeten zij met name eerst nagaan of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een lidstaat of derde land het in paragraaf 4 gedefinieerde wezenlijk verschil geheel of gedeeltelijk kunnen overbruggen.]2 [2 § 6. De beslissing tot oplegging van een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid wordt behoorlijk gemotiveerd. De aanvrager krijgt de volgende informatie : 1° het in het Waalse Gewest vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de onderverdeling in artikel 13; en 2° de wezenlijke verschillen bedoeld in paragraaf 4 en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties welke zijn verworven door beroepservaring of levenslang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd. § 7. Wanneer een bevoegde autoriteit beslist de aanvrager een proeve van bekwaamheid op te leggen, organiseert ze deze binnen een termijn van zes maanden na deze beslissing.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art.17.
<Opgeheven bij W 2016-12-25/44, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 17_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG 2017-07-12/16, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
HOOFDSTUK II. - Erkenning van beroepservaring.
Eisen inzake beroepservaring.
Art.18. Wanneer de toegang tot of uitoefening van een van de in bijlage IV vermelde werkzaamheden afhankelijk wordt gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en -bekwaamheid, beschouwt de bevoegde Belgische autoriteit als genoegzaam bewijs van die kennis en bekwaamheid het feit dat de werkzaamheid in kwestie voorafgaandelijk in een andere lidstaat is uitgeoefend. Deze werkzaamheid moet overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 zijn uitgeoefend.
Werkzaamheden van lijst I van bijlage IV.
Art.19. § 1. Bij werkzaamheden van lijst I van bijlage IV moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend :
a) hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;
b) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die dooreen bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
c) hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
d) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend;
e) hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als lid van het leidinggevend personeel, waarvan gedurende ten minste drie jaar belast met technische taken en verantwoordelijk voor ten minste een afdeling van de onderneming, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.
§ 2. In de onder a) en d) bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Belgische autoriteit zijn beëindigd.
§ 3. § 1, onder e), is niet van toepassing op de werkzaamheden van groep Ex 855 van de ISIC-nomenclatuur, Kapsalons.
Werkzaamheden van lijst II van bijlage IV.
Art.20. § 1. Bij werkzaamheden van lijst II van bijlage IV moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend :
a) hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;
b) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
c) hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
d) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend;
e) hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
f) hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.
§ 2. In de onder a) en d) bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Belgische autoriteit zijn beëindigd.
Werkzaamheden van lijst III van bijlage IV.
Art.21. § 1. Bij werkzaamheden van lijst III van bijlage IV moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend :
a) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;
b) hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;
c) hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste drie jaar als werknemer heeft uitgeoefend;
d) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.
§ 2. In de onder a) en c) bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Belgische autoriteit zijn beëindigd.
HOOFDSTUK II/1. [1 - Automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen.]1
----------
(1)
Art. 21/1. [1 Gemeenschappelijk opleidingskader
§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een "gemeenschappelijk opleidingskader" verstaan een voor de uitoefening van een specifiek beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties.
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteit verbindt aan de op basis van een gemeenschappelijk opleidingskader verworven opleidingstitels dezelfde gevolgen als aan de Belgische opleidingstitels, indien het gemeenschappelijk opleidingskader dat voor een bepaald beroep is vastgelegd via een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie aan de in artikel 49bis, § 2, van de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet.
§ 3. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde Belgische autoriteit kan de inrichting van een gemeenschappelijk opleidingskader overeenkomstig artikel 49bis, §§ 2 en 3, van de richtlijn, voorstellen.
§ 4. Een bevoegde Belgische autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om een gemeenschappelijk opleidingskader vast te stellen, alsook van de verplichting om automatische erkenning aan uit hoofde van dit gemeenschappelijk opleidingskader verworven beroepskwalificaties te verlenen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° in België zijn er geen onderwijs- of opleidingsinstellingen die een dergelijke opleiding voor het betrokken beroep kunnen aanbieden;
2° de invoering van het gemeenschappelijk opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs- en opleidingsstelsel;
3° tussen het gemeenschappelijk opleidingskader en de in België vereiste opleiding zijn er wezenlijke verschillen die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 21/1_WAALS_GEWEST. [1 Gemeenschappelijk opleidingskader Voor de toegang tot of de uitoefening van een beroep, hebben de op basis van een gemeenschappelijk opleidingskader verworven opleidingstitels in de zin van artikel 49 bis, § 2, van de Richtlijn, dezelfde gevolgen als de opleidingstitels verleend in het Waalse Gewest, behalve als één van de volgende voorwaarden is vervuld: 1° in het Waalse Gewest zijn er geen onderwijs- of opleidingsinstellingen die een dergelijke opleiding voor het betrokken beroep kunnen aanbieden; 2° de invoering van het gemeenschappelijk opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs- en opleidingsstelsel; 3° tussen het gemeenschappelijk opleidingskader en de in het Waalse Gewest vereiste opleiding zijn er wezenlijke verschillen die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 21/2. [1 Gemeenschappelijke opleidingsproeven
§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een gemeenschappelijke opleidingsproef verstaan een gestandaardiseerde proeve van bekwaamheid die in alle deelnemende lidstaten beschikbaar is en voorbehouden is voor houders van bepaalde beroepskwalificaties.
§ 2. De houder van een beroepskwalificatie die onderworpen wordt aan een gemeenschappelijke opleidingsproef vastgelegd door een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie en die aan de in artikel 49ter, § 2, van de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet, mag, indien hij slaagt voor deze proef in een lidstaat, het beroep in België onder dezelfde voorwaarden uitoefenen als de houders van de in België verworven beroepskwalificaties.
§ 3. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde Belgische autoriteit kan de inrichting van een gemeenschappelijke opleidingsproef overeenkomstig artikel 49ter, §§ 2 en 3, van de richtlijn voorstellen.
§ 4. Een bevoegde Belgische autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om de gemeenschappelijke opleidingsproef te organiseren en van de verplichting om automatische erkenning te verlenen aan beroepsbeoefenaars die geslaagd zijn voor de gemeenschappelijke opleidingsproef indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° het betrokken beroep is niet gereglementeerd in België;
2° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef beperkt in onvoldoende mate ernstige risico's voor de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten die op zijn grondgebied van belang zijn;
3° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef zou de toegang tot het beroep aanzienlijk minder aantrekkelijk maken in vergelijking met de nationale eisen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 21/2_WAALS_GEWEST. [1 Gemeenschappelijke opleidingsproeven Het slagen voor een gemeenschappelijke opleidingsproef in de zin van artikel 49ter van de Richtlijn, laat de houder van een bepaalde beroepskwalificatie toe om het beroep in het Waalse Gewest onder dezelfde voorwaarden uitoefenen als de houders van de in het Waalse Gewest verworven beroepskwalificaties behalve als de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef de ernstige risico's voor de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten die in het Waalse Gewest van belang zijn, niet voldoende beperkt.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging.
Documenten en formaliteiten.
Art.22.§ 1. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteiten overeenkomstig deze titel over een aanvraag tot uitoefening van het betrokken gereglementeerde beroep beslissen, kunnen zij de in § 5 genoemde documenten eisen.
De in § 5, onder d), e) en f), bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn.
De bevoegde Belgische autoriteiten dragen er zorg voor dat de inhoud van de verstrekte informatie geheim blijft.
§ 2. Ingeval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels.
§ 3. In geval van gegronde twijfel, wanneer opleidingstitels zoals omschreven in artikel 2, § 1, c), zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat en een opleiding omvatten die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de bevoegde Belgische autoriteit bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan :
a) of de opleidingscyclus aan de instelling die de opleiding heeft verzorgd, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is,
b) of de opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend indien de opleiding in zijn geheel was gevolgd in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is, en
c) of de opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is.
[1 § 3/1. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een bevestiging vragen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten.]1
§ 4. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit eist dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep een eed of gelofte afleggen en de formule van deze eed of gelofte niet door onderdanen van de andere lidstaten kan worden gebruikt, ziet zij erop toe dat de betrokkenen een passende gelijkwaardige formule kunnen gebruiken.
§ 5. Volgens § 1 opvraagbare documenten :
a) Nationaliteitsbewijs.
b) Kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep in kwestie plus eventueel een bewijs van beroepservaring van de persoon in kwestie.
De bevoegde Belgische autoriteiten kunnen van de aanvrager eisen informatie omtrent zijn opleiding te verstrekken, voorzover dat noodzakelijk is om vast te stellen of er eventuele wezenlijke verschillen met de vereiste nationale opleiding bestaan, zoals bedoeld in artikel 16, § 5. Indien de aanvrager deze informatie niet kan verstrekken, richt de bevoegde Belgische autoriteit zich tot het contactpunt, de bevoegde autoriteit of iedere andere relevante instelling van de lidstaat van oorsprong.
c) Voor de in artikel 18 bedoelde gevallen : een verklaring aangaande de aard en de duur van de werkzaamheden, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instelling in de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene.
d) Een bevoegde Belgische autoriteit die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo'n beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep op Belgisch grondgebied willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan.
Indien de in het eerste lid bedoelde documenten niet door de in de lidstaat van oorsprong of herkomst bevoegde autoriteiten worden afgeven, worden ze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - door de betrokkene afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of overheidsautoriteit of eventueel tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in de lidstaat van oorsprong of herkomst, die een attest verstrekt waaruit blijkt dat de verklaring onder ede of de plechtige verklaring is afgelegd.
e) Indien de bevoegde Belgische autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen een document aangaande de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de aanvrager eist, aanvaardt zij als genoegzaam bewijs het document dat in de lidstaat van oorsprong wordt geëist. Indien de lidstaat van oorsprong dergelijke documenten niet eist, aanvaardt België een getuigschrift afgegeven door een bevoegde autoriteit van die lidstaat.
f) Indien de bevoegde Belgische autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen :
- een bewijs van de financiële draagkracht van de aanvrager eist, of
- een bewijs eist dat de aanvrager is verzekerd tegen de financiële risico's die verband houden met de beroepsaansprakelijkheid volgens de wettelijke voorschriften betreffende de voorwaarden en de omvang van deze garantie in België,
dan aanvaardt zij als genoegzaam bewijs een getuigschrift terzake afgegeven door de banken en verzekeringsmaatschappijen van een andere lidstaat.
[1 g) Indien de bevoegde Belgische autoriteit dat ook van zijn eigen onderdanen eist, een attest waarin wordt bevestigd dat er geen tijdelijk of definitief verbod op beroepsuitoefening dan wel geen strafrechtelijke veroordeling is.]1
§ 6. Met betrekking tot de in § 5, d) en e) bedoelde documenten moet de bevoegde Belgische autoriteit de gevraagde documenten binnen twee maanden verstrekken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.
Procedure voor de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 22_WAALS_GEWEST. § 1. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteiten overeenkomstig deze titel over een aanvraag tot uitoefening van het betrokken gereglementeerde beroep beslissen, kunnen zij de in § 5 genoemde documenten eisen. De in § 5, onder d), e) en f), bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn. De bevoegde Belgische autoriteiten dragen er zorg voor dat de inhoud van de verstrekte informatie geheim blijft. § 2. Ingeval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels. § 3. In geval van gegronde twijfel, wanneer opleidingstitels zoals omschreven in artikel 2, § 1, c), zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat en een opleiding omvatten die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de bevoegde Belgische autoriteit bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan : a) of de opleidingscyclus aan de instelling die de opleiding heeft verzorgd, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is, b) of de opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend indien de opleiding in zijn geheel was gevolgd in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is, en c) of de opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is. [2 § 3/1. In geval van gegronde twijfel kunnen de bevoegde autoriteiten om een bevestiging vragen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten.]2 § 4. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit eist dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep een eed of gelofte afleggen en de formule van deze eed of gelofte niet door onderdanen van de andere lidstaten kan worden gebruikt, ziet zij erop toe dat de betrokkenen een passende gelijkwaardige formule kunnen gebruiken. § 5. Volgens § 1 opvraagbare documenten : a) Nationaliteitsbewijs. b) Kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep in kwestie plus eventueel een bewijs van beroepservaring van de persoon in kwestie. De bevoegde Belgische autoriteiten kunnen van de aanvrager eisen informatie omtrent zijn opleiding te verstrekken, voorzover dat noodzakelijk is om vast te stellen of er eventuele wezenlijke verschillen met de vereiste nationale opleiding bestaan, zoals bedoeld in artikel 16, § 5. Indien de aanvrager deze informatie niet kan verstrekken, richt de bevoegde Belgische autoriteit zich tot het contactpunt, de bevoegde autoriteit of iedere andere relevante instelling van de lidstaat van oorsprong. c) Voor de in artikel 18 bedoelde gevallen : een verklaring aangaande de aard en de duur van de werkzaamheden, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instelling in de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene. d) Een bevoegde Belgische autoriteit die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo'n beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep op Belgisch grondgebied willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan. Indien de in het eerste lid bedoelde documenten niet door de in de lidstaat van oorsprong of herkomst bevoegde autoriteiten worden afgeven, worden ze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - door de betrokkene afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of overheidsautoriteit of eventueel tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in de lidstaat van oorsprong of herkomst, die een attest verstrekt waaruit blijkt dat de verklaring onder ede of de plechtige verklaring is afgelegd. e) Indien de bevoegde Belgische autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen een document aangaande de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de aanvrager eist, aanvaardt zij als genoegzaam bewijs het document dat in de lidstaat van oorsprong wordt geëist. Indien de lidstaat van oorsprong dergelijke documenten niet eist, aanvaardt België een getuigschrift afgegeven door een bevoegde autoriteit van die lidstaat. f) Indien de bevoegde Belgische autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen : - een bewijs van de financiële draagkracht van de aanvrager eist, of - een bewijs eist dat de aanvrager is verzekerd tegen de financiële risico's die verband houden met de beroepsaansprakelijkheid volgens de wettelijke voorschriften betreffende de voorwaarden en de omvang van deze garantie in België, dan aanvaardt zij als genoegzaam bewijs een getuigschrift terzake afgegeven door de banken en verzekeringsmaatschappijen van een andere lidstaat. [2 g) wanneer ze wordt vereist om het beroep in het Waalse Gewest uit te oefenen, een attest waarin wordt bevestigd dat er geen tijdelijk of definitief verbod op beroepsuitoefening dan wel geen strafrechtelijke veroordeling is.]2 § 6. Met betrekking tot de in § 5, d) en e) bedoelde documenten moet de bevoegde Belgische autoriteit de gevraagde documenten binnen twee maanden verstrekken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat. Procedure voor de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art.23. § 1. De bevoegde Belgische autoriteit bevestigt binnen één maand de ontvangst van het dossier van de aanvrager en deelt in voorkomend geval mee welke documenten ontbreken.
§ 2. De procedure voor de behandeling van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, moet uiterlijk drie maanden na de indiening van het volledige dossier van de aanvrager door een met redenen omkleed besluit van de bevoegde Belgische autoriteit worden afgesloten. Deze uiterste datum kan echter met één maand worden verlengd voor de beroepen die onder deze wet vallen.
Voeren van een beroepstitel.
Art.24. § 1. Wanneer voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een van de werkzaamheden van het betrokken beroep, voeren de onderdanen van de andere lidstaten die op grond van titel III gerechtigd zijn een gereglementeerd beroep uit te oefenen, de beroepstitel die in België met dit beroep overeenkomt, en maken zij gebruik van de eventuele afkorting van deze titel.
§ 2. Wanneer een beroep is gereglementeerd door een vereniging of organisatie zoals bedoeld in artikel 2, § 2, mogen de onderdanen van de lidstaten de door die organisatie of vereniging verleende beroepstitel of de afkorting daarvan uitsluitend gebruiken indien zij het bewijs overleggen dat zij lid van die organisatie of vereniging zijn.
Wanneer de vereniging of organisatie het lidmaatschap afhankelijk stelt van bepaalde kwalificaties, mag zij deze kwalificaties slechts overeenkomstig de bepalingen van deze wet eisen van onderdanen van andere lidstaten die over beroepskwalificaties beschikken.
TITEL IV. - Wijze van uitoefening van het beroep.
Talenkennis.
Art.25.[1 § 1. De beroepsbeoefenaren die erkenning van beroepskwalificaties hebben verkregen, moeten beschikken over de talenkennis die vereist is voor de uitoefening van het beroep in België.
§ 2. De controles die tot doel hebben de taalkennis bedoeld in § 1 na te gaan, zijn beperkt tot de kennis van één officiële Belgische landstaal.
§ 3. De controles die erop gericht zijn de talenkennis bedoeld in § 1 na te gaan, mogen worden opgelegd als er ernstige en concrete twijfel bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen.
Er mogen slechts controles worden uitgevoerd na de afgifte van een Europese beroepskaart overeenkomstig artikel 5/6 of, in voorkomend geval, na de erkenning van een beroepskwalificatie.
De bevoegde Belgische autoriteit die de controle uitvoert, verzekert zich ervan dat deze evenredig is met de uit te oefenen activiteit.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 25_WAALS_GEWEST. [1 De beroepsbeoefenaren die erkenning van beroepskwalificaties hebben verkregen, moeten beschikken over de talenkennis die vereist is voor de uitoefening van het beroep in het Waalse Gewest. Elke controle die wordt uitgevoerd door of onder toezicht van de bevoegde autoriteiten voor de controle op de naleving van de verplichting bedoeld in het eerste lid, moet beperkt blijven tot de kennis van het Frans of het Duits. Overeenkomstig lid 2 uitgevoerde controles mogen worden opgelegd indien het uit te oefenen beroep implicaties voor de veiligheid van de patiënt heeft. Ten aanzien van andere beroepen mogen controles worden opgelegd in gevallen waar er ernstige en concrete twijfel over bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen. Er mogen slechts controles worden uitgevoerd na de erkenning van een beroepskwalificatie. Elke controle van talenkennis dient evenredig te zijn met de uit te oefenen activiteit.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Voeren van de academische titels.
Art.26. Onverminderd de artikelen 9 en 24, ziet de bevoegde Belgische autoriteit erop toe dat de betrokkenen het recht hebben gebruik te maken van academische titels die hun verleend zijn in de lidstaat van oorsprong, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van de lidstaat van herkomst. De bevoegde Belgische autoriteit kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend. Wanneer een academische titel van de lidstaat van oorsprong in België kan worden verward met een titel waarvoor in België een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de bevoegde Belgische autoriteit voorschrijven dat de begunstigde een academische titel van de lidstaat van oorsprong voert in een door haar aangegeven passende vorm.
Art. 26/1. [1 Erkenning van beroepsstages
§ 1. Indien voor de toegang tot een gereglementeerd beroep in België een beroepsstage moet worden volbracht, erkent de bevoegde Belgische autoriteit, wanneer zij een verzoek onderzoekt om toelating om het gereglementeerde beroep uit te oefenen met het oog op de vestiging, beroepsstages die in een andere lidstaat gevolgd zijn, mits de stage in overeenstemming is met de in § 2 bedoelde gepubliceerde richtsnoeren, en houdt zij rekening met in een derde land gevolgde beroepsstages.
De duur van het deel van de beroepsstage die in het buitenland mag worden gevolgd, mag tot een redelijke periode beperkt worden.
§ 2. De erkenning van de beroepsstage komt niet in de plaats van een van de voorwaarden opgelegd voor het slagen in een proef om toegang te krijgen tot het beroep in kwestie.
De bevoegde Belgische autoriteiten publiceren richtsnoeren voor de organisatie en de erkenning van beroepsstages die in een andere lidstaat of in een derde land worden gevolgd, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 26/1_WAALS_GEWEST. [1 Erkenning van beroepsstages § 1. Indien de voor toegang tot een gereglementeerd beroep een beroepsstage in het Waalse Gewest moet worden volbracht, erkennen de bevoegde autoriteiten, wanneer zij een verzoek om toelating om het gereglementeerde beroep uit te oefenen, in overweging nemen, beroepsstages die in een andere lidstaat gevolgd zijn, mits de stage in overeenstemming is met de in paragraaf 2 bedoelde gepubliceerde richtsnoeren, en houdt zij rekening met een in een derde land gevolgde beroepsstage. De Regering is gemachtigd om lidstaten om de duur van het deel van de beroepsstage die in het buitenland mag worden gevolgd tot een redelijke periode te beperken, rekening houdend met de geplogenheden van elk gereglementeerd beroep. § 2. De erkenning van de beroepsstage komt niet in de plaats van een van de voorwaarden opgelegd voor het slagen in een proef om toegang te krijgen tot het beroep in kwestie. De bevoegde autoriteiten publiceren richtsnoeren voor de organisatie en de erkenning van beroepsstages die in een andere lidstaat of in een derde land worden gevolgd, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
TITEL V. - Administratieve samenwerking.
Bevoegde autoriteiten.
Art.27.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteiten werken nauw samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong bij de toepassing van de richtlijn. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde informatie.
§ 2. De bevoegde Belgische autoriteiten wisselen informatie uit met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die genomen zijn, en over alle andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van werkzaamheden in het kader van deze wet, met inachtneming van de wet [1 van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]1 en van de wet van 24 augustus 2005 voor wat betreft de bepalingen inzake de omzetting van de richtlijn privacy en elektronische communicatie (richtlijn 2002/58/EG).
In het omgekeerde geval, op aanvraag van de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat, gaan de bevoegde Belgische autoriteiten de juistheid van deze feiten na, bepalen de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en stellen de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat in kennis van de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de verstrekte informatie.
[1 Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 gebruiken de bevoegde autoriteiten het IMI.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 27_WAALS_GEWEST. § 1. De bevoegde Belgische autoriteiten werken nauw samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong bij de toepassing van de richtlijn. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde informatie. § 2. De bevoegde Belgische autoriteiten wisselen informatie uit met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die genomen zijn, en over alle andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van werkzaamheden in het kader van deze wet, met inachtneming van de wet [2 van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens]2 en van de wet van 24 augustus 2005 voor wat betreft de bepalingen inzake de omzetting van de richtlijn privacy en elektronische communicatie (richtlijn 2002/58/EG). In het omgekeerde geval, op aanvraag van de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat, gaan de bevoegde Belgische autoriteiten de juistheid van deze feiten na, bepalen de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en stellen de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat in kennis van de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de verstrekte informatie. [2 Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 gebruiken de bevoegde autoriteiten het IMI.]2 ----------
(1)<W 2016-12-25/44, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2017-07-12/16, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 27/1. [1 Waarschuwingsmechanismes
§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen, door middel van een waarschuwing via het IMI in kennis van de identiteit van beroepsbeoefenaars die krachtens deze wet een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dit verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse bewijzen voor het bewijs van hun beroepskwalificaties.
§ 2. De verwerking van persoonsgegevens bedoeld in § 1 vindt plaats met inachtneming van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens en in het bijzonder de bepalingen van of genomen in uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie.
§ 3. De beroepsbeoefenaars over wie een waarschuwing naar de andere lidstaten is verzonden, worden onmiddellijk zelf schriftelijk in kennis gesteld van het waarschuwingsbesluit alsook van elke beslissing die hiermee in verband staat en van hun recht tegen deze beslissing beroep aan te tekenen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Ze worden ook in kennis gesteld van hun recht om toegang te vragen tot de beslissingen of om een verzoek om rechtzetting van de beslissing in te dienen en om herstel van de overeenkomstig artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens opgelopen schade te bekomen. Als de beroepsbeoefenaar beroep aantekent, moet die informatie opgenomen worden in de waarschuwing.
§ 4. Gegevens met betrekking tot waarschuwingen mogen worden verwerkt zolang zij van kracht zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 27/1_WAALS_GEWEST. [1 Waarschuwingsmechanismes § 1. De bevoegde autoriteiten stellen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen, door middel van een waarschuwing via het IMI in kennis van de identiteit van beroepsbeoefenaars die krachtens deze wet een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dit verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse bewijzen voor het bewijs van hun beroepskwalificaties. § 2. De verwerking van persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1 vindt plaats met inachtneming van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens § 3. De bevoegde autoriteiten betekenen aan de beroepsbeoefenaar, schriftelijk en op hetzelfde ogenblik, het feit dat een waarschuwing die hem betreft, wordt verstuurd naar de andere lidstaten en elke daarmee verband houdende beslissing De kennisgeving vermeldt ook de mogelijkheden van beroep. Wanneer de betrokken beroepsbeoefenaar een beroep instelt tegen een beslissing, worden het bestaan van het beroep en zijn afloop meegedeeld aan de andere lidstaten door de bevoegde autoriteiten.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. 27/2. [1 Communicatie door elektronische middelen
De bevoegde Belgische autoriteit zorgt ervoor dat alle vereisten, procedures en formaliteiten inzake aangelegenheden die onder deze wet vallen, eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen kunnen worden afgewikkeld of opgevolgd.
Het eerste lid belet de bevoegde Belgische autoriteit niet om in een latere fase voor eensluidend gewaarmerkte afschriften te vragen indien zij gegronde twijfel heeft en indien dit strikt noodzakelijk is.
Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/44, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 27/2_WAALS_GEWEST. [1 De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle vereisten, procedures en formaliteiten inzake aangelegenheden die onder deze wet vallen, eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen kunnen worden afgewikkeld of opgevolgd. Het eerste lid belet de bevoegde autoriteiten niet om in een latere fase voor eensluidend gewaarmerkte afschriften te vragen indien zij gegronde twijfel hebben en indien dit strikt noodzakelijk is Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid.]1
----------
(1)<DWG 2017-07-12/16, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
TITEL VI. - Slotbepalingen.
Art.28. De Koning kan wijzigingen aanbrengen aan de bijlagen van deze wet, teneinde ze in overeenstemming te brengen met de toekomstige wijzigingen in de Europese regelgeving.
Art.29. De wet tot instelling van het algemeen kader voor de wederzijdse erkenning van beroepsopleidingen van 10 mei 2006 wordt opgeheven.
Inwerkingtreding.
Art.30. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
BIJLAGEN.
Art. N1. BIJLAGE 1. - Lijst van beroepsverenigingen of -organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, § 2.
IERLAND (1)
( (1) Ierse onderdanen zijn eveneens lid van de volgende verenigingen of organisaties in het Verenigd Koninkrijk :
- Institute of Chartered Accountants in England and Wales
- Instftute of Chartered Accountants of Scotland
- Institute of Actuaries
- Faculty of Actuaries
- The Chartered Institute of Management Accountants
- Institute of Chartered Secretaries and Administrators
- Royal Town Planning Institute
- Royal Institution of Chartered Surveyors
- Chartered Institute of Building. )
1. The Institute of Chartered Accountants in Ireland (2)
2. The Institute of Certified Public Accountants in Ireland (2)
3. The Association of Certified Accountants (2)
( (2) Uitsluitend voor de controle van rekeningen. )
4. Institution of Engineers of Ireland
5. Irish Planning Institute
VERENIGD KONINKRIJK
1. Institute of Chartered Accountants in England and Wales
2. Institute of Chartered Accountants of Scotland
3. Institute of Chartered Accountants in lreland
4. Chartered Association of Certified Accountants
5. Chartered Institute of Loss Adjusters
6. Chartered Institute of Management Accountants
7. Institute of Chartered Secretaries and Administrators
8. Chartered Insurance Institute
9. Institute of Actuaries
10. Faculty of Actuaries
11. Chartered Institute of Bankers
12. Institute of Bankers in Scotland
13. Royal Institution of Chartered Surveyors
14. Royal Town Planning Institute
15. Chartered Society of Physiotherapy
16. Royal Society of Chemistry
17. British Psychological Society
18. Library Association
19. Institute of Chartered Foresters
20. Chartered Institute of Building
21. Engineering Council
22. Institute of Energy
23. Institution of Structural Engineers
24. Institution of Civil Engineers
25. Institution of Mining Engineers
26. Institution of Mining and Metallurgy
27. Institution of Electrical Engineers
28. Institution of Gas Engineers
29. Institution of Mechanical Engineers
30. Institution of Chemical Engineers
31. Institution of Production Engineers
32. Institution of Marine Engineers
33. Royal Institution of Naval Architects
34. Royal Aeronautical Society
35. Institute of Metals
36. Chartered Institution of Building Services Engineers
37. Institute of Measurement and Control
38. British Computer Society
Art. N2.
<Opgeheven bij W 2016-12-25/44, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. N2_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG 2017-07-12/16, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. N3.
<Opgeheven bij W 2016-12-25/44, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. N3_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG 2017-07-12/16, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 22-09-2017>
Art. N4. Bijlage IV. - Werkzaamheden die verband houden met de beroepservaringscategorieën bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21.
Lijst I. - Klassen die vallen onder Richtlijn 64/427/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 69/77/EEG, en onder de Richtlijnen 68/366/EEG en 82/489/EEG.
1.
Richtlijn 64/427/EEG
(Liberaliseringsrichtlijn : 64/429/EEG)
NICE-nomenclatuur (overeenkomend met ISIC-klasse 23-40)
Klasse 23 Textielnijverheid
232 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van wol
233 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van katoen
234 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van zijde
235 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van linnen en hennep
236 Verwerking van andere textielvezels (jute en harde vezels), touwfabrieken
237 Tricot- en kousenindustrie
238 Textielveredeling
239 Overige textielnijverheid
Klasse 24 Vervaardiging van schoenen, kleding, beddengoed, matrassen e.d.
241 Schoenindustrie (met uitzondering van rubber- en houten schoenen)
242 Schoenmakerijen en -reparatiebedrijven
243 Vervaardiging van kleding en huishoudgoederen (met uitzondering van bontkleding)
244 Bedden- en matrassenmakerijen en dekenstikkerijen
245 Pelsbereiderijen en bontwerkerijen
Klasse 25 Verwerking van hout en kurk (met uitzondering van de vervaardiging van houten meubelen)
251 Zagerijen, schaverijen
252 Fabrieken van houten halffabrikaten
253 Timmer- en parketvloerenfabneken (seriefabricage)
254 Hout-emballagefabrieken
255 Vervaardiging van andere houtwaren (behalve meubels)
259 Riet-, stro-, kurk- en borstelwarenfabrieken
Klasse 26 260 Meubelfabrieken en meubelmakersbedrijven (geen rieten of stalen meubelen)
Klasse 27 Vervaardiging van papier en papierwaren
271 Houtslijp- en cellulosefabrieken; papier- en kartonfabrieken
272 Papierwaren- en kartonnagefabrieken (vervaardiging van artikelen uit papierstof, papier en karton)
Klasse 28 280 Grafische nijverheid, uitgeverijen
Klasse 29 Vervaardiging van leder en lederwaren
291 Leerlooierijen
292 Lederwarenfabrieken
Ex klasse 30 Rubberfabrieken, asbestfabrieken, kunststofverwerkende industrie, fabrieken van synthetische vezels, zetmeelfabrieken
301 Rubber- en asbestfabrieken
302 Kunststofverwerkende industrie
303 Kunstmatige en synthetische continugaren- en vezelfabrieken
Ex klasse 31 Chemische industrie
311 Chemische grondstoffenfabrieken; geïntegreerde fabrieken voor de vervaardiging en verwerking van chemische grondstoffen
312 Gespecialiseerde fabrieken voor de vervaardiging van chemische grondstoffen voor industriële of agrarische toepassing (hieraan moet worden toegevoegd : de vervaardiging van industriële oliën en vetten van plantaardige of dierlijke oorsprong behorende bij groep 312 ISIC)
313 Gespecialiseerde fabrieken van chemische verbruiksgoederen (wordt hier uitgesloten : de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische producten, ex groep 319 ISIC)
Klasse 32 320 Aardolie-industrie
Klasse 33 Verwerking van minerale producten (met uitzondering van metalen
331 Baksteen- en dakpannenfabrieken e.d.
332 Glas- en glaswarenfabrieken
333 Aardewerkfabrieken, vuurvast-materiaalfabrieken
334 Cement-, kalk- en gipsfabrieken
335 Bouwelementen- en -platenfabrieken e.d.
339 Bewerking van natuursteen en van overige niet metalen mineralen
Klasse 34 Vervaardiging en eerste bewerking van ferro- en non-ferrometalen
341 IJzer- en staalindustrie (volgens EGKS-Verdrag met inbegrip van cokesovens verbonden aan hoogovens)
342 Stalen-buizenfabrieken
343 Trekkerijen en koudwalserijen
344 Vervaardiging en bewerking van non-ferrometalen
345 Gieterijen (ijzer-, staal en non-ferrometalen)
Klasse 35 Vervaardiging van producten uit metaal (met uitzondering van machines en transportmiddelen)
351 Smederijen (excl. kettingfabrieken, gereedschapsfabrieken en ambachtelijke smeden); vervaardiging van zwaar pers- en stampwerk
352 Fabrieken van licht pers- en stampwerk, façondraaiwerk, sintermetaal, oppervlaktebewerking van metaal
353 Constructiewerkplaatsen (vervaardiging en mon'age ter plaatse)
354 Ketel- en reservoirbouw
355 Gereedschappen-, ijzer-, staal- en andere metaalwarenfabrieken
359 Gereedschapsslijperijen, dorpssmederijen en lasinrichtingen
Klasse 36 Machinebouw
361 Landbouwmachine- en -tractorenfabrieken
362 Kantoormachinefabrieken
363 Metaaibewerkingsmachinefabrieken, vervaardiging van mechanische hand- en machinegereedschappen
364 Textielmachine- en onderdelenfabrieken, naaimachinefabrieken
365 Fabrieken van machines en apparaten voor de voedings- en genotmiddelenindustrie, de chemische en verwante industrieën
366 Fabrieken van machines en installaties voor de mijnbouw, de metallurgische industrie en de bouwnijverheid; hijs- en hefwerktuigenfabrieken
367 Fabrieken van tandwielen, lagers en andere overbrengingsmechanismen
368 Overige fabrieken van machines voor bepaalde bedrijfstakken
369 Overige machinebouw
Klasse 37 Elektrotechnische industrie
371 Elektrische draad- en kabelfabrieken
372 Fabrieken vare elektromotoren, -generatoren en -transformatoren en van schakel- en installatiemateriaal
373 Fabrieken van elektrische apparaten en toestellen voor industriële toepassing
374 Telecommunicatie- en signaalapparatenfabrieken; fabrieken van elektrische meetinstrumenten en medische apparaten
375 Fabrieken van elektronische apparaten, van radio- en televisietoestellen en van elektroakoestische apparaten
376 Fabrieken van huishoudelijke elektrische apparaten
377 Gloeilampen-, buizen- en verlichtingsartikelenfabrieken
378 Accumulatoren- en batterijfabrieken
379 Reparatie, montage en technische installatie van elektrotechnische producten
Ex klasse 38 Transportmiddelenindustrie
383 Automobielbouw; auto-onderdelenfabrieken
384 Auto- en (motor)rijwielreparatiebedrijven
385 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken; fabrieken van rijwiel- en motorrijwielonderdelen
389 Overige transportmiddelenindustrie
Klasse 39 Fijnmechanische en optische industrie; nijverheidsbedrijven niet elders genoemd
391 Fijnmechanische industrie
392 Medische- en orthopedische-artikelenfabrieken (met uitzondering van fabrieken van orthopedisch schoeisel)
393 Optische-artikelenfabrieken; foto- en filmapparatenfabrieken
394 Klokken- en uurwerkfabrieken en -reparatiebedrijven
395 Goud- en zilversmederijen; diamantnijverheid
396 Muziekinstrumentenfabrieken en -reparatiebedrijven
397 Speelgoed- en sportartikelenfabrieken
399 Overige nijverheidsbedrijven
Klasse 40 Bouwnijverheid
400 Algemene bouwnijverheid (zonder bepaalde specialisatie), slopersbedrijven
401 Burgerlijke en utiliteitsbouw (bouw van woningen en andere gebouwen)
402 Water-, spoor- en wegenbouw; cultuurtechnische werken
403 lnstallatiebedrijven
404 Bouwbedrijven voor de afwerking van gebouwen
2.
Richtlijn 68/366/EEG
(Liberaliseringsrichtlijn : 68/365/EEG)
NICE-nomenclatuur
Klasse 20A 200 Vervaardiging van dierlijke en plantaardige oliën en vetten
20B Voedingsmiddelennijverheid
201 Slachterijen en vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven
202 Zuivel- en melkproductenfabrieken
203 Groente- en fruitverwerkende industrie
204 Visbewerkingsinrichtingen
205 Maalbedrijven, meelfabrieken, pellerijen
206 Brood-, beschuit-, banket-, koek- en biscuitfabrieken
207 Suikerfabrieken en -raffinaderijen
208 Cacao-, chocolade- en suikerwerkfabrieken
209 Overige voedingsmiddelenfabrieken
Klasse 21 Vervaardiging van dranken
211 Ethylalcohol- (fermentatieproduct) fabrieken, gistfabrieken, branderijen en distilleerderijen
212 Vervaardiging van wijnen en van moutvrije, alcoholische dranken
213 Bierbrouwerijen en mouterijen
214 Vervaardiging van mineraalwater en alcoholvrije dranken
Ex 30 Vervaardiging van rubber, plastische materialen, kunst- en synthetische vezels en zetmeelproducten
304 Vervaardiging van zetmeelproducten
3.
Richtlijn 82/489/EEG
ISIC-nomenclatuur
Ex 855 Kapsalons (met uitzondering van de werkzaamheden van de pedicure en opleidingsinstituten voor schoonheidsspecialist)
Lijst II. Klassen die vallen onder de Richtlijnen 75/368/EEG, 75/369/EEG en 82/470/EEG
1.
Richtlijn 75/368/EEG (activiteiten bedoeld in artikel 5, lid 1)
ISIC-nomenclatuur
Ex 04 Visserij
043 Visserij op de binnenwateren
Ex 38 Vervaardiging van transportmaterieel
381 Scheepsbouw en herstelling van schepen
382 Vervaardiging van spoorwegmaterieel
386 Vliegtuigbouw (met inbegrip van de bouw van ruimtevaartmaterieel)
Ex 71 Hulpdiensten van het vervoer en andere diensten dan vervoer vallende onder de volgende groepen
Ex 711 Exploitatie van slaap- en restauratiewagens; onderhoud van spoorwegmaterieel in de reparatiewerkplaatsen; schoonmaken van de wagons
Ex 712 Onderhoud van materieel voor stads-, voorstads- en interlokaal vervoer van personen
Ex 713 Onderhoud van ander materieel voor personenvervoer over de weg (zoals auto's, autobussen en taxi's)
Ex 714 Exploitatie én onderhoud van kunstwerken ten behoeve van het wegvervoer (zoals wegen, tunnels en bruggen met tolheffing, autobusstations, parkings, autobusgarages en tramremises)
Ex 716 Hulpdiensten van de binnenvaart (zoals exploitatie en onderhoud van waterwegen, havens en andere kunstwerken voor de binnenvaart; slepen en loodsen in havens, betonning, lossen en laden van schepen en andere overeenkomstige werkzaamheden, zoals berging van schepen, jagen, exploitatie van botenloodsen)
73 Communicatiediensten : posterijen en telecommunicatie
Ex 85 Persoonlijke diensten
854 Wasserijen, stomerijen en ververijen
Ex 856 Fotostudio's : portretfotografie en fotografie voor handelsdoeleinden, met uitzondering van persfotografie
Ex 859 Persoonlijke diensten, niet elders ingedeeld (alleen onderhoud en schoonhouden van gebouwen of lokalen)
2.
Richtlijn 75/369/EEG (artikel 6 : indien de werkzaamheid als een industriële of ambachtelijke activiteit wordt beschouwd)
ISIC-nomenclatuur
Ambulante uitoefening van de volgende werkzaamheden :
a) de koop en verkoop
- van goederen doorventers en colporteurs (ex groep 612 ISIC);
- van goederen op overdekte markten anders dan in vaste inrichtingen en op niet-overdekte markten;
b) de werkzaamheden waarvoor reeds aangenomen overgangsmaatregelen gelden, doch waarin de ambulante vorm van deze werkzaamheden uitdrukkelijk wordt uitgesloten of niet wordt vermeld.
3.
Richtlijn 82/470/EEG (artikel 6, leden 1 en 3) Groepen 718 en 720 van de ISIC-nomenclatuur
De bedoelde werkzaamheden bestaan met name in :
- het als tussenpersoon optreden tussen ondernemers van de verschillende takken van vervoer en personen die goederen verzenden of zich goederen laten toezenden, en het verrichten van verschillende daarmee samenhangende werkzaamheden door :
aa) het sluiten, voor rekening van opdrachtgevers, van de overeenkomsten met de vervoerondernemers;
bb) het kiezen van de tak van vervoer, de onderneming en de route die voor de opdrachtgever het voordeligst worden geacht;
cc) de technische voorbereiding van het vervoer (bijvoorbeeld de voor het vervoer noodzakelijke verpakking); het verrichten van diverse bijkomende werkzaamheden tijdens het vervoer (bijvoorbeeld het voorzien van koelwagens met ijs);
dd) het vervullen van de aan het vervoer verbonden formaliteiten zoals het invullen van de vrachtbrieven, het groeperen en splitsen van zendingen;
ee) het coördineren van de verschillende gedeelten van een transport middels het toezicht op de doorvoer, de wederverzending, de overlading en diverse eindverrichtingen;
ff) het bezorgen van respectievelijk vracht aan de vervoerondernemers en vervoergelegenheid aan personen die goederen verzenden of zich goederen laten toezenden :
- het berekenen van de vervoerkosten, het nazien van de afrekening,
- het uit naam en voor rekening van een reder of een ondernemer van transporten over zee permanent of incidenteel verrichten van bepaalde formaliteiten (bij havenautoriteiten, scheepsleveranciers enz.).
(werkzaamheden in artikel 2, punt A, onder a), b) of d) )
Lijst III. Richtlijnen 64/222/EEG, 68/364/EEG, 68/368/EEG, 75/368/EEG, 75/369/EEG, 70/523/EEG en 82/470/EEG
1.
Richtlijn 64/222/EEG
(Liberaliseringsrichtlijnen : 64/223/EEG en 64/224/EEG)
1. Niet in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren, met uitzondering van die welke ressorteren onder de groothandel in geneesmiddelen en farmaceutische producten, in giftige producten en ziekteverwekkende agentia en in steenkool (groep ex 611).
2. Werkzaamheden van de tussenpersoon die op grond van een of meer opdrachten belast is met het inleiden of afsluiten van handelstransacties op naam en voor rekening van derden.
3. Werkzaamheden van de tussenpersoon die, zonder hiermede blijvend belast te zijn, personen die rechtstreeks contracten willen afsluiten met elkaar in contact brengt, of de handelstransacties inleidt, dan wel bij de afsluiting daarvan zijn diensten verleent.
4. Werkzaamheden van de tussenpersoon die op eigen naam voor rekening van derden handelstransacties afsluit.
5. Werkzaamheden van de tussenpersoon die voor rekening van derden groothandelsveilingen houdt.
6. Werkzaamheden van de tussenpersoon die van huis tot huis bestellingen opneemt.
7. Het beroepshalve verrichten van diensten door een tussenpersoon in loondienst van een of meer ondernemingen op het gebied van handel, industrie of ambacht.
2.
Richtlijn 68/364/EEG
(Liberaliseringsrichtlijn : 68/363/EEG)
Ex groep ISIC 612 : Kleinhandel
Uitgesloten werkzaamheden :
012 Verhuur van landbouwmachines
640 Onroerende goederen, verhuur
713 Verhuur van automobielen, rijtuigen en paarden
718 Verhuur van spoorwegrijtuigen en -wagons
839 Verhuur van machines voor handelsfirma's
841 Plaatsbespreking voor bioscopen en verhuur van films
842 Plaatsbespreking voor theaters en verhuur van theateruitrusting
843 Verhuur van boten, verhuur van rijwielen, verhuur van automaten
853 Verhuur van gemeubileerde kamers
854 Verhuur van gewassen linnengoed
859 Verhuur van kleding
3.
Richtlijn 68/368/EEG
(Liberaliseringsrichtlijn : 68/367/EEG)
ISIC-nomenclatuur
Ex klasse 85 ISIC
1. Restaurants en slijterijen (groep 852 ISIC).
2. Hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (groep 853 ISIC).
4.
Richtlijn 75/368/EEG (artikel 7)
Alle activiteiten in de bijlage bij Richtlijn 75/368/EEG, behalve de activiteiten in artikel 5, lid 1, van die richtlijn (lijst 11, punt 1, van deze bijlage).
ISIC-nomenclatuur
Ex 62 Banken en andere financiële instellingen
Ex 620 Octrooimakelaars en ondernemingen die zich bezighouden met de uitkering van vergoedingen uit licenties
Ex 71 Vervoer
Ex 713 Reizigersvervoer over de weg, met uitzondering van vervoer met motorvoertuigen
Ex 719 Exploitatie van leidingen bestemd voor het vervoer van vloeibare koolwaterstoffen en andere vloeibare chemische stoffen
Ex 82 Diensten tot nut van het algemeen
827 Bibliotheken, musea, plantentuinen en dierentuinen
Ex 84 Recreatie
843 Diensten op recreatief gebied, niet elders ingedeeld :
- sportactiviteiten (sportterreinen, organisatie van sportieve ontmoetingen enz.), met uitzondering van de werkzaamheden van sportleraren;
- spelen (renstallen, speelterreinen, renbanen enz.);
- andere recreatieve activiteiten (circussen, lunaparken en andere amusementsbedrijven enz.)
Ex 85 Persoonlijke diensten
Ex 851 Huishoudelijke diensten
Ex 855 Schoonheidsinstituten en manicure, met uitzondering van de werkzaamheden van de pedicure en opleidingsinstituten voor schoonheidsspecialist en kapper
Ex 859 Persoonlijke diensten, niet elders ingedeeld, met uitzondering van die van sport- en paramedische masseurs en van berggidsen, als volgt ingedeeld :
- ontsmetting en bestrijding van ongedierte;
- verhuur van kleding en bewaring van voorwerpen;
- huwelijksbemiddeling en soortgelijke diensten;
- waarzeggerij en soortgelijke werkzaamheden;
- hygiënische diensten en aanverwante werkzaamheden;
- begrafenisondernemingen en onderhoud van kerkhoven;
5.
Richtlijn 75/369/EEG (artikel 5)
Ambulante uitoefening van de volgende werkzaamheden :
a) de koop en verkoop van goederen :
- door venters en colporteurs (ex groep 612 ISIC);
- op overdekte markten anders dan in vaste inrichtingen en op niet-overdekte markten;
b) de werkzaamheden waarvoor reeds aangenomen overgangsmaatregelen gelden, doch waarin de ambulante vorm van deze werkzaamheden uitdrukkelijk wordt uitgesloten of niet wordt vermeld.
6.
Richtlijn 70/523/EEG
Niet in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 )SIC).
7.
Richtlijn 82/470/EEG (artikel 6, lid 2)
(Activiteiten genoemd in artikel 2, punt A, onder c) of e), punt B, onder b), punten C en D.)
Deze werkzaamheden bestaan met name in :
- het in huur geven van spoorwegwagons of -rijtuigen voor het vervoer van reizigers of goederen;
- het als tussenpersoon optreden bij de aankoop, de verkoop of de verhuur van schepen;
- het voorbereiden van, onderhandelen over en sluiten van overeenkomsten voor het vervoer van emigranten;
het in entrepots, pakhuizen, meubelopslagplaatsen, koelhuizen, silo's enz., al dan niet onder douanetoezicht, voor rekening van de bewaargever in bewaring nemen van alle voorwerpen en goederen;
- het aan de bewaargever afgeven van een titel voor het in bewaring ontvangen voorwerp of goed;
- het verschaffen van verblijfsruimte, voeder en verkoopruimte voor vee dat hetzij voor de verkoop, hetzij onderweg naar of van de markt in tijdelijke bewaring wordt gegeven;
- het verrichten van de technische controle of expertise van motorrijtuigen;
- het meten, wegen en ijken van goederen.
Art. N5. Bijlage V. - Omzettingstabel.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 02-04-2008, p. 17918-17921).