25 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-09-2008 en tekstbijwerking tot 16-10-2023)
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° de wet : de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten;
2° A.S.T.R.I.D. : de NV van publiek recht opgericht door de wet;
3° ASTRID : het radiocommunicatienetwerk voor de hulp- en veiligheidsdiensten bedoeld in de wet;
4° het beheerscontract van A.S.T.R.I.D. : het beheerscontract zoals bedoeld in artikel 10 van de wet;
5° de Minister : de Minister van Binnenlandse Zaken;
6° het raadgevend comité van gebruikers : het raadgevend comité zoals bedoeld in artikel 57 van het beheerscontract van A.S.T.R.I.D.
Art.2. Er wordt bij de Algemene directie van de Civiele veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken een " ASTRID veiligheidscommissie ", hierna " commissie " genoemd, opgericht.
Art.3.§ 1. De commissie is samengesteld uit :
1° de vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid in het raadgevend comité van gebruikers;
2° een Nederlandstalige en Franstalige vertegenwoordiger van de brandweerdiensten, aangewezen door de directeur-generaal van de Algemene directie Civiele veiligheid, na advies van respectievelijk de Brandweervereniging Vlaanderen en van de " Fédération Royale des Corps de Sapeurs-Pompiers de Belgique, Aile Francophone et Germanophone ";
3° de vertegenwoordiger van de dienst voor de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening in het raadgevend comité van gebruikers;
4° de vertegenwoordiger van de federale politie in het raadgevend comité van gebruikers;
5° een Nederlandstalige en Franstalige vertegenwoordiger van de lokale politie, aangewezen door de voorzitter van de vaste commissie van de lokale politie;
6° de vertegenwoordiger van de Veiligheid van de Staat in het raadgevend comité van gebruikers;
7° de voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers, indien deze voorzitter niet één van de vertegenwoordigers is, vermeld in de punten 1° tot en met 6°;
8° [1 ...]1
§ 2. Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger aangewezen, die het lid in geval van afwezigheid of belet vervangt.
Voor de effectieve leden vermeldt in § 1, 2°, 5° en 8°, wordt de plaatsvervanger aangewezen door de instantie die het effectieve lid heeft aangewezen.
Voor de effectieve leden vermeldt in § 1,1°, 3°, 4° en 6°, wordt de plaatsvervanger aangewezen door de instantie die het effectieve lid heeft aangeduid als haar vertegenwoordiger in het raadgevend comité van gebruikers.
§ 3. De vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid, bedoeld in § 1, 1°, treedt op als voorzitter van de commissie.
De voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers treedt op als ondervoorzitter van de commissie.
Ingeval de vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid voorzitter is van het raadgevend comité van gebruikers, wordt het vice-voorzitterschap waargenomen door de vice-voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers.
----------
(1)<KB 2023-09-28/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2023>
Art.4. De commissie vergadert in functie van de dossiers die ze moet onderzoeken en minstens 1 keer per maand.
Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een ambtenaar van de Algemene directie Civiele veiligheid.
De briefwisseling bestemd voor de commissie wordt geadresseerd aan de Algemene directie Civiele veiligheid.
Art.5. De commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister.
Art.6.Ieder jaar, ten laatste op 1 september, wordt aan de Minister een activiteitenverslag uitgebracht.
[1 Dit verslag kan eventueel voorstellen bevatten tot aanpassing van de criteria voor het bepalen van de bouw- en infrastructuurwerken zoals bedoeld in artikel 22 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten.]1
----------
(1)<KB 2013-12-15/58, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.7. § 1. Aan de leden van de commissie wordt een presentiegeld toegekend van 50 euro per vergadering van minstens twee uur.
Het federale Rijkspersoneel die lid zijn van de commissie ontvangen het presentiegeld uitsluitend voor vergaderingen die buiten de diensturen plaatshebben.
§ 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is eveneens van toepassing op de presentiegelden bedoeld in § 1. Zij worden gekoppeld aan een spilindex 138,01.
Art.8.§ 1. De overheid die een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning heeft ontvangen voor een nieuw bouw- of infrastructuurwerk dat valt onder de criteria van het koninklijk besluit zoals bedoeld in artikel 22, derde lid, laatste zin, van de wet, maakt hiervan een dossier op en maakt het onverwijld over aan de commissie.
[1 Het dossier bedoeld in het eerste lid bevat de volgende informatie :
1° de beschrijving van het gebouw, met inbegrip van de plannen;
2° de beschrijving van de bouwwerkzaamheden die het voorwerp zijn van de vergunning;
3° de onthaalcapaciteit van het bouw- of infrastructuurwerk (in aantal personen);
4° de activiteiten die georganiseerd worden in het bouw- of infrastructuurwerk;
5° de evaluatie van de risico's die aanwezig zijn in het bouw- of infrastructuurwerk.]1
De bevoegde overheid vermeldt in het dossier de termijn waarbinnen de overheid de stedenbouwkundige vergunning dient af te leveren.
§ 2. Bij stilzitten van de bevoegde overheid kan de commissie op eigen initiatief het dossier bedoeld in § 1 samenstellen.
De commissie kan alle nuttige informatie opvragen bij de bouwheer en bij de overheid bedoeld in § 1.
----------
(1)<KB 2013-12-15/58, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.9. § 1. De commissie beslist over de mate waarin het beschouwde bouw- of infrastructuurwerk van ASTRID-radiodekking moet worden voorzien.
De beslissing van de commissie wordt ten laatste 14 dagen voor het einde van de termijn bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, per aangetekende brief opgestuurd naar de bouwheer en naar de overheid bedoeld in artikel 8.
§ 2. Indien de overheid bedoeld in artikel 8 geen beslissing van de commissie heeft ontvangen binnen de termijn bedoeld in § 1, tweede lid, dient de ASTRID-radiodekking niet noodzakelijk te worden geacht.
Art. 10. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juli 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.