21 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S." (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-07-2007 en tekstbijwerking tot 27-09-2024)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Ontwikkeling van buurtdiensten en begunstigden.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Erkenning en hernieuwing van de erkenning.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de erkenning.
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - Erkennings- en opvolgingscommissie.
Art. 8-10
HOOFDSTUK VI. - Subsidies.
Art. 11-13
HOOFDSTUK VII. - Opvolging, controle, toezicht en evaluatie.
Art. 14-16
HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen.
Art. 17-18
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 19-20
2009202864 2010201825 2015204415 2019030529 2020030532 2020044192 2021031822
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet" : het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale", afgekort : "I.D.E.S.S.";
2° "I.D.E.S.S." : één van de instellingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, van het decreet;
3° "buurtdiensten met een maatschappelijk doel" : de diensten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, van het decreet en omschreven in artikel 2;
4° "travailleurs" : de personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 3°, van het decreet;
5° "begunstigden" : de personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet en nader bepaald in artikel 3;
6° "Minister" : de Minister die bevoegd is voor Tewerkstelling en Sociale Economie;
7° "Administratie" : de Directie "Emploi et Immigration" van de Afdeling "Emploi et Formation professionnelle" van het directoraat-generaal "Economie et Emploi" van het Ministerie van het Waalse Gewest;
8° "Commissie" : de erkennings- en opvolgingscommissie van de "I.D.E.S.S." ingesteld krachtens artikel 9 van het decreet;
9° "kleine onderhouds-, herstel- en inrichtingswerken in woningen" : kleine herstel-, vervangings- en inrichtingswerken [1 betreffende de onroerende en roerende goederen van de begunstigde]1 waarvoor geen kwalificatie nodig is, die niet door een particulier uitgevoerd zouden kunnen worden indien hij knutselaar was en niet opgesplitst kunnen worden in veelvuldige prestaties die elk goed zou zijn voor een arbeidspost waarin de markt zou kunnen voorzien;
10° "aanleg en onderhoud van groene ruimtes" : de werken betreffende de aanleg en het onderhoud van kleine groene ruimtes zoals :
1° het maaien van grasperken;
2° het snoeien van hagen;
3° onkruidbestrijding rondom woningen en binnenplaatsen;
4° het omspitten van tuinen en moestuinen;
5° het kappen van brandhout;
6° het opruimen en afvoeren van afval en/of bladeren en takken;
[1 7° het schoonmaken van de grafzerken;
8° het sneeuwruimen en het wieden van onkruid op de voetpaden;]1
11° "sociaal vervoer" : vervoer waarmee de personen bedoeld in artikel 3, § 1er, 3° en 4°, die niet over een persoonlijk vervoermiddel of over een andere vervoermogelijkheid zoals gemeenschappelijk vervoer of taxi's beschikken zich kunnen verplaatsen;
12° "sociaal waslokaal" : de wasserijdiensten bestemd voor de personen bedoeld in artikel 3, § 1er, 3° en 4°;
13° "sociale winkels" : de winkels die voedingsmiddelen of basisproducten te koop bieden aan de personen bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°, van het decreet tegen prijzen die minstens 30 % lager zijn dan degene die door de grote distributie worden toegepast; [1 Wanneer het geen voedingswaren of wanneer het tweedehandsgoederen betreft, komen de herstel-, recyclage- of hergebruikactiviteiten eveneens in aanmerking.]1
14° "schoonmaak van lokalen" : de schoonmaak van de lokalen van kleine verenigingen zonder winstoogmerk.
[1 De Minister is gemachtigd om een indicatieve lijst van werken bedoeld in punt 9° en de taken die in dat verband verboden worden, vast te leggen.]1
----------
(1)<BWG 2015-09-24/03, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-10-2015>
HOOFDSTUK II. - Ontwikkeling van buurtdiensten en begunstigden.
Art.2.De buurtdiensten met een maatschappelijk doel die actief zijn in de domeinen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 9° en 10°, [4 mogen, door de in Hoofdstuk VI bedoelde subsidies te genieten, slechts door een krachtens het decreet en dit besluit erkende "I.D.E.S.S." verstrekt worden,]4 behalve als het gaat om instellingen erkend krachtens wetgevingen of regelgevingen op grond waarvan ze dat soort diensten mogen verstrekken.
De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 9°, neemt de vorm aan van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b), van het decreet. In dat geval wordt ze bij Federale Overheidsdienst Financiën geregistreerd overeenkomstig de artikelen 400 tot 408 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. [1 Ze kan ook de vorm aannemen die bedoeld wordt in artikel 1, 1°, a), b), c) en d), van het decreet maar enkel [5 als ze zich richt tot de begunstigden bedoeld in artikel 3, § 1, 2° tot 7°]5.]1
De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 10°, neemt de vorm aan van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b), van het decreet. [2 Ze kan ook de vorm aannemen die bedoeld wordt in artikel 1, eerste lid, 1°, a), b), c) en d), van het decreet maar enkel [5 als ze zich richt tot de begunstigden bedoeld in artikel 3, § 1, 2° tot 7°]5.]2
De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 11°, kan één van de vormen aannemen die bedoeld worden in artikel 1, eerste lid, 1°, a) tot d), van het decreet.
De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 12° en 13°, moet één van de vormen aannemen die bedoeld worden in artikel 1, eerste lid, 1°, [3 a) tot d) van het decreet]3 .
De "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel ontwikkelt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 14°, moet de vorm aannemen van een vennootschap met een maatschappelijk doel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, b, van het decreet.
----------
(1)<BWG 2009-05-27/14, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(2)<BWG 2009-05-27/14, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(3)<BWG 2009-05-27/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(4)<BWG 2010-03-24/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 28-12-2009>
(5)<BWG 2015-09-24/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 05-10-2015>
Art.3.§ 1er. De begunstigden zijn :
1° hetzij de natuurlijke personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet die in het Waalse Gewest verblijven en hun woning als hoofdverblijf gebruiken;
2° hetzij de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet, waarvan de maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest gevestigd is;
3° hetzij de natuurlijke personen die in het Waalse Gewest verblijven en die recht hebben op het leefloon en de natuurlijke personen die in het Waalse Gewest verblijven en die volgens hun laatste aanslagbiljet(ten) over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan dat bedoeld in het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de minimuminkomens inzake de terugbetalingen door de onderhoudsplichtigen. Wat de gezinnen betreft, wordt bovenbedoeld maximumbedrag vermenigvuldigd met 1,33;
4° hetzij de in het Waalse Gewest verblijvende personen bedoeld in :
a) de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
b) de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en 19 april 2002;
c) de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging voor zover ze de begunstigden van de verhoogde tegemoetkoming betreffen;
[1 5° hetzij de personen die in het Waalse Gewest verblijven en die meer dan 65 jaar oud zijn op de datum van hun aanvraag om een beroep te doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel;
6° hetzij de personen die in het Waalse Gewest verblijven en die ofwel :
a) als dusdanig geregistreerd zijn als "gehandicapte personen" bij het "Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de integratie van Gehandicapte Personen), bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap", bij de Brusselse Franstalige Dienst voor gehandicapte personen of bij de "Dienststelle für Personen mit Behinderung";
b) in aanmerking komen voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietoelage op grond van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;
c) in het bezit zijn van een attest afgegeven door de Algemene Directie Gehandicapte Personen van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor de toekenning van de sociale en fiscale voordelen;
d) slachtoffer zijn van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte en die het bewijs kunnen voorleggen van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 % afgeleverd door het Fonds voor Arbeidsongevallen, door het Fonds voor Beroepsziekten of de bevoegde geneeskundige dienst in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector of in een gelijkwaardig stelsel;
e) slachtoffer zijn van een ongeval van gemeen recht dat het bewijs kan voorleggen van een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % naar aanleiding van een gerechtelijke beslissing;
f) in het bezit zijn van een attest van blijvende invaliditeitserkenning afgeleverd door zijn verzekeringsinstelling of door het RIZIV;
7° hetzij de personen die met de begripsomschrijving van eenoudergezin overeenstemmen, die een bruto-inkomen van hoogstens euro 1 740 per maand hebben en die gewoonlijk kinderbijslag ontvangen.]1
§ 2. De begunstigden bedoeld in § 1, 1°, kunnen hoogstens tien keer per jaar een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 9°. Elke prestatie mag evenwel niet langer dan vier uren duren en slechts in het Waalse Gewest gelegen goederen betreffen, meer bepaald woningen die uitsluitend voor privé doeleinden gebruikt worden.
De termijn tussen twee prestaties bedraagt minstens één week.
[7 Het tarief van de prestaties per uur wordt vastgelegd tussen minimum 12,10 en maximum 18,15 euro.]7
§ 3. [2 De begunstigden bedoeld in § 1, 3° tot 7°]2 kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 9°.
De prestaties mogen niet langer duren dan 75 uren per jaar en per woning.
Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum [7 12,10 euro]7 per uur.
§ 4. De begunstigden bedoeld in § 1, 1°, kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 10°, binnen de volgende perken :
1° het maaien van grasperken waarvan de oppervlakte kleiner is dan 300 m2;
2° het snoeien van hagen die maximum 40 m lang en 3 m hoog zijn;
3° onkruidbestrijding rondom woningen en binnenplaatsen van minder dan 75 m2;
4° het spitten van tuinen en moestuinen waarvan de oppervlakte kleiner is dan 150 m2;
5° het kappen van brandhout;
6° het opruimen en afvoeren van afval en/of bladeren en takken.
[7 Het tarief van de prestaties per uur wordt vastgelegd tussen minimum 12,10 en maximum 18,15 euro.]7
§ 5. [3 De begunstigden bedoeld in § 1, 3° tot 7°]3 kunnen een beroep doen op een "I.D.E.S.S." die erkend is voor buurtdiensten i.v.m. een domein bedoeld in artikel 1, 10°.
Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum 12,10 euro per uur.
§ 6. [4 Alleen de begunstigden bedoeld in § 1, 3° tot 7°]4 kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 11°.
De "I.D.E.S.S." die dat soort buurtdienst met een maatschappelijk doel verstrekt voldoet aan de definities, clausules, voorwaarden en technische specificaties die van toepassing zijn op het personenvervoer in het Waalse Gewest.
§ 7. [5 Alleen de begunstigden bedoeld in § 1, 3° tot 7°]5 kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 12°.
Het tarief van de prestaties wordt vastgelegd op maximum 8,47 euro per uur.
§ 8. [6 Alleen de begunstigden bedoeld in § 1, 3° tot 7°]6 kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 13°.
§ 9. [7 De begunstigden bedoeld in § 1, 2°, kunnen slechts voor hun eigen lokalen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 14°. Deze prestaties worden beperkt tot 250 uren per jaar en per rechtspersoon. Het tarief van de prestaties per uur wordt vastgelegd tussen minimum 8,47 euro en maximum 18,15 euro.]7
[7 § 9bis. De begunstigden bedoeld in 1, 2°, kunnen een beroep doen op de buurtdiensten met een maatschappelijk doel i.v.m. het domein bedoeld in artikel 1, 9° en 10°, binnen de perken en de tarieven vastgesteld bij de paragrafen 3 en 5 voor hun eigen lokalen en voor de onroerende goederen die ze in beheer hebben als sociaal vastgoedagentschap of vereniging ter bevordering van de huisvesting wegens hun erkenning verkregen overeenkomstig de artikelen 191 en volgende van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Wonen.]7
§ 10. De bedragen bedoeld in de §§ 2 tot 5 en 7 tot 9 bevatten de BTW.
§ 11. [7 De tarieven van de prestaties bedoeld in de §§ 2 tot 5 en 7 tot 9 worden jaarlijks in januari geïndexeerd door de waarde ervan het vorige jaar te vermenigvuldigen met het gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de vijfde en de zesde maand van het vorige jaar, verdeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de vijfde en zesde maand van het vorige jaar. Deze indexering mag evenwel niet hoger zijn dan het groeicijfer van de begrotingskredieten van het lopende jaar met betrekking tot de I.D.E.S.S.-regeling.]7
§ 12. De in artikel 1, eerste lid 1, 1°, a), c), en d), van het decreet bedoelde "I.D.E.S.S." die buurtdiensten met een maatschappelijk doel verstrekt i.v.m. de activiteiten bedoeld in artikel 1, 9° tot 13°, mag deze diensten evenwel ontwikkelen voor andere begunstigden dan die bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°, naar rato van een totaalaantal dat maximum 20 % van het totaalaantal begunstigden vertegenwoordigt.
§ 13. De bepalingen bedoeld in de §§ 1° tot 5° en 11° en 12° kunnen nader bepaald worden door de Minister.
----------
(1)<BWG 2009-05-27/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(2)<BWG 2009-05-27/14, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(3)<BWG 2009-05-27/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(4)<BWG 2009-05-27/14, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(5)<BWG 2009-05-27/14, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(6)<BWG 2009-05-27/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(7)<BWG 2015-09-24/03, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 05-10-2015>
HOOFDSTUK III. - Erkenning en hernieuwing van de erkenning.
Art.4.§ 1. Om als "I.D.E.S.S." erkend te worden richt de instelling een aanvraag aan de Administratie. Ze gebruikt daartoe een formulier waarvan het model, na advies van het Commissariaat Easi-Wal, door de Minister bepaald wordt op voorstel van de Administratie, waar het afgegeven wordt. De aanvraag bevat, o.a., gegevens over de rechtsvorm van de aanvrager, het activiteitendomein (de activiteitendomeinen) waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, alsook het aantal werknemers waarvoor een toelage aangevraagd wordt.
De aanvraag wordt per post of per email verstuurd. Ze gaat desgevallend vergezeld van de statuten van de instelling, alsook van de laatste jaarrekeningen.
De Administratie neemt de erkenningsaanvraag in ontvangst en richt binnen vijftien dagen een bericht van ontvangst aan de verzoekende instelling. Als de erkenningsaanvraag of het dossier onvolledig is, verwittigt de Administratie de verzoekende instelling en geeft ze haar in hetzelfde schrijven kennis van de ontbrekende stukken of gegevens.
§ 2. De Administratie behandelt de erkenningsaanvraag op basis van, o.a. :
1° een verklaring op erewoord van de verzoekende instelling waarbij ze zich ertoe verbindt te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2°, 6° en 12° tot 17°, van het decreet;
2° een omschrijving van de buurtdiensten die ze wenst te ontwikkelen;
3° de middelen die ze van plan is daarvoor te bestemmen teneinde de relevantie van het project te beoordelen;
4° een marktstudie betreffende betrokken activiteitendomein om de meerwaarde van het project t.o.v. de bestaande diensten aan te tonen;
5° de gegevens voor de beoordeling van de relevantie en van de economische levensvatbaarheid van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel waarvoor ze de erkenning aanvraagt, alsook het aantal werknemers die in dienst genomen zullen worden rekening houdend met het aantal betrokken begunstigden per type buurtdienst met een maatschappelijk doel en per activiteitendomein;
6° de vastlegging van de toegepaste tarieven;
7° het vormingsprogramma voor de werknemers;
8° de gegevens voor de beoordeling van de methode die toegepast moet worden om de werknemers en begunstigden bij het project te betrekken;
9° de met de FOREm gesloten overeenkomst bedoeld in artikel 4, 9°, van het decreet;
10° de partnerschapsovereenkomst(en) bedoeld in artikel 4, 10°, van het decreet en gesloten met de actoren van het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling;
[1 11° in voorkomend geval, de verbintenis van de instelling die vragende partij is om in het kader van de activiteiten bedoeld bij artikel 2, 1°, van het decreet samenwerkingsverbanden te ontwikkelen met de zelfstandigen die actief zijn in gelijkaardige activiteiten met het oog op de overdracht naar hen van de werken die het kader van dit besluit overschrijden.]1
De Minister kan de instelling vrijstellen van het verstrekken van bepaalde gegevens van het aanvraagdossier als de Administratie ze via rechtsgeldige bronnen heeft ingezameld.
De Minister bepaalt, op voorstel van de Administratie, welke minimale modaliteiten moeten voorkomen in de overeenkomst tot vastlegging van een partnerschap met andere operatoren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5°, van het decreet.
De Minister bepaalt de modellen van overeenkomst bedoeld in artikel 4, 9° en 10°, van het decreet op voorstel van de FOREm of van de Adviescommissie van het "DIISP".
De Administratie onderwerpt de volledige aanvraag en het volledige dossier aan het advies van de Commissie binnen dertig dagen na ontvangst ervan.
Vooraleer advies uit te geven kan de Commissie van de verzoekende instelling eisen dat ze aanvullende bewijsstukken overmaakt binnen de termijn die de Commissie bepaalt. De Commissie brengt advies uit binnen dertig dagen en maakt het over aan de Administratie. Als die termijn niet in acht genomen wordt, wordt het advies niet meer vereist.
Het advies van de Commissie betreft, o.a., het aantal in dienst te nemen werknemers.
De Administratie richt een beslissingsvoorstel aan de Minister binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies van de Commissie of, bij gebrek aan advies van de Commissie, binnen vijfenveertig dagen na het overmaken van de volledige aanvraag en het volledige dossier aan laatstgenoemde.
De Minister of de afgevaardigde ambtenaar spreekt zich over de erkenningsaanvraag uit binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel van de Administratie. Het aantal in dienst te nemen werknemers wordt nader bepaald in de beslissing tot erkenning. De Administratie maakt de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven of door elke ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan de verzoekende instelling over binnen vijftien dagen na ontvangst ervan. Ze geeft de Commissie kennis daarvan in een gewoon schrijven.
----------
(1)<BWG 2015-09-24/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 05-10-2015>
Art.5. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt ten vroegste 240 dagen en uiterlijk 120 dagen vóór het verval van de lopende erkenning aan de Administratie overgemaakt volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 4, § 1, tweede lid.
De "I.D.E.S.S." moeten alleen de wijzigingen t.o.v. de lopende erkenning aan de Administratie meedelen. De procedure tot hernieuwing van de erkenning wordt geregeld volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 4. De behandeling door de Administratie en het gemotiveerde advies van de Commissie berusten o.a. op het (de) activiteitenverslag(en) bedoeld in artikel 17 van het decreet.
HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de erkenning.
Art.6. § 1. Op voorstel van de Administratie kan de lopende erkenning door de Minister opgeschort worden als de erkende "I.D.E.S.S." niet meer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden bepaald bij of krachtens het decreet en als de Minister acht dat de toestand van de erkende "I.D.E.S.S." vatbaar is voor regularisatie binnen de termijn die hij vastlegt.
Na afloop van die termijn kan de Minister de erkenning intrekken indien de erkende "I.D.E.S.S." geen gunstig antwoord op de motieven van de opschorting heeft gegeven.
§ 2. De lopende erkenning kan door de Minister ingetrokken worden als de erkende "I.D.E.S.S." niet meer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden bepaald bij het decreet en dit besluit.
De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt door de Administratie aan de "I.D.E.S.S." meegedeeld bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt.
Art.7. In geval van opschorting of van intrekking van de erkenning kan de erkende "I.D.E.S.S." bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt, een gemotiveerd beroep bij de Commissie indienen binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing tot opschorting of intrekking.
De "I.D.E.S.S." of de door haar aangewezen persoon kan op haar verzoek door de Commissie gehoord worden.
De Commissie bericht ontvangst binnen vijftien dagen, onderzoekt het beroep en maakt een adviesvoorstel aan de Minister over binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep. Als die termijn niet in acht genomen wordt, wordt het advies niet meer vereist.
De Minister bekrachtigt of vernietigt zijn beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Commissie of, bij gebrek aan advies van de Commissie, binnen vijfenveertig dagen na het overmaken van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid. De Administratie richt de beslissing binnen vijftien dagen na ontvangst ervan bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat een vaste verzend- of ontvangstdatum waarborgt aan de verzoeker en geeft de Commissie kennis daarvan bij gewone post.
HOOFDSTUK V. - Erkennings- en opvolgingscommissie.
Art.8. De Minister benoemt de voorzitter van de Commissie. Hij benoemt de overige leden van de Commissie op de voordracht van hun opdrachtgevers.
Art.9. De Minister wijst de secretaris van de Commissie en diens plaatsvervanger, bedoeld in artikel 11, 8°, van het decreet, aan onder het personeel van de Administratie.
Art.10. De Commissie maakt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Minister voor.
HOOFDSTUK VI. - Subsidies.
Art.11.§ 1. [3 Voor zover ze minstens twee voltijds equivalente werknemers in dienst neemt, kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar I.D.E.S.S. een jaarlijkse subsidie van 1.000 euro per werknemer toekennen, berekend in voltijds equivalenten, die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 1, 3°, a, b, c van het decreet om gedeeltelijk de werkingskosten ervan te dekken.]3
[2 [3 Een subsidie van 11.000 euro kan worden toegekend op voorwaarde dat :]3
1° de "I.D.E.S.S." minstens drie werknemers (berekend in voltijds equivalenten) in dienst neemt, die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1, 3°, a, b, c, van bovenvermeld decreet;
2° die toelage gebruikt wordt voor de aankoop van voertuigen aangepast aan de bejaarden, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van het besluit, of aan de personen met beperkte beweeglijkheid, of voor de aanpassing van bestaande voertuigen;
3° die toelage nog niet tevoren is ontvangen.]2
De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan ook een jaarlijkse subsidie van [3 13.000 euro]3 aan de erkende "I.D.E.S.S." toekennen ter gedeeltelijke dekking van de in voltijds equivalent berekende bezoldiging van de door haar krachtens een arbeidscontract in dienst genomen werknemers bedoeld in artikel 1, 3°, a) en c), van het decreet.
De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan, naast de subsidie bedoeld in het tweede lid, een bijkomende subsidie van 1.000 euro toekennen per werknemer die de in artikel 3, § 3, eerste lid, § 5, eerste lid, § 6, eerste lid, § 7, eerste lid en § 8, bedoelde diensten verstrekt.
De Minister of de afgevaardigde ambtenaar kan ook de in het tweede en derde lid bedoelde subsidies toekennen aan andere werknemers dan die bedoeld in artikel 1, 3°, a) en c), van het decreet, als ze in dienst zijn genomen door een "I.D.E.S.S." die buurtdiensten bij wijze van experiment verstrekte vóór de inwerkingtreding van het decreet en in het raam van het experimenteerfonds "buurtdiensten" van de Koning Boudewijnstichting.
[1 Na advies van de commissie over de aard van de tevoren verleende diensten kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar ook de in het tweede en in het derde lid bedoelde subsidies toekennen aan de werknemers die onder het statuut bedoeld in artikel 1, 3°, a) en c), van het decreet in dienst zijn genomen door een "I.D.E.S.S." die buurtdiensten bij wijze van experiment verstrekte vóór de inwerkingtreding van het decreet. Voor die weknemers moest de werkgever voor zijn erkenning als "I.D.E.S.S." in aanmerking komen voor :
- ofwel de bepalingen van het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma;
- ofwel de bepalingen bedoeld in artikel 1, 3°, a en c van het decreet.]1
§ 2. [4 De "I.D.E.S.S." die:
1° twee voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 18.768 euro voor de bezetting van een halftijdse werknemer als begeleidingspersoneel;
2° drie voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 32.496 euro voor de bezetting van een voltijdse werknemer als begeleidingspersoneel;
3° vijf voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 50.364 euro voor de bezetting van anderhalve voltijdse werknemer als begeleidingspersoneel;
4° acht voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 64.990 euro voor de bezetting van twee voltijdse werknemers als begeleidingspersoneel;
5° tien voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 82.860 euro voor de bezetting van twee-en-een-half voltijdse werknemers als begeleidingspersoneel;
6° dertien voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 97.487 euro voor de bezetting van drie voltijdse werknemers als begeleidingspersoneel;
7° vijftien voltijdse equivalenten in dienst heeft, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 112.11481 euro voor de bezetting van drie-en-een-half voltijdse werknemers als begeleidingspersoneel.
Het bedrag van de subsidies bedoeld in paragraaf 1 wordt, voor de "I.D.E.S.S." die een subsidie geniet krachtens artikel 12 bis van het decreet van 14 december 2006, verminderd met een bedrag van 4.904 euro per halve voltijds equivalent voor wie de subsidies bedoeld in paragraaf 1 worden toegekend.
In afwijking van het eerste lid wordt, wanneer een "I.D.E.S.S". vóór 1 januari 2022 een subsidie genoot op grond van het decreet van 25 april 2002 en zijn I.D.E.S.S.-erkenning, het bedrag van de subsidie bedoeld in het eerste lid verminderd met het bedrag dat de werkgever geniet op grond van artikel 6 van het decreet van 10 juni 2021 voor de bezetting van het personeel bedoeld in het eerste lid.
De in lid 1 bedoelde bedragen worden jaarlijks, te beginnen in 2023, geïndexeerd overeenkomstig de indexering van de subsidie die op grond van het decreet van 10 juni 2021 wordt toegekend.
De Minister bepaalt de berekeningsmethoden, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het decreet.]4
----------
(1)<BWG 2009-05-27/14, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(2)<BWG 2009-05-27/14, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2009>
(3)<BWG 2015-09-24/03, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<BWG 2021-12-16/14, art. 66, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.12. De Minister bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de subsidies bedoeld in artikel 11, § 1, met inachtneming van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Art.13. Onder referentiebestand in de zin van artikel 15 van het decreet wordt verstaan het aantal werknemers, in voltijds equivalent uitgedrukt, die ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, hierna "RSZ" genoemd.
Het aantal bezoldigde werknemers wordt op basis van de gegevens uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gecontroleerd aan het einde van het kwartaal dat voorafgaat aan de indienstneming van één of meer werknemers bedoeld in artikel 1, 3°, van het decreet en aan het einde van het kwartaal in de loop waarvan hun indienstneming eindigt.
Die controle wordt door de Administratie uitgevoerd. Op verzoek van de "I.D.E.S.S." kan de Minister om behoorlijk gemotiveerde economische redenen en voor een periode van één jaar afwijken van het beginsel van tewerkstellingstoename t.o.v. het referentiebestand.
HOOFDSTUK VII. - Opvolging, controle, toezicht en evaluatie.
Art.14. De erkende "I.D.E.S.S." is verplicht jaarlijks uiterlijk 30 juni van het jaar na de activiteit het in artikel 17 van het decreet bedoelde verslag aan de Administratie over te maken.
De "I.D.E.S.S." worden door de Administratie geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden meegedeeld aan de Commissie en aan de "Conseil économique et social de la Région wallonne".
De Minister bepaalt de evaluatiemodaliteiten op grond van de gegevens bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het decreet en van andere gegevens zoals :
1° de tariferingsgegevens,
2° de economische levensvatbaarheid van de projecten;
3° de daadwerkelijk gepresteerde activiteiten t.o.v. van de toegelaten activiteiten;
4° de inachtneming van de vastgelegde activiteitenbeperkingen;
5° de uitgevoerde controles.
Art.15.[1 De beëdigde statutaire en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst, aangewezen door de Regering, gaan de toepassing van dit besluit na, en oefenen het toezicht op de inachtneming ervan uit.
De inspecteurs oefenen die controle uit overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
----------
(1)<BWG 2019-04-04/64, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.16. Het verslag bedoeld in artikel 19 van het decreet wordt jaarlijks op voorstel van de administratie en van de Commissie door de Minister aan de Regering overgemaakt. Dat verslag wordt opgesteld volgens de modaliteiten die hij bepaalt.
HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen.
Art.17. De termijnen bedoeld in dit besluit zijn volle dagen. De dag van de akte, waarop de termijn ingaat, wordt niet meegerekend. De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag evenwel een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum naar de eerstkomende werkdag verschoven.
Art.18. De instellingen die op de datum van inwerkingtreding van het decreet en van dit besluit voor tegemoetkomingen in aanmerking kwamen krachtens voornoemd decreet van 25 april 2002 en de instellingen die buurtdiensten bij wijze van experiment verstrekten in het kader van het experimenteerfonds "buurtdiensten" van de Koning Boudewijnstichting mogen die tegemoetkomingen blijven genieten zolang de in artikel 11 bedoelde subsidies niet met die tegemoetkomingen overeenstemmen, ongeacht de financieringsbronnen.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.19. Het decreet en dit besluit treden in werking op 30 juni 2007.
Art. 20. De Minister tot wiens bevoegdheden Tewerkstelling en Sociale Economie behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.