26 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot heroriëntering van een aantal premies in het kader van opleiding tot optimalisering van de participatie in beroepsopleiding.
Art. 1-12
Artikel 1. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 november 1997, 6 juli 1999, 14 april 2000, 6 december 2002, 29 oktober 2004, 22 juli 2005, 14 juli 2006 en 29 juni 2007 wordt een punt 41° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 41° niet-werkende werkzoekende : de werkzoekende die geen betaalde beroepsarbeid verricht. "
Art.2. In artikel 29 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.
Art.3. Artikel 30 en 31 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.4. In artikel 99 van hetzelfde besluit wordt punt 5° opgeheven.
Art.5. Artikel 101 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 1992, 23 mei 1996, 3 maart 1998 en 15 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 101. § 1. De cursist die bij de dienst is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende, heeft recht op gratis gebruik van leermateriaal, -materieel en persoonlijke beschermingsmiddelen, nodig voor de opleiding.
§ 2. De cursist die bij de dienst is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende en die zijn studie of leertijd heeft beëindigd, heeft recht op :
1° een forfaitaire verplaatsingsvergoeding van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsingen, heen en terug, tussen zijn verblijfplaats en de opleidingsplaats of stageplaats.
De verplaatsingsvergoeding kan door de Vlaamse Regering worden aangepast op voorstel of na raadpleging van de raad van bestuur;
2° een vergoeding van 15 euro voor het middagmaal, 15 euro voor het avondmaal en 50 euro voor de overnachting, als de cursist een opleiding of stage volgt waarbij een overnachting vereist is. De dienst bepaalt wanneer overnachting vereist is.
De vergoeding kan door de Vlaamse Regering worden aangepast op voorstel of na raadpleging van de raad van bestuur;
3° terugbetaling van de effectieve uitgaven voor kinderopvang voor alle niet-schoolgaande kinderen tot ze toegelaten kunnen worden tot het kleuteronderwijs en voor alle schoolgaande kinderen tot het einde van het basisonderwijs. Deze terugbetaling gebeurt enkel voor de dagen waarop effectief opleiding of stage wordt gevolgd, onder de volgende voorwaarden :
a) de uitgaven zijn betaald aan een van de volgende instellingen :
1) instellingen of opvangvoorzieningen die worden erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd door Kind en Gezin;
2) instellingen of opvangvoorzieningen die worden erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd door de lokale openbare besturen of door de besturen van de gemeenschappen of gewesten;
3) kinderdagverblijven of zelfstandige opvanggezinnen die onder het toezicht staan van Kind en Gezin;
4) kleuter- of lagere scholen of aan instellingen of opvangvoorzieningen die verbonden zijn met de school of de inrichtende macht;
b) de cursist verantwoordt het bedrag van de uitgaven door bewijsstukken.
§ 3. De volgende categorieën van cursisten hebben recht op een premie van één euro per effectief gevolgd uur opleiding of stage :
1° de leefloongerechtigde, vermeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die één of meer personen ten laste heeft;
2° de uitkeringsgerechtigde werkloze die volgens de werkloosheidsreglementering wordt beschouwd als werknemer met gezinslast en die bij de start van de opleiding minstens één jaar bij de dienst is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende. Voor de berekening van de periode van één jaar geldt de termijn vanaf de inschrijving als niet-werkende werkzoekende, die niet langer dan drie maanden onderbroken mag worden door een voltijdse tewerkstelling tijdens het jaar dat voorafgaat aan de opleiding, gerekend van datum tot datum.
De premie wordt betaald onder de volgende voorwaarden :
1° de opleidingen worden georganiseerd gedurende minstens vierentwintig uren per week;
2° de cursist heeft effectief minstens honderd vijftig uren opleiding of stage gevolgd;
3° de cursist bewijst dat hij behoort tot een van de categorieën, vermeld in § 3, eerste lid, door middel van een attest van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
§ 4. De cursist die de opleiding volgt via een vorm van afstandsleren heeft enkel recht op gratis gebruik van de cursuspakketten.
§ 5. De vergoedingen en de premie, vermeld in § 1 tot en met § 3, zijn ten laste van de dienst. ".
Art.6. Artikel 102 en 103 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.7. Artikel 104 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 104. De vergoedingen en de premie, vermeld in artikel 101, worden minstens één keer per maand betaald. Ze worden overgeschreven op een bankrekening of uitbetaald met een circulaire cheque. "
Art.8. Artikel 123bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004, wordt opgeheven.
Art.9. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 1992 tot uitvoering van artikel 87, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. Cursisten die een stage of opleiding volgen waarbij een overnachting vereist is, krijgen een vergoeding van 15 euro voor het middagmaal, 15 euro voor het avondmaal en 50 euro voor de overnachting. De dienst bepaalt wanneer overnachting vereist is. De vergoeding kan door de Vlaamse minister, bevoegd voor de beroepsomscholing en -bijscholing worden aangepast op voorstel of na raadpleging van de raad van bestuur. "
Art.10. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de toekenning van een premie tot stimulering van een opleidingskeuze wordt opgeheven.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor de beroepsomscholing en -bijscholing, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 oktober 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
F. VANDENBROUCKE.