6 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. (NOTA : Opgeheven als de innings- en invorderingsprocedure definitief worden afgesloten bij <BVR2007-07-13/64, art. 10, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-10-2007 en tekstbijwerking tot 23-02-2016)
Art. 1-7
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " de wet " : de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd en/of aangevuld bij de wet 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990 en 25 juni 1992.
Art.2.Voor de toepassing van de in artikel 35quinquies, § 1 van de wet van 26 maart 1971 aangegeven berekeningsmethode, kunnen de gegevens met betrekking tot het geloosde afvalwater worden bepaald op volgende wijze :
§ 1. Dagdebiet geloosd afvalwater Qd :
het volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater geloosd in een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar wordt bepaald als volgt :
a) op basis van meting met behulp van een meetput of meetapparatuur geïnstalleerd door de heffingsplichtige conform de [1 lozingsvergunning en omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1;
b) in geval geen meting als bedoeld in sub a) in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar is gebeurd, op basis van de door de heffingsplichtige bedoeld in artikel 35quinquies, § 1, aan te geven jaarvolume geloosd afvalwater :
Qd = Qj x 1000/W
waarin :
- Qj : volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar;
- W : 225 of het aantal dagen waarop in het jaar voorafgaand aan het beschouwde belastingjaar afvalwater werd geloosd en waarvan het bewijs wordt geleverd.
§ 2. Jaarvolume geloosd afvalwater Qj :
gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar geloosde hoeveelheid afvalwater Qj, uitgedrukt in m3, zoals in de aangifte van de heffingsplichtige werd aangegeven.
§ 3. Het gehalte aan stoffen in suspensie, het biochemische zuurstofverbruik en het chemisch zuurstofverbruik :
de in artikel 35quinquies, § 1 van de wet bedoelde parameters, ZS, BZV en CZV worden bepaald als volgt :
a) op basis van debietgebonden monstername, uitgevoerd met behulp van meetapparatuur, geïnstalleerd door de heffingsplichtige conform hetzij de [1 lozingsvergunning en omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1, van het geloosde afvalwater gedurende één of meerdere etmalen tijdens de maand van de grootste bedrijvigheid in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar;
b) ingeval in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar een bemonstering op basis van schepmonsters is uitgevoerd, op basis van de door de heffingsplichtige verstrekte gegevens met betrekking tot het geloosde afvalwater in zoverre deze door de adjunct-leidend-ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij als deskundig worden aanvaard.
§ 4. het gehalte aan zware metalen en nutriënten :
de in artikel 35quinquies, § 1 van de wet bedoelde gehaltes van arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zilver, zink, totale stikstof en totale fosfor worden bepaald als volgt :
a) op basis van debietgebonden monstername uitgevoerd met behulp van meetapparatuur, geïnstalleerd door de heffingsplichtige en conform de [1 lozingsvergunning en omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 van het afvalwater in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar;
b) ingeval in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar een bemonstering op basis van schepmonsters is uitgevoerd van het geloosde afvalwater in zoverre deze door de adjunct-leidend-ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij als deskundig worden aanvaard.
Wanneer in éénzelfde jaar meerdere bemonsteringen werden uitgevoerd, dient voor elk van de in deze paragraaf beschouwde parameters het rekenkundig gemiddelde van de verschillende bemonsteringsresultaten in aanmerking genomen.
§ 5. De gegevens met betrekking tot het gebruikte oppervlaktewater kunnen worden bepaald op dezelfde wijze als aangegeven in artikel 2.
----------
(1)<BVR 2015-11-27/29, art. 604, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art.3.§ 1. Voor zover de [1 lozingsvergunning, respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 geen beperking vermeldt voor de maximale hoeveelheid koelwater per jaar wordt de hoeveelheid koelwater bedoeld in artikel 35quinquies, § 1, en artikel 35septies van de wet als volgt berekend :
K = Q/k x W
waarin :
K : de hoeveelheid koelwater in m3 per jaar;
Qk : de maximaal vergunde hoeveelheid koelwater in m3 per dag of indien deze waarde niet is bepaald in de [1 lozingsvergunning, respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 de maximaal vergunde hoeveelheid koelwater in m3 per uur vermenigvuldigd met 24;
W : 225 of het aantal dagen waarop in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar koelwater werd geloosd en waarvan het bewijs wordt geleverd.
§ 2. Van de in § 1 bedoelde berekeningswijze kan afgeweken worden voorzover de heffingsplichtige het bewijs levert van de reëel geloosde hoeveelheid koelwater op basis van dagelijkse debietmetingen in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.
Deze debieten dienen gemeten te zijn met behulp van meetapparatuur geïnstalleerd conform de [1 lozingsvergunning, respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1.
----------
(1)<BVR 2015-11-27/29, art. 605, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art.4. § 1. De in artikel 35octies, § 1 van de wet bedoelde aangifte dient te gebeuren door middel van het formulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit, dat dient overgemaakt aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
Bij dit formulier dient de overzichtstabel " eet- en Analyseresultaten " de nodige gegevens te vermelden met betrekking tot de samenstelling van het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar geloosde afvalwater
§ 2. De in artikel 35octies, § 2 van de wet bedoelde melding dient te gebeuren door middel van een formulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 2, bij dit besluit.
§ 3. De in artikel 35sexies, § 3 van de wet bedoelde eis tot het in mindering brengen van de vuilvracht van het gebruikte oppervlaktewater No dient te gebeuren samen met de aangifte door middel van het formulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit, dat dient overgemaakt aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
Bij dit formulier dient de overzichtstabel " Meet- en Analyseresultaten " de nodige gegevens te vermelden met betrekking tot het in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar geloosde afvalwater, alsmede van het gebruikte oppervlaktewater.
Art.5. § 1. De ambtenaren van de Dienst Heffingen van de Vlaamse Milieumaatschappij zijn belast, voor rekening van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur, met de vestiging, de inning en de invordering van de heffing op de waterverontreiniging bedoeld in artikel 35novies, § 1 van de wet. Deze ambtenaren zijn tevens bevoegd voor het opleggen van een administratieve geldboete bedoeld bij artikel 35quaterdecies van de wet.
In de uitoefening van hun ambt maken de in deze paragraaf bedoelde ambtenaren zich, zover nodig, tegenover derden kenbaar door een legitimatiebewijs, getekend door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij.
§ 2. De adjunct leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij is bevoegd tot het nemen van beslissingen met betrekking tot de bezwaarschriften bedoeld bij artikel 35quinquiesdecies, § 1 van de wet.
Hij is tevens bevoegd tot het verlenen van een gedeeltelijke of gehele vrijstelling van nalatigheidsintresten conform artikel 35sexiesdecies van de wet. Hij kan deze bevoegdheden delegeren aan een ambtenaar van niveau 1 van de Vlaamse Milieumaatschappij.
§ 3. De leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij is gemachtigd tot :
a) het uitvoerbaar verklaren van de kohieren bedoeld in artikel 35terdecies, § 5 van de wet;
b) het verzoeken om de hypothecaire inschrijving bedoeld in artikel 35septiesdecies, § 3 van de wet.
Bij afwezigheid wordt de leidend ambtenaar voor de in deze paragraaf genoemde taken vervangen door een ambtenaar van niveau 1 van de Vlaamse Milieumaatschappij, door hem aangewezen.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992 en vervangt het besluit van 23 juli 1992 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging dat wordt opgeheven.
Art.7. De Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu en de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting, zijn ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Kennisgeving en/of aangifte voor de vaststelling van de vuilvracht van het afvalwater.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 04-10-2007, p. 52028-52030).
Art. N2. Bijlage 2. Melding van ingebruikname / buitendienststelling eigen waterwinning.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 04-10-2007, p. 52031).