Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het jaarlijkse vakantieverlof van de personeelsleden, tewerkgesteld in de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het Tweetalige Hoofdstedelijke Gebied Brussel(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-2007 en tekstbijwerking tot 16-06-2011)



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011202901 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige hoofdstedelijke gebied Brussel, vermeld in artikel X.22 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° wettelijke feestdagen : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november, 25 december;
  2° decretale feestdag : 11 juli;
  3° reglementaire feestdagen : 2 november, 15 november, 26 december.

Art.3.§ 1. De personeelsleden hebben jaarlijks recht op 35 dagen vakantie.
  [1 De personeelsleden van 55 jaar of ouder hebben recht op een aantal extra dagen vakantie :
   1° vanaf 55 jaar : 1 dag;
   2° vanaf 57 jaar : 2 dagen;
   3° vanaf 59 jaar : 3 dagen;
   4° vanaf 60 jaar : 4 dagen;
   5° vanaf 61 jaar : 5 dagen.
   Voor de berekening van de extra dagen vakantie wordt gekeken naar de leeftijd die het personeelslid heeft bereikt op 1 juli van het lopende kalenderjaar.]1
  De periode van 15 juli tot 15 augustus moet volledig als vakantieverlof worden opgenomen.
  § 2. Naast de vakantiedagen vermeld in § 1, hebben de personeelsleden recht op de wettelijke, decretale en reglementaire feestdagen. Ter vervanging van voormelde feestdagen die op een zaterdag of zondag vallen, heeft het personeelslid vakantie in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.
  § 3. Het personeelslid dat verplicht is om op één van de feestdagen, vermeld in artikel 2, te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kan nemen.
  § 4. Met behoud van de toepassing van de bepalingen in § 1, § 2 en § 3 neemt het personeelslid de vakantiedagen naar keuze, maar met inachtneming van de behoeften van de dienst onder verantwoordelijkheid van de directeur.
  In afwijking van het eerste lid heeft het personeelslid evenwel het recht om binnen het aantal van 35 dagen, vier dagen vakantieverlof te nemen zonder dat het dienstbelang daartegenover kan worden gesteld.
  § 5. De jaarlijkse vakantie wordt opgenomen binnen het kalenderjaar. In uitzonderlijke gevallen kan aan het personeelslid toegestaan worden om vijf vakantiedagen over te dragen naar het volgende jaar. Die dagen moeten worden opgenomen vóór het einde van de paasvakantie. Het personeelslid richt daarvoor een aanvraag aan de directeur van het kinderdagverblijf in kwestie. De directeur beslist of de afwijking al dan niet wordt toegestaan.
  § 6. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen. Als een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt het vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.
  Het aantal vakantiedagen vermindert eveneens in evenredige mate met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, als dat niet meer mogelijk is, tijdens het daaropvolgende jaar.
  Het aantal aldus berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of volledige dag, en wordt afgerond op de hogere halve dag.
  § 7. Voor het personeelslid dat deeltijds werkt, wordt het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate toegekend. Het aantal aldus toegekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of volledige dag, en wordt afgerond op de hogere halve dag.
  § 8. De vakantiedagen zoals bepaald in dit artikel, worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van het personeelslid.
  § 9. Het jaarlijkse vakantieverlof wordt vergoed.
  ----------
  (1)<BVR 2011-04-29/13, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
  Brussel, 13 juli 2007.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  K. PEETERS
  De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
  F. VANDENBROUCKE.