Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

9 FEBRUARI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie van tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-03-2007 en tekstbijwerking tot 01-09-2008)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Kandidaturen voor het organiseren van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen.
Art. 6-7
HOOFDSTUK III. - Beoordeling van de kandidaturen en selectie van de proefcentra.
Art. 8-10
HOOFDSTUK IV. - Engagementen van de proefcentra.
Art. 11
HOOFDSTUK V. - Opvolging, begeleiding en evaluatie.
Art. 12-15
HOOFDSTUK VI. - Toekennen van de middelen.
Art. 16-21
HOOFDSTUK VII. - Afwijkingen van decretale bepalingen.
Art. 22
HOOFDSTUK VIII. - Sancties.
Art. 23-24
HOOFDSTUK VIIIbis. [1 - De verlenging van de tijdelijke projecten tijdens het schooljaar 2008-2009 ]1
Art. 24bis
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 25-26
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de centra voor volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor [1 het studiegebied onderwijs van het hoger beroepsonderwijs]1.
  De Opleiding voor Opleiders van Volwassenen wordt ingedeeld in de categorie pedagogisch hoger onderwijs van het hoger onderwijs voor sociale promotie.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.37, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° lestijd : een periode van vijftig minuten die als eenheid voor de bepaling van de duur van de onderwijsactiviteiten wordt gebruikt, conform [1 artikel 2, 26°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]1;
  2° praktijkbegeleiding : het ondersteunen van de cursist bij het verwerken van het geleerde in de praktijk;
  3° proefcentra : de zes Centra voor Volwassenenonderwijs die conform artikel 10 door de Vlaamse Regering, aangeduid worden om de tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen te organiseren.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.38, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.3. De concrete doelstelling van de tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen is de uitgewerkte Opleiding voor Opleiders van Volwassenen, die erin bestaat de integratie van het werkplekleren in het formeel leren en de praktijkbegeleiding te verzekeren, te organiseren, uit te testen en te optimaliseren.

Art.4. De opleiding bestaat uit een duaal traject van 280 lestijden, waarvan een geïntegreerd praktijkgedeelte van 120 lestijden. De opleiding is ontwikkeld in de vorm van zes modules en vastgelegd in bijlage I, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. De uitgewerkte inhouden van de opleiding zijn vastgelegd in bijlage II tot en met VIII, die als bijlagen bij dit besluit zijn gevoegd.
  Het met vrucht beëindigen van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen geeft recht op een certificaat.

Art.5. Binnen de tijdelijke projecten wordt de Opleiding voor Opleiders voor Volwassenen éénmaal volledig georganiseerd vanaf 1 september 2007 tot 31 augustus 2008 [1 en ten minste eenmaal volledig georganiseerd vanaf 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2009]1.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.39, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK II. - Kandidaturen voor het organiseren van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen.
Art.6. § 1. De projectoproep wordt uiterlijk op 15 maart 2007 gelanceerd. Het aanvraagdossier wordt ingediend door het betrokken centrumbestuur uiterlijk op 19 april 2007 bij het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
  § 2. De aanvraag is alleen ontvankelijk als het protocol is bijgevoegd van de onderhandeling over het tijdelijke project in het lokaal comité.
  § 3. Het aanvraagdossier moet minstens de volgende elementen bevatten :
  1° algemene gegevens :
  a) de identificatie van de verantwoordelijken : personeelslid, team, centrum;
  b) de identificatie van de meewerkende instanties : gemeente, begeleidingsdienst, afnemers van de opleiding, enzovoort;
  2° inhoudelijke gegevens :
  a) de doelgroep van de opleiding : alleen de opleiders van volwassenen die werken in :
  1° de competentiecentra van de VDAB;
  2° de ondernemersopleidingen van Syntra;
  3° organisaties binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk;
  4° organisaties binnen de welzijnssector;
  5° organisaties uit de sportsector;
  6° rijscholen;
  7° inter- en intrasectorale vormingsorganisaties;
  8° organisaties die werken op het gebied van ontwikkelingseducatie binnen de sector van de internationale samenwerking;
  9° private opleidingsverstrekkers
  b)
  b) de concretisering van de doelstellingen, vermeld in artikel 2, de concrete acties en de planning ervan;
  c) de beschrijving van de samenwerking tussen de centra onderling en met de afnemers van de opleiding;
  d) de aanwending van de ondersteuning;
  e) de opsomming van de concrete succesfactoren;
  f) de opsomming van de te verwachten eindresultaten.

Art.7. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, werkt de praktische administratieve procedure uit om de tijdelijke projecten aan te vragen.

HOOFDSTUK III. - Beoordeling van de kandidaturen en selectie van de proefcentra.
Art.8. § 1. De aanvraagdossiers worden beoordeeld door een selectiecommissie die bestaat uit :
  1° twee leden van de Inspectie Volwassenenonderwijs;
  2° twee ambtenaren van het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;
  3° twee externe experten die representatief zijn voor de afnemers van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen;
  4° één externe expert in pedagogische aangelegenheden.
  Een lid van de onderwijsinspectie is voorzitter van de selectiecommissie.
  § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wijst de commissieleden aan.

Art.9. § 1. Bij de beoordeling van de aanvraagdossiers zal rekening worden gehouden met de volgende criteria :
  1° de inbedding van het project binnen de totale onderwijskundige organisatie en de innovatieve draagkracht van het centrum;
  2° de organisatie van het duale traject, de afstemming van het praktijkgedeelte op het theoretische gedeelte, de rol van trajectbegeleider, de volwaardige integratie van theorie en praktijk;
  3° het vrijstellingsbeleid voor cursisten die willen doorstromen naar de GPB-opleiding;
  4° de flexibiliteit van het aanbod (dag-avond-weekend);
  5° de mate van betrokkenheid van het personeel;
  6° de samenwerkingsverbanden en netwerken met diverse opleidingsverstrekkers.
  § 2. Bij gelijkwaardigheid van de aanvraagdossiers wordt bij de beoordeling tevens rekening gehouden met de regionale spreiding en de spreiding over de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten en het Gemeenschapsonderwijs.

Art.10. De Vlaamse Regering duidt, op voordracht van de selectiecommissie, de zes proefcentra aan.

HOOFDSTUK IV. - Engagementen van de proefcentra.
Art.11. § 1. De proefcentra verbinden er zich toe gedurende de looptijd van het tijdelijke project alle gegevens te verzamelen die de realisatie van de projectdoelen kunnen aantonen. Deze gegevens betreffen minimaal :
  1° het aantal ingeschreven cursisten;
  2° het aantal effectieve deelnemers;
  3° de werkplek van de cursisten;
  4° de scholingsgraad van de cursisten;
  5° het sociaal economisch profiel van de cursisten;
  6° het aantal deelnemers aan de evaluaties;
  7° het aantal geslaagde cursisten;
  8° het aantal afnemers van de opleiding met wie contact is opgenomen;
  9° het aantal uitgereikte certificaten en deelcertificaten;
  10° het aantal cursisten dat wil doorstromen naar [1 de specifieke lerarenopleidingen]1.
  § 2. De besturen van de proefcentra gaan het engagement aan om onderling samen te werken tijdens de projectfase zodat de uitwisselbaarheid van de knowhow inzake cursusmateriaal en begeleiding van het werkplekleren gegarandeerd wordt.
  § 3. De besturen van de proefcentra gaan het engagement aan om een tevredenheidsmeting uit te voeren bij de cursisten en de afnemende organisaties.
  § 4. De besturen van de proefcentra gaan het engagement aan om een vrijstellingsbeleid te voeren voor cursisten die met vrucht het certificaat van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen hebben behaald. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.40, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK V. - Opvolging, begeleiding en evaluatie.
Art.12. De pedagogische begeleidingsdiensten ondersteunen de centra die erom verzoeken bij de tijdelijke projecten.

Art.13. § 1. Bij het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt een stuurgroep opgericht die enerzijds belast is met de opvolging van de tijdelijke projecten en van de wijze van begeleiding en ondersteuning, en anderzijds met de taken, vermeld in artikel 14, § 2, en 23. De stuurgroep is samengesteld uit :
  1° afgevaardigden van het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;
  2° afgevaardigden van het Gemeenschapsonderwijs en van de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten;
  3° afgevaardigden van de pedagogische begeleidingsdiensten;
  4° afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties;
  5° externe experten;
  6° vertegenwoordigers van het afnemende veld, zowel werkgevers als werknemers.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wijst de leden van de stuurgroep aan.
  § 2. De Vlaamse Onderwijsraad wordt op regelmatige tijdstippen geïnformeerd over de voortgang van de tijdelijke projecten.

Art.14. § 1. De evaluatie van de tijdelijke projecten kan resulteren in beleidsbeslissingen over de wenselijkheid, de haalbaarheid en de budgettaire inpasbaarheid van wijzigingen in de vigerende regelgeving op het vlak van de structuur en de organisatie van het [1 studiegebied onderwijs van het hoger beroepsonderwijs]1.
  § 2. Aangezien de tijdelijke projecten verband houden met een of meer aspecten van het leerproces, wordt de evaluatie uitgevoerd door de onderwijsinspectie. Aan de hand van gerichte instrumenten wordt de evaluatie cumulatief opgebouwd. De evaluatie wordt afgerond binnen de projectperiode.
  Het Gemeenschapsonderwijs, de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten, de pedagogische begeleidingsdiensten, de representatieve vakorganisaties en de Vlaamse Onderwijsraad worden vooraf in kennis gesteld van het door de onderwijsinspectie gehanteerde instrumentarium en worden bij de evaluatie betrokken.
  Het geheel van de evaluatieresultaten en de daaruit voortvloeiende beleidsaanbevelingen maakt het voorwerp uit van een rapport, opgemaakt onder de verantwoordelijkheid van de stuurgroep, dat aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wordt bezorgd.
  § 3. De besturen en de centra zullen hun medewerking verlenen aan de evaluatie van de tijdelijke projecten waarin ze participeren. Alle actoren binnen het centrum, waaronder de cursisten, worden actief betrokken bij de evaluatie. Elk centrum stelt op het einde van het project een eindrapport op waarin het projectverloop wordt beschreven en geëvalueerd en de verzamelde gegevens worden vermeld en besproken. Het eindrapport bevat tevens een financiële verantwoording over de besteding van de middelen, vermeld in artikel 16.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.41, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.15. Het eindrapport wordt uiterlijk één maand na het einde van de projectduur bezorgd aan het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

HOOFDSTUK VI. - Toekennen van de middelen.
Art.16. Aan elk proefcentrum wordt een eenmalig bedrag toegekend van maximum 2000 euro. Dat bedrag mag uitsluitend aangewend worden voor de supplementaire publiciteits- en sensibiliseringskosten die verbonden zijn aan de organisatie van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen.
  [1 Voor het schooljaar 2008-2009 wordt aan elk proefcentrum eenzelfde bedrag toegekend.]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.42, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.17. Het bedrag vermeld in artikel 16 wordt uitsluitend uitbetaald op basis van een financiële verantwoording en na voorlegging van de bewijsstukken door het centrumbestuur van het tijdelijke project.

Art.18. De proefcentra laten toe dat de bevoegde ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming of van het Rekenhof ter plaatse controle uitoefenen op de besteding er van.

Art.19. De besturen van de proefcentra kunnen enkel aanvullende werkingsmiddelen verwerven door middel van de inschrijvingsgelden conform [1 artikel 109 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]1.
  Cursusmateriaal kan enkel aan de cursisten ten laste worden gelegd conform [1 artikel 121 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]1.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.43, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.20. § 1. Per keer dat de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen wordt georganiseerd, wordt voorzien in een extra halftijdse betrekking van leraar hoger onderwijs voor sociale promotie voor de implementatie, de begeleiding en de ondersteuning van de tijdelijke projecten.
  § 2. De Opleiding voor Opleiders van Volwassenen kan pas georganiseerd worden als het aantal cursisten voor de eerste module twaalf of meer bedraagt. Het aantal cursisten voor elk van de volgende modules bedraagt ten minste zeven.
  [1 Wanneer het aantal cursisten voor de eerste module veertien bedraagt, dan kan het proefcentrum de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen een tweede keer organiseren. In dit geval voldoet het aantal cursisten voor de eerste module en de volgende modules aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid.]1
  De extra betrekking bedoeld in § 1 wordt verhoudingsgewijs per georganiseerde module toegekend.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.44, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.21. Het bedrag vermeld in artikel 16, en de extra betrekking, vermeld in artikel 20, moeten besteed worden in overeenstemming met de doelstellingen van het project.

HOOFDSTUK VII. - Afwijkingen van decretale bepalingen.
Art.22. Volgende afwijkingen gelden voor de organisatie van de tijdelijke projecten :
  1° in afwijking van [1 artikel 34 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]1 kan een cursist ongeacht zijn behaalde studiebewijzen tot de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen toegelaten worden, op voorwaarde dat hij op het ogenblik van zijn inschrijving werkt bij één van de volgende organisaties :
  a) de competentiecentra van de VDAB;
  b) de ondernemersopleidingen van Syntra;
  c) organisaties binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk;
  d) organisaties binnen de welzijnssector;
  e) organisaties uit de sportsector;
  f) rijscholen;
  g) inter- en intrasectorale vormingsorganisaties;
  h) organisaties die werken op het gebied van ontwikkelingseducatie binnen de sector van de internationale samenwerking;
  i) private opleidingsverstrekkers;
  2° in afwijking van [1 artikel 41, § 5]1, van hetzelfde decreet, wordt de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen bekrachtigd met een certificaat.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.45, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK VIII. - Sancties.
Art.23. § 1. Als de bevoegde inspectie of als de stuurgroep, vermeld in artikel 13, § 1, bij een tijdelijk project vaststelt dat de doelstelling, vermeld in artikel 3, niet nageleefd wordt of dat de afwijking niet conform is aan de bepalingen van artikel 22, dan moet, mits beslissing van deze stuurgroep en binnen een redelijke termijn die zij vastlegt dit tijdelijke project bijgestuurd worden of aan deze afwijking een einde worden gesteld. Een redelijke termijn houdt rekening met de belangen van cursisten en personeel.
  § 2. Indien het tijdelijke project niet wordt bijgestuurd of aan de afwijking, bedoeld in § 1, geen einde wordt gesteld binnen een redelijke termijn, dan beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, over het stopzetten van de ondersteuning van het tijdelijke project en houden de afwijkingen van de decretale bepalingen, vermeld in artikel 22, op te bestaan.

Art.24. Indien wordt vastgesteld dat het bedrag, vermeld in artikel 16, of de extra betrekking, vermeld in artikel 20, niet besteed of aangewend wordt in overeenstemming met de doelstelling van het project, dan wordt het uitbetaalde bedrag of de loonkost van de ten onrechte ingerichte extra betrekking van het bestuur teruggevorderd conform [1 artikel 114 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]1.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.46, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK VIIIbis. [1 - De verlenging van de tijdelijke projecten tijdens het schooljaar 2008-2009 ]1   ----------   (1)
Art. 24bis. [1 § 1. De volgende Centra voor Volwassenenonderwijs organiseren tijdens het schooljaar 2008-2009 de tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen :
   1° het Centrum voor Volwassenenonderwijs VIVO, Scheutistenlaan 12, 8500 Kortrijk;
   2° het Centrum voor Volwassenenonderwijs Limburgse Lerarenopleiding, Stationsstraat 36, 3590 Diepenbeek;
   3° het Centrum voor Volwassenenonderwijs De Oranjerie, Boudewijnvest 3, 3290 Diest;
   4° het Centrum voor Volwassenenonderwijs - KISP, Industrieweg 228, 9030 Mariakerke, in samenwerking met het Centrum voor Volwassenenonderwijs - Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk - Gent, Edgard Tinelstraat 92, 9040 Sint-Amandsberg.
   § 2. Over de verlenging van het tijdelijke project wordt onderhandeld in het lokaal comité. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2008-07-04/45, art. 10.47, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.25. Dit besluit treedt in werking op 15 maart 2007 [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DVR 2008-07-04/45, art. 10.48, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.26. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 9 februari 2007.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
  F. VANDENBROUCKE

BIJLAGEN.
Art. N. Bijlagen I tot en met IV. - Modules
  (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 20-03-2007, p. 15266-15849).
  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen.
  Brussel, 9 februari 2007.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse Minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
  F. VANDENBROUCKE.