Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 MAART 2007. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van de bijen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-03-2007 en tekstbijwerking tot 03-04-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. - Definities.
Art. 1-5, 5bis
HOOFDSTUK II. - Sanitaire maatregelen.
Art. 6-7, 7bis, 8-17
HOOFDSTUK III. - Georganiseerde bestrijding van bijenziekten.
Art. 18-23
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 24-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1981001927  1988016089 



Uitvoeringsbesluit(en):

2007023268  2009018042  2012018019  2014024272 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. - Definities.
Artikel 1.Amerikaans vuilbroed, Europees vuilbroed, acariose [1 ...]1, de kleine bijenkastkever (Aethinia tumida ) en de Tropilaelapsmijt worden gerangschikt onder de ziekten bedoeld in Hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Kolonie : groep bijen met een koningin;
  2° Aangetaste kolonies : de kolonies waarvan de bijen of het broed na vaststelling van de klinische symptomen, al dan niet na laboratoriumonderzoek, aangetast bevonden werden door één der ziekten bedoeld in artikel 1;
  3° Verdacht aangetaste kolonies : de kolonies waarvan de bijen of het broed abnormale sterfte vertonen of tekenen welke de aanwezigheid van één van de ziekten bedoeld in artikel 1 doen vermoeden;
  4° Verdacht besmette kolonies :
  - de kolonies die deel uitmaken van een bijenstand, waarin één dezer ziekten, in welke mate ook, werd vastgesteld;
  - de kolonies die door één dezer ziekten kunnen besmet zijn wegens de nabijheid van besmette bijenstanden of ten gevolge van het contact met biologisch materiaal zoals bijen, broed, was en honing, of om het even welke voorwerpen die de verwekkers van deze ziekten kunnen overbrengen of bevatten;
  5° [1 Besmette kolonies : de kolonies waarvan in het biologisch materiaal, met name de bijen, het broed, de was of de honing, na laboratoriumonderzoek, besmetting is vastgesteld met één van de ziekteverwekkers bedoeld in artikel 1, evenwel zonder dat deze kolonies klinische symptomen vertoonden;]1
  6° Haard : de bijenstand waarvan één of meerdere kolonies door één der ziekten bedoeld in artikel 1 aangetast zijn;
  7° [1 Assistent voor de bijenteelt : de persoon aangeduid door het Agentschap om tussen te komen bij de toepassing van de maatregelen van de gezondheidspolitie voorzien in dit besluit. De "Belgische bijenteeltfederatie" en de "Koninklijke Vlaamse Imkersbond" kunnen kandidaten voordragen aan het Agentschap;]1
  8° Imker : de persoon die, ten welken titel ook, bijen houdt;
  9° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  10° Georganiseerde bestrijding : gemeenschappelijke inspanningen van een groep imkers om, onder leiding van het Agentschap, in een gebied bepaald door de Minister, bijenziekten uit te roeien;
  11° Besmettingszone : door de Minister afgebakende zone waar een verspreiding van een ziekte, vermeld in artikel 1, vastgesteld werd;
  12° Erkend laboratorium : laboratorium erkend door het Agentschap overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 april 2005 betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria, tot bepaling van de procedure en de erkenningsvoorwaarden van laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking;
  13° Erkende vereniging : erkende vereniging voor dierenziektenbestrijding zoals bedoeld in hoofdstuk II van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, met name " Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) " en de " Association Régionale de Santé et d'Identification Animale (ARSIA) ";
  14° Nationaal referentielaboratorium : [2 Sciensano, de openbare instelling bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano]2;
  15° [1 De Minister : de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;]1
  [1 16° Officiële dierenarts : dierenarts van het Agentschap;
   17° Erkende dierenarts : dierenarts in de zin van artikel 4 van de wet van 28 augustus 1991 betreffende de uitoefening van de diergeneeskunde en het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen;
   18° PCE : Provinciale Controle Eenheid van het Agentschap;
   19° Schutkring : een door de officiële dierenarts rond een haard afgebakend gebied, rekening houdend met natuurlijke grenzen en de kenmerken van de beschouwde ziekte.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>
  (2)<KB 2018-03-28/02, art. 93, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.3.[1 De assistent voor de bijenteelt volgt jaarlijks een vormingscursus, georganiseerd door de " Belgische bijenteeltfederatie " en/of door de " Koninklijke Vlaamse Imkersbond ", onder toezicht van het Agentschap. Indien deze cursus twee opeenvolgende jaren niet gevolgd wordt door de assistent voor de bijenteelt, wordt zijn aanduiding nietig verklaard.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.4.[1 Teneinde het verschijnen of het zich verspreiden van de in artikel 1 bedoelde besmettelijke bijenziekten tegen te gaan, kan de Minister het vervoer, de verkoop, het verhandelen, de verhuring, de lening, de ontlening, de vernietiging, het gratis of onder bezwarende titel afstaan en het tentoonstellen op beurzen en markten van bijen, alsmede van producten en materialen die besmet kunnen zijn, reglementeren of verbieden.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.5.Elke bevolkte bijenkorf of bijenkast geplaatst op een terrein dat niet aanpaalt aan de woning van de verantwoordelijke imker moet [1 steeds]1 identificeerbaar zijn.
  Hiertoe moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn :
  - indien de korf of kast deel uitmaakt van een bijenstand voorzien van een bijenhal in bestendige materialen, is de naam en het adres van de eigenaar aangebracht op de toegangspoort;
  - in de andere gevallen, [1 zijn deze gegevens leesbaar en in onuitwisbare letters]1 op alle korven of kasten van de bijenstand aangebracht.
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art. 5bis.<Ingevoegd bij KB 2009-01-27/34, art. 1; Inwerkingtreding : 23-02-2009> § 1. Elke kolonie die behoort tot een verplaatste bijenstand en die niet beantwoordt aan de voorwaarden op het vlak van identificatie bedoeld in artikel 5, zal als verdacht besmet worden beschouwd.
  § 2. [1 Indien een kolonie niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 5 en verdacht aangetast is of verdacht besmet is met één van de in artikel 1 genoemde ziekten, gaat het Agentschap over tot monstername en de nodige onderzoeken. Indien het klinisch onderzoek, al dan niet bevestigd door een laboratoriumonderzoek, de aanwezigheid van één van de in artikel 1 genoemde ziekten bevestigt, beveelt het Agentschap de vernietiging van de aangetaste kolonies zonder vergoeding van de imker.]1
  [1 § 3. Indien een kolonie in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 5 en verdacht aangetast is of verdacht besmet is met één van de in artikel 1 genoemde ziekten, gaat het Agentschap over tot monstername en de nodige onderzoeken. Indien het klinisch onderzoek, al dan niet gepaard gaande met een laboratoriumonderzoek, de afwezigheid van één van de in artikel 1 genoemde ziekten bevestigt, kan de imker de kolonie binnen de achtenveertig uren vanaf de vaststelling terugbrengen naar zijn oorspronkelijke bijenstand.
   § 4. Indien een kolonie die niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 5 na onderzoek niet aangetast of besmet blijkt te zijn met één van de in artikel 1 genoemde ziekten, moet de imker deze bijenkast binnen de achtenveertig uur volgens de bepalingen in artikel 5 identificeren. Wordt deze bijenkast niet volgens de bepalingen in artikel 5 geïdentificeerd, mag het Agentschap overgaan tot vernietiging.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

HOOFDSTUK II. - Sanitaire maatregelen.
Art.6. Iedere imker waarvan de bijenkolonies verdacht worden te zijn aangetast of besmet door één van de in artikel 1 genoemde ziekten, is gehouden er onmiddellijk aangifte van te doen bij de Provinciale Controle Eenheid (PCE) van de provincie waar de bijenstand zich bevindt.

Art.7.[1 Indien het Agentschap een bijenstand verdenkt besmet te zijn met één van de in artikel 1 bedoelde ziekten, kan het een officiële dierenarts of erkende dierenarts, eventueel bijgestaan door een assistent voor de bijenteelt, bevelen een onderzoek in te stellen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art. 7bis. [1 Indien de onderzoeken bedoeld in artikel 7 de aanwezigheid van één van de in artikel 1 bedoelde ziekten aantonen, kan het Agentschap een officiële dierenarts of erkende dierenarts, eventueel bijgestaan door een assistent voor de bijenteelt, bevelen een epidemiologisch onderzoek in te stellen.
   Het epidemiologisch onderzoek met betrekking tot de uitbraken van één van de in artikel 1 bedoelde ziekten heeft ten minste betrekking op :
   1° de duur van de periode waarin de ziekte in de kolonie kon aanwezig zijn vooraleer de ziekte werd vermoed of gemeld;
   2° de mogelijke herkomst van de ziekteverwekker in de kolonie en de identificatie van andere kolonies waar bijen aanwezig zijn die door dezelfde bron kunnen geïnfecteerd zijn;
   3° de verplaatsingen van bijen en producten ervan waardoor de ziekteverwekker zich binnen en vanuit de betrokken kolonie kon verspreiden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-06-18/10, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.8.[1 Wanneer zich abnormale sterfte voordoet in zijn bijenkolonies, is de imker ertoe gehouden op eigen initiatief een erkende dierenarts te contacteren die een onderzoek instelt. De erkende dierenarts kan in het kader van het onderzoek een monster opsturen naar het Nationaal referentielaboratorium, een erkende vereniging of een erkend laboratorium.
   Indien de erkende dierenarts bij zijn onderzoek één van de in artikel 1 bedoelde ziekten niet kan uitsluiten, moet hij dat onmiddellijk melden aan de officiële dierenarts.
   Wanneer het laboratoriumonderzoek één van de in artikel 1 bedoelde ziekten bevestigt, is de verantwoordelijke van het betrokken laboratorium er toe gehouden onmiddellijk de Provinciale Controle Eenheid (PCE) van het Agentschap, van de provincie waar de bijenstand zich bevindt, te verwittigen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.9.Wanneer de diagnose van één der ziekten bedoeld in artikel 1 bevestigd wordt, bakent het Agentschap, in functie van het pathogeen agens en van de bestaande epidemiologische omstandigheden, rond de haard een schutkring af met een straal van ten minste 3 km en betekent deze aan de burgemeesters van de betrokken gemeenten.
  Indien het Agentschap het nodig acht, dan schrijft het een bijkomend onderzoek voor van de bijenstanden die in de schutkring gelegen zijn om een gebeurlijke verspreiding van de besmetting op te sporen.
  [1 Als de officiële dierenarts of de erkende dierenarts, eventueel bijgestaan door de assistent voor de bijenteelt, overgaat tot een onderzoek van de bijenkolonies, dan is de imker verplicht zijn medewerking te verlenen en zijn materiaal om de kasten te openen en te onderzoeken in bruikleen te geven.
   Elke imker verschaft aan het Agentschap desgevraagd alle inlichtingen wat betreft de geografische plaats van zijn kasten en bijenkolonies, alsook de oorsprong en in voorkomend geval, de bestemming van de bijenkolonies die hij heeft verplaatst en/of verhandeld.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.10. Het is de imkers verboden kolonies, koninginnen, raten, korven, kasten of bijbehorende gereedschappen voortkomende uit de haard of uit de schutkring te verkopen, in de handel te brengen, te vervoeren, te verhuren, te lenen, te ontlenen of zich ervan te ontdoen.
  Het is bovendien verboden aan de verenigingen voor bijenteelt, die materiaal ter beschikking van hun leden houden, dit aan imkers uit de schutkring te lenen.

Art.11.[1 Indien de sanitaire toestand het noodzaakt, kan de Minister, in een besmettingszone afgebakend voor één of meerdere ziekten bedoeld bij artikel 1, maatregelen nemen die afwijken van de bepalingen van artikelen 9 en 10.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.12.[1 Onverminderd de bepalingen van de artikelen 10, 13 en 14 zijn de imkers van wie de kolonies door één van de ziekten bedoeld in artikel 1 zijn aangetast of van wie er bijenstanden in de schutkring gelegen zijn, ertoe gehouden alle maatregelen toe te passen die door het Agentschap worden voorgeschreven.
   Deze veterinairrechtelijke maatregelen worden onder toezicht van het Agentschap toegepast.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.13.§ 1. Wanneer bijenkolonies aangetast bevonden worden door vuilbroed, dan zijn de volgende maatregelen van toepassing voor deze kolonies :
  1° de bijen worden verdelgd en verbrand;
  2° de korven in stro en de raten worden verbrand;
  3° [1 de kasten, de ramen en de voorwerpen die besmet kunnen zijn, worden zorgvuldig gereinigd en ontsmet volgens de instructies van het Agentschap.
   In het geval dat de bijenkolonies aangetast bevonden worden door Amerikaans vuilbroed mogen de honing en/of de was onder geen enkele vorm teruggegeven worden aan de bijen.
   Indien bijenkolonies aangetast bevonden worden door Europees vuilbroed mag de honing onder geen enkele vorm teruggegeven worden aan de bijen. Het was mag enkel teruggegeven worden aan de bijen indien deze was op voorhand gesmolten werd op een temperatuur die meer dan 60° C bedraagt.]1
  § 2. In geval van besmetting van bijenkolonies of biologisch materiaal door vuilbroed, beslist het Agentschap hetzij de maatregelen voorzien in § 1, hetzij volgens zijn instructies, saneringsmaatregelen toe te doen passen.
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.14.[1 De door acariose aangetaste of verdacht aangetaste bijenkolonies mogen aan een diergeneeskundige behandeling worden onderworpen, volgens de instructies van het Agentschap.]1
  In geval van erge besmetting waar een doeltreffende behandeling te laat blijkt, kan het Agentschap beslissen de kolonies te vernietigen.
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.15.
  <Opgeheven bij KB 2014-06-18/10, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.16.§ 1. [1 Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel wordt er aan de imker een vergoeding toegekend van 125 euro per bijenkast die bevolkt was met kolonies, verdelgd op bevel van het Agentschap, met uitzondering van bijenkorven in stro.]1
  § 2. (In geval van inbreuk op de bepalingen van dit besluit en/of van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, verliest de imker elk recht op de vergoeding bedoeld in § 1.
  [1 Het Agentschap kan bevelen dat de verdelging en de ontsmetting in de aanwezigheid van de assistent voor de bijenteelt moet gebeuren.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.17. Het Agentschap heft de maatregelen voorzien in hoofdstuk II op, zodra het zeker is dat de ziekte verdwenen is of dat de ziektehaard uitgedoofd is.
  Het Agentschap betekent zijn beslissing aan de burgemeesters van de betrokken gemeenten.

HOOFDSTUK III. - Georganiseerde bestrijding van bijenziekten.
Art.18. In de gebieden waar hij het noodzakelijk acht en die hij aanduidt, kan de Minister een georganiseerde bestrijding inrichten van de bijenziekten die hij aanduidt.

Art.19.[1 De georganiseerde bestrijding van bijenziekten wordt ingericht onder leiding van het Agentschap, eventueel bijgestaan door erkende dierenartsen en/of de assistenten voor de bijenteelt.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

Art.20. In de gebieden waar een georganiseerde bestrijding van bijenziekten wordt ingericht, kunnen de imkers vrijwillig tot deze bestrijding toetreden volgens de modaliteiten door de Minister bepaald.

Art.21. Indien het noodzakelijk is om een zone vrij te verklaren van een bijenziekte, teneinde de uitvoer van bijenkolonies mogelijk te maken, kan het Agentschap, binnen de in artikel 17 bedoelde gebieden, het onderzoek bevelen van de kolonies die toebehoren aan imkers die niet aangesloten zijn bij de georganiseerde bijenziektenbestrijding.

Art.22. De laboratoriumonderzoeken, verricht in het kader van de georganiseerde bijenziektenbestrijding, worden uitgevoerd door het Nationaal referentielaboratorium, een erkende vereniging of een erkend laboratorium.

Art.23.[1 De staalnames, noodzakelijk in het kader van dit besluit, met uitzondering van de staalnames bedoeld in artikel 5bis en artikel 8, zijn ten laste van het Agentschap.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-06-18/10, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 14-07-2014>

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.24. De inbreuken tegen dit besluit worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.

Art.25. De inbreuken tegen dit besluit worden bestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art.26. Het koninklijk besluit van 10 september 1981 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van de bijen, wordt opgeheven.

Art.27. Het ministerieel besluit van 6 mei 1988 betreffende de georganiseerde bestrijding van de bijenziekten, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 mei 2003 wordt opgeheven.

Art. 28. Onze minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.