Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de basisvereisten waaraan de nieuw geplaatste openbare telefoons moeten voldoen teneinde het gebruik te vergemakkelijken voor mensen met een handicap.



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Definities.
Art. 1
Afdeling 2. - Specifieke normen.
Onderafdeling 1. - Algemene inrichting, voorkomen en cel van de openbare telefoons.
Art. 2-4
Onderafdeling 2. - Inrichting van de openbare telefoons die de zintuiglijke waarneming door de gebruiker vergemakkelijken.
Art. 5-9
Onderafdeling 3. - Functionele en ergonomische bepalingen inzake openbare telefoons.
Art. 10-14
Afdeling 3. - Controle.
Art. 15
Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art. 16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Afdeling 1. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " Wet " : de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
  2° " Instituut " : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
  3° " Openbare telefoon " : een openbare telefoon, als bedoeld in artikel 75 van de wet, die in werking wordt gesteld na de inwerkingtreding van dit besluit.

Afdeling 2. - Specifieke normen.
Onderafdeling 1. - Algemene inrichting, voorkomen en cel van de openbare telefoons.
Art.2. Alle openbare telefoons worden op zo'n manier ontworpen en ingericht dat :
  a) ze een gepaste zichtbaarheid bieden, met name door middel van visuele herkenningssignalen die voldoende groot en contrastrijk zijn;
  b) ze een maximale veiligheid aan de gebruiker bieden en hem een voldoende niveau van bescherming van de privacy garanderen;
  c) ze een voldoende bescherming bieden tegen slechte weersomstandigheden en gemakkelijk toegang verlenen voor personen met een beperkte mobiliteit;
  d) ze een werkzone bieden die voldoende verlicht is, namelijk ten minste 200 lx, met een achtergrondverlichting van ten minste 50 lx.

Art.3. In alle openbare telefoons wordt de onderkant van het eindtoestel geplaatst op een hoogte van ten minste 70 centimeter vanaf de grond.
  De bedieningstoetsen worden geplaatst op een hoogte van minder dan 120 centimeter vanaf de grond en blijven tenminste 30 centimeter verwijderd van de muur waarop het eindtoestel is bevestigd.

Art.4. Het numerieke toetsenbord en de toetsen die voor specifieke functies bestemd zijn voldoen aan aanbeveling E161 (3/96) van de ITU-T. Bovendien zijn de toetsen zo geschikt dat er op de tast een onderscheid kan worden gemaakt tussen de numerieke toetsen en de toetsen die met andere functies overeenstemmen.

Onderafdeling 2. - Inrichting van de openbare telefoons die de zintuiglijke waarneming door de gebruiker vergemakkelijken.
Art.5. Elke openbare telefoon is voorzien van een systeem voor de versterking van de geluidsontvangst waarmee het vermogensniveau met 20 dB kan worden verhoogd.
  Die bediening is toegankelijk via toetsen die een tastbare indicatie geven tijdens het gebruik.
  Na elk gesprek wordt het geluidsniveau automatisch op het oorspronkelijke niveau teruggezet.

Art.6. De toetsen van het toetsenbord hebben een concave vorm of overschrijden het algemene vlak van het eindtoestel met minstens 3 millimeter.
  De toetsen van het toetsenbord worden in werking gesteld na het uitoefenen van een druk tussen 90 en 170 gr en geven een activeringssignaal dat tegelijk tastbaar, hoorbaar en zichtbaar is via het weergavescherm.

Art.7. Alleen de toets van het numerieke toetsenbord dat overeenstemt met nummer " 5 " is voorzien van een verhoogd punt dat voldoet aan de norm ETSI ES 201 381, 1998.
  Het toetsenbord maakt gebruik van een lettertype met een open vorm en volgt de onderstaande kleurencode :
  a) rood voor de functie " annuleren ";
  b) geel voor de functie " klaar/corrigeren ";
  c) groen voor de functie " invoeren/uitvoeren ".
  De functietoetsen van het toetsenbord zijn gemarkeerd met duidelijke symbolen en hebben een andere vorm dan de numerieke toetsen.

Art.8. Elke openbare telefoon is voorzien van een weergavescherm dat gebruik maakt van een maximaal contrast tussen de karakters en de achtergrond.
  Het scherm heeft een lichte achtergrond en de karakters zijn leesbaar tot een hoek van minstens 120°.
  De karakters die op het scherm verschijnen zijn minstens acht millimeter hoog en hebben een lettertype met een open vorm.

Art.9. Het oorstuk van de hoorn moet breed genoeg zijn en het oor van de gebruiker voldoende bedekken.

Onderafdeling 3. - Functionele en ergonomische bepalingen inzake openbare telefoons.
Art.10. Als het betaalsysteem van de openbare telefoon inhoudt dat een kaart fysiek wordt ingevoerd, dan steekt die minstens twee centimeter uit buiten de gleuf die hiervoor dient.
  De invoergleuf voor de betaalkaart wordt duidelijk aangegeven en voldoet aan de normen ITU E136 en EN1332-2.

Art.11. Ieder bericht dat essentieel is voor de goede werking van de eindapparatuur wordt meegedeeld door weergave op het scherm en met geluid, waarbij de stemuitgang een lage frequentie gebruikt.

Art.12. De hoorn van de eindapparatuur moet zo worden ontworpen dat deze gemakkelijk van de haak kan worden genomen en worden opgehangen.
  Het ergonomisch ontwerp van de hoorn moet maken dat die gemakkelijk kan worden vastgenomen en gehanteerd. Hij moet bovendien zo zijn ontworpen dat het oorstuk en de microfoon elkaar in evenwicht houden.

Art.13. De eindapparatuur moet voldoende buffergeheugen hebben om een telefoonnummer volledig in te voeren en de oproep te activeren.

Art.14. Het verstrijken van de beschikbare beltijd moet visueel en auditief duidelijk worden aangegeven.

Afdeling 3. - Controle.
Art.15. De aanbieder van het element " openbare telefoons " van de universele dienst inzake elektronische communicatie deelt elk project voor het installeren van openbare telefoons mee, en beschrijft hierbij op gedetailleerde wijze hoe het bewuste project aan de bepalingen van dit besluit voldoet.

Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art. 16. Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Elektronische Communicatie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 27 april 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
  M. VERWILGHEN.