Details





Titel:

14 JULI 2006. - Decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslag van de psycho-medisch-sociale centra. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-09-2006 en tekstbijwerking tot 30-08-2021)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-4
TITEL II. - Opdrachten van de psycho-medisch-sociale centra.
Art. 5-6
TITEL III. - Programma's van de psycho-medisch-sociale centra.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 7
HOOFDSTUK II. - Basisprogramma dat de psycho-medisch-sociale centra gemeen hebben.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 8-9, 9/1, 10
Afdeling II. - Dienstverlening aan consultanten.
Art. 11
Afdeling III. - Antwoord op vragen en aanvragen van consultanten.
Art. 12
Afdeling IV. - Preventieacties.
Art. 13
Afdeling V. - Opsporen van problemen.
Art. 14
Afdeling VI. - Diagnose en begeleiding.
Art. 15-18
Afdeling VII. - School- en beroepsoriëntatie.
Art. 19-29
Afdeling VIII. - Steun voor ouderschap.
Art. 30
Afdeling IX. - [1 Opvoeding tot gezondheid en welzijn van jongeren op school en promotie ervan]1
Art. 31
HOOFDSTUK III. - Specifiek programma dat door de inrichtende macht wordt vastgesteld.
Art. 32-35
HOOFDSTUK IV. - Centrumproject.
Art. 36-39
TITEL IV. - Activiteitenverslag en sturing van het centrum.
Art. 40-41
TITEL V. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 42-51



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1962081305  1979072723  2002029130  2002029131 



Uitvoeringsbesluit(en):

2007200739  2007200764  2007200781  2007201240  2019014059 



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op de psycho-medisch-sociale centra die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd.

Art.2.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder :
  1° Centrum : een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd;
  2° Door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd centrum : een centrum dat wordt georganiseerd door :
  - ofwel een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten of elke andere publiekrechtelijke rechtspersoon;
  - ofwel één of meer natuurlijke personen of een privaatrechtelijke rechtspersoon, en dat door de Franse Gemeenschap wordt gesubsidieerd;
  3° Psycho-medisch-sociaal centrum voor het gespecialiseerd onderwijs : een centrum waarvan het werkgebied uitsluitend uit inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs bestaat.
  4° Inrichtende macht : ofwel de publiekrechtelijke rechtspersoon, ofwel de natuurlijke persoon(onen) of de privaatrechtelijke rechtspersoon, die voor de organisatie van het centrum instaat(staan).
  5° Vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan : een orgaan dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd op grond van artikel 5 bis van de wet van 29 mei 1959.
  6° Werkgebied : het geheel van de onderwijsinrichtingen waartoe de opdrachten van dat centrum zich richten en het geheel van de leerlingen die tot deze inrichting behoren.
  7° Consultanten : de leerlingen en alle personen die binnen het kader van de opdrachten van de centra het centrum raadplegen.
  8° Orgaan voor sociale democratie : het basisoverlegcomité voor de centra die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd, de plaatselijke paritaire commissie voor de officiële centra die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd en [1 de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, de plaatselijke overleginstantie of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging]1 voor de vrije centra die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 09-09-2021>

Art.3.De centra oefenen hun opdrachten uit ten behoeve van de leerlingen van het gewoon en gespecialiseerd kleuter-, lager en secundair onderwijs met volledig leerplan en met beperkt leerplan die tot hun werkgebied behoren.
  [1 Zij oefenen eveneens hun opdracht uit ten gunste van de leerlingen die de volledige en gedeeltelijke permanente integratie genieten zoals bepaald in de artikelen 131, 132, § 1, 133, § 1, 146, 1°, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs.]1
  [2 Op verzoek van de Commissie voor huisonderwijs of de Regeringsdiensten, voeren de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra ook hun opdrachten uit ten aanzien van minderjarigen als bedoeld in artikel 5 van het decreet van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-19/48, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 128, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.4. Het gebruik, in dit decreet, van de mannelijke namen voor de verschillende ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst onverminderd de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

TITEL II. - Opdrachten van de psycho-medisch-sociale centra.
Art.5. § 1. De opdrachten van de centra behoren tot de algemene doelstellingen van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs bepaald in artikel 6 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
  § 2. De centra oefenen de opdrachten uit die ze door de wetten en decreten worden toegekend.
  § 3. De Regering kan de centra verzoeken om samen te werken tot initiatieven die in rechtstreeks verband staan met de opdrachten bedoeld in dit decreet.
  § 4. De bevoegde Minister kan de centra ertoe machtigen samen te werken voor opzoekingen in rechtstreeks verband met de opdrachten bedoeld bij dit decreet.

Art.6. De centra oefenen de volgende opdrachten uit :
  1° de psychologische, psycho-pedagogische, medische en sociale omstandigheden bevorderen teneinde de leerling de maximale kansen te bieden om zijn persoonlijkheid harmonisch te ontwikkelen, hem voor te bereiden om zijn rol als zelfstandige en verantwoordelijke burger te spelen, en om actief deel te nemen aan het maatschappelijk, cultureel en economisch leven;
  2° De opvoeding en opleiding van de leerling in de hand werken, gedurende zijn hele schooltraject, door de aanwending van middelen te bevorderen die hem de mogelijkheid zullen verschaffen steeds meer vorderingen te maken, om iedereen gelijke kansen te bieden voor de toegang tot maatschappelijke, burger- en persoonlijke emancipatie.
  Daartoe zullen de centra, onder andere, de beschikbare middelen van de gezins-, maatschappelijke en schoolomgeving van de leerling inzetten;
  3° Met het oog op het verstrekken van oriëntatie gedurende het hele leven, steun verlenen aan de leerling bij de positieve opbouw van zijn persoonlijk levensproject, de ontwikkeling van zijn school- en beroepsleven en zijn integratie in de maatschappij en inschakeling in het arbeidscircuit.

TITEL III. - Programma's van de psycho-medisch-sociale centra.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art.7. Met het oog op een kwaliteitsuitvoering van de opdrachten, moeten de activiteiten van een centrum voldoen aan :
  1° het basisprogramma, dat de psycho-medisch-sociale centra gemeen hebben;
  2° het specifieke programma dat wordt vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de psycho-medisch sociale centra behoren, voor de centra die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd, en door de inrichtende macht, voor de gesubsidieerde centra, na goedkeuring van dat programma door de Minister tot wiens bevoegdheid de psycho-medisch-sociale centra behoren.
  3° het centrumproject, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de directeur, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, en van de inrichtende macht, voor de centra die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd.

HOOFDSTUK II. - Basisprogramma dat de psycho-medisch-sociale centra gemeen hebben.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.8. Het basisprogramma dat de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra gemeen hebben, vermeldt de volgende activiteiten :
  1° Dienstverlening aan consultanten;
  2° Antwoord op vragen en aanvragen van consultanten;
  3° Preventieacties;
  4° Opsporen van problemen;
  5° Diagnose en begeleiding;
  6° School- en beroepsoriëntatie;
  7° Steun voor ouderschap;
  8° Gezondheidsopvoeding.

Art.9. De psycho-medisch-sociale centra die leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs bedienen alsook de psycho-medisch-sociale centra voor het gespecialiseerd onderwijs houden rekening met de werkingsomstandigheden en de specifieke opdrachten die ze bij het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs worden toegewezen.

Art.9/1. [1 De psycho-medisch-sociale centra verlenen hun medewerking voor het beleid en de stelsels die worden ingesteld bij het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie, en bij het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Art.10.[1 § 1.]1 Voor de verwezenlijking van de voorziene activiteiten, blijft elk centrum verantwoordelijk voor de keuze van de nadere uitvoeringsregels en de aan te wenden concrete middelen.
  [1 § 2. Het psycho-medisch-sociaal centrum oefent die activiteiten uit in de interface tussen :
   1° de interne hulpmiddelen van de school en deze die in de familiale en persoonlijke omgeving van de leerling kunnen worden aangewend;
   2° de interne hulpmiddelen van de school en de hulpmiddelen van de buitenschoolse wereld die zowel op individueel als op collectief niveau kunnen worden aangewend.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-11-21/26, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Afdeling II. - Dienstverlening aan consultanten.
Art.11. De dienstverlening aan consultanten omvat :
  1° Ten behoeve van de leerlingen en hun ouders : de geschikte informatie over het project van het centrum, de prioritaire doelstellingen en de middelen die worden aangewend om die te bereiken;
  2° Ten behoeve van de schoolinrichtingen : de wederzijdse voorstelling van het centrumproject en van het inrichtingsproject, onder de verantwoordelijkheid van de directies van het betrokken centrum en de betrokken schoolinrichting, met het oog op de concretisering van de te voeren acties;
  3° Ten behoeve van de andere instellingen : de mededeling van het centrumproject aan de instellingen die met het centrum een partnerschap hebben aangegaan en die eveneens opvoedingsacties uitvoeren voor de leerlingen van zijn werkgebied.

Afdeling III. - Antwoord op vragen en aanvragen van consultanten.
Art.12. Het centrum onderzoekt elke vraag of aanvraag, ongeacht of deze gesteld of voorgelegd wordt door de leerling, zijn ouders of de persoon die met de ouderlijke macht bekleed is, door de schoolinrichting of door elke andere dienst die bij de opvoedingsactie betrokken is.
  Het centrum verleent de voorrang aan de vragen en aanvragen die komen nadat ouders en leerlingen door leerkrachten werden verzocht om op te treden, wat niet uitsluit dat het zelf initiatieven zou kunnen ondernemen.
  Het geeft er het meest gepaste gevolg aan en dient de (aan)vrager van antwoord.
  Het onderzoek en de behandeling van de (aan)vraag geschieden met inachtneming van het beroepsgeheim.

Afdeling IV. - Preventieacties.
Art.13. Het personeel van het centrum kent de belangrijkste kenmerken van de bevolking van zijn werkgebied, waardoor het preventieactiviteiten kan ontwikkelen op het gebied van psycho-pedagogische en sociale activiteiten alsook op het gebied van gezondheid, welzijn, beroepskeuze en opleiding.
  Het centrum neemt de nodige initiatieven van preventieve aard, ten einde omstandigheden die een bedreiging of belemmering vormen voor de leerling te voorkomen of op te heffen, of ten minste, de gevolgen daarvan te beperken.
  Het centrum, als beste partner van de school, wordt betrokken bij de acties inzake preventie en psychologische, medische, of sociale steun, gevoerd door andere actoren op schoolvlak, en ontwikkelt samenwerkingsverbanden met de verschillende optredende personen.
  Het centrum ontwikkelt inzonderheid een partnerschap met de diensten voor gezondheidspromotie op school zoals die bepaald zijn bij het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school. Dat partnerschap heeft tot doel de wederzijdse uitwisseling van informatie te optimaliseren op het vlak van acties inzake preventie, gezondheidsopvoeding en medische begeleiding van leerlingen.

Afdeling V. - Opsporen van problemen.
Art.14. Inzake opsporing van de specifieke problemen van leerlingen en met het oog op vroegtijdige remediëring, probeert het centrum, vanaf de intrede in het kleuteronderwijs en gedurende de gehele periode van het schoollopen, in medewerking met het opvoedingsteam, de ontwikkeling van ieder kind in elk van de aspecten ervan te beoordelen.
  Het centrum probeert de geschikte oplossingsmogelijkheden te vinden in overleg met de ouders en het opvoedingsteam, om het schooltraject in het vervolg optimaal te laten verlopen.

Afdeling VI. - Diagnose en begeleiding.
Art.15. Op grond van de gegevens die in aanmerking worden genomen na onderzoek van de (aan)vraag of van de relevante elementen die werden vastgesteld gedurende de activiteiten georganiseerd in het kader van de opsporingsacties en/of bij de deelneming aan de klassenraad, formuleert het team van het centrum zijn werkhypothesen en bepaalt het de onderzoeksmiddelen die aan te wenden zijn om die na te kijken.

Art.16. Na onderzoek worden de gegevens, die geanalyseerd en uitgelegd worden volgens de werkhypothesen, opgenomen in een synthese voortvloeiend uit de inbreng van elke discipline : de psychologische, sociale en paramedische disciplines. Die drie disciplinessynthese maakt de bepaling van de doelstellingen van de begeleiding mogelijk. Op grond van die doelstellingen worden de actiemiddelen bepaald en wordt de begeleiding geprogrammeerd.

Art.17. Het personeel van het centrum zorgt voor het uitleggen en meedelen van de inbreng van zijn onderzoek in bewoordingen die kunnen worden begrepen en benut door het opvoedingsteam van de schoolinrichtingen, en voor het opzoeken, met dat team, met inachtneming van de bevoegdheidsdomeinen van iedereen, van de meest gepaste middelen voor het oplossen van de problemen.

Art.18. Onverminderd de bepalingen genomen in artikel 32 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, heeft de deelneming aan de klassenraden tot doel een nauwe coördinatie tussen de activiteiten voor psycho-medische begeleiding en de activiteiten voor pedagogische remediëring tot stand te brengen.

Afdeling VII. - School- en beroepsoriëntatie.
Art.19. Overeenkomstig de artikelen 21, 22, 23, 32, 59 en 60 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, begeleidt het centrum de leerling bij de constructieve opbouw van zijn project inzake school- en beroepsleven.
  In het kader van zijn oriëntatieopdracht, geeft het centrum de voorkeur aan de geleidelijke rijpwording van de keuzen van de leerling, waarbij deze wordt geholpen om een beter inzicht te krijgen in zichzelf, zijn vaardigheden, zijn voorstellingen in verband met de beroepen, studies en opleidingen en om afstand te doen van de sociale en seksistische stereotypen.
  Het centrum stelt zijn oriëntatieopdracht vast in het kader van oriëntatie en opleiding gedurende het hele leven en werkt samen met de verschillende oriëntatieactoren op het vlak van de school maar ook op het vlak van tewerkstelling en vorming.

Art.20. In het kader van zijn informatieopdracht, stelt het centrum een volledige en gestructureerde informatie ter beschikking van de leerling, opdat deze die informatie zou kunnen genieten voor zijn levensplan en zijn professioneel project en zijn keuzen zou kunnen doen.

Art.21. Het centrum verstrekt alle personen die daarom verzoeken informatie en/of adviezen over de studies, de opleidingen, de vakken, de beroepen alsook over de arbeidsmarkt.

Art.22. Het centrum verstrekt de leerlingen van de 1ste graad van het gewoon secundair onderwijs informatie over het aanbod betreffende het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs alsook over het aanbod inzake opleidingen. Het spoort leerlingen aan tot bezinning over de opbouw van het beroeps- of opleidingsproject. Het centrum biedt ouders raadpleging aan, opdat deze, zo nodig, informatie over het schoolsysteem en de overeenstemming tussen onderwijs en beroep zouden kunnen verkrijgen.

Art.23. Het centrum verstrekt de leerlingen van de 2e graad van het gewoon secundair onderwijs informatie over het aanbod betreffende het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs alsook over het aanbod inzake opleidingen. Na dit aanbod te hebben voorgesteld, antwoordt het centrum op de aanvragen van de leerlingen die een geïndividualiseerde hulp wensen te verkrijgen voor de beroeps- of opleidingsoriëntatie.

Art.24. Het centrum verstrekt de leerlingen van de 3e graad van het gewoon secundair onderwijs informatie over het aanbod betreffende het universitair en niet-universitair hoger onderwijs alsook over het aanbod inzake opleidingen.
  Het verstrekt hun informatie over de toegang tot de arbeidsmarkt, over de mogelijkheden inzake voortgezette vorming en over de nadere regels voor de maatschappelijke integratie en de inschakeling in het arbeidsproces.
  Het centrum antwoordt op de aanvragen van de leerlingen die, na deze informatie te hebben gekregen, een geïndividualiseerde hulp wensen te verkrijgen voor de beroepsoriëntatie of de opleidingskeuze.

Art.25. Het centrum werkt mee aan de acties die worden gevoerd door de schoolinrichtingen inzake informatie over de vakken, beroepen en studies. Het neemt actief deel aan de sensibiliseringsacties met betrekking tot de individuele en sociale perceptie van vakken, beroepen en studies alsook aan de bevordering van de gelijkheid tussen meisjes en jongens. In het kader van de toegang tot de beroepen, werkt het centrum samen met de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling van het Waalse Gewest en met de overheidsdiensten voor opleiding.

Art.26. Uiterlijk op het einde van elke graad, verleent het centrum de klassenraad steun bij de uitoefening van zijn oriëntatieopdracht door de inbreng van gegevens die in zijn bezit zijn.

Art.27. De psycho-medisch-sociale centra die de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs bedienen alsook de psycho-medisch-sociale centra voor het gespecialiseerd onderwijs passen de voorschriften van de artikelen 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 van dit decreet aan de middelen en bijzondere behoeften van de leerlingen over wie ze de voogdij uitoefenen, aan, inzonderheid in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 en 4.

Art.28. Het centrum mag niet deelnemen aan een selectie- of oriëntatieactiviteit die tot doel heeft klassen of groepen samen te stellen.

Art.29. Het centrum zorgt voor neutraliteit, objectiviteit en onafhankelijkheid inzake oriëntatie.

Afdeling VIII. - Steun voor ouderschap.
Art.30. Door collectieve of individuele acties verleent het centrum steun aan ouders door de middelen en bevoegdheden van het gezin te erkennen en te herwaarderen.
  Daartoe :
  - draagt het centrum, in zijn bemiddelingsrol, ertoe bij de dialoog tussen gezin en school aan te moedigen en te verstevigen;
  - geeft het centrum de voorkeur aan de activiteiten die steun verlenen aan de ouders bij de begeleiding van het schooltraject van hun kind;
  - werkt het centrum in het kader van partnerschap en netwerken.

Afdeling IX. - [1 Opvoeding tot gezondheid en welzijn van jongeren op school en promotie ervan]1   ----------   (1)
Art.31.[1 § 1. Samen met de directie van de schoolinrichting en met het onderwijsteam, alsook, in voorkomend geval, met de dienst voor gezondheidspromotie op school, stelt het centrum een project en acties voor de promotie van gezondheid en welzijn van jongeren op school in of zorgt het voor de toepassing ervan.
   § 2. De in paragraaf 1 bedoelde projecten en acties hebben tot doel een schoolsfeer te creëren die gunstig is voor het welzijn van leerlingen, de samenleving en de sereniteit die bevorderlij is voor de leerprocessen, inzonderheid door :
   1° leerlingen inlichtingen te verschaffen betreffende hun keuze en hun keuzepotentieel te ontwikkelen;
   2° het collectieve handelingspotentieel te verhogen, opdat de schoolgemeenschap zelf de veranderingen in het werk zou stellen die bevorderlijk zijn voor haar leefomgeving.
   § 3. Voorrang wordt verleend aan de projecten die de nadruk leggen op een globale en duurzame aanpak van gezondheid en welzijn van jongeren, waarbij de lichamelijke, psychologische en sociale aspecten in aanmerking worden genomen.
   § 4. De activiteiten hebben betrekking op zowel individuele begeleiding als op collectieve acties. Ze beogen gelijktijdig het zoeken naar oplossingen voor vastgestelde problemen en preventie.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-11-21/26, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

HOOFDSTUK III. - Specifiek programma dat door de inrichtende macht wordt vastgesteld.
Art.32. Het door de inrichtende macht vastgestelde programma, hierna specifiek programma genoemd, past in het kader bepaald in het gemeenschappelijke programma voor de psycho-medisch-sociale centra.

Art.33. Het specifieke programma bepaalt :
  1° de identiteit van de inrichtende macht;
  2° de lijst van de centra die eronder ressorteren;
  3° de bepaling van de prioriteiten en waarden die aan de basis liggen van de activiteiten van de centra die eronder ressorteren.

Art.34. § 1. Na raadpleging van de organen voor sociale democratie, worden het door de inrichtende macht vastgestelde specifieke programma en elke wijziging ervan ondertekend en gedateerd door de afgevaardigde van de inrichtende macht.
  Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid de psycho-medisch-sociale centra behoren, na advies van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, vóór 1 mei voorafgaand aan het jaar waarin het programma of de wijziging ervan in werking treedt.
  § 2. Het specifieke programma of elk ontwerp van wijziging ervan wordt geacht als goedgekeurd indien de Minister tot wiens bevoegdheid de psycho-medisch-sociale centra behoren zijn bezwaren niet binnen de zestig dagen na de indiening ervan aan de betrokken inrichtende macht meedeelt.
  § 3. Het specifieke programma of elke wijziging ervan treedt in werking voor een onbepaalde duur vanaf één september volgend op de goedkeuring ervan dor de Minister tot wiens bevoegdheid de psycho-medisch-sociale centra behoren.
  § 4. De Regering stelt de nadere regels vast volgens welke de hierboven vermelde goedkeuring wordt toegekend.

Art.35. In het kader bepaald in de hierboven vermelde artikelen 33 en 34, stelt de Regering het programma vast dat eigen is aan de door de Franse Gemeenschap georganiseerde psycho-medisch-sociale centra.

HOOFDSTUK IV. - Centrumproject.
Art.36.Het centrumproject is een instrument voor de sturing van de activiteiten die door de teams worden ontwikkeld.
  Dat project :
  a) bepaalt de waarden die fundamenteel aan de basis liggen van de acties van het centrum waarbij wordt verwezen naar de waarden die bepaald zijn in het specifieke programma zoals bepaald in artikel 33;
  b) bepaalt het geheel van de concrete acties die het centrum zal voeren met het oog op de verwezenlijking van het basisprogramma dat de psycho-medisch-sociale centra gemeen hebben en van het specifieke programma [1 en bepaalt eveneens de concrete acties verricht door de aanvullende personeelsformatie]1;
  c) wordt opgesteld rekening houdend met de sociale, economische, culturele en gezondheidskenmerken, alsook met de behoeften en middelen van de schoolbevolking van zijn werkgebied. Het wordt bovendien in overeenstemming gebracht met het inrichtingsproject en met de middelen die eigen zijn aan elke schoolinrichting van zijn werkgebied;
  d) wordt meegedeeld aan de schooloverheden en aan de leden van de participatieraden.
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-19/48, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.37.Elk centrum stelt, [1 voor een periode van vijf jaar]1, een centrumproject op dat de voorziene activiteiten bepaalt.
  [1 Bij wijze van overgangsmaatregel zal het opstellen van het centrumproject betrekking hebben op de periode gaande van 2013 tot 2016, van 2016 tot 2020, en daarna om de vijf jaar.]1
  Het centrumproject bepaalt :
  1° [1 de jaarlijkse dienstperiode]1 waarop het betrekking heeft;
  2° de benaming en het adres van het centrum alsook, in voorkomend geval, van zijn verschillende vestigingsplaatsen;
  3° de bediende schoolinrichtingen en de activiteitsdomeinen;
  4° de prioritaire doelstellingen van het centrum alsook de activiteiten en middelen die worden aangewend om die te bereiken.
  Het centrumproject wordt bepaald, onder de verantwoordelijkheid van de directeur, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, en van de inrichtende macht, voor de gesubsidieerde centra, in overleg met het geheel van het personeel. Het wordt ondertekend en gedateerd door de directeur van het centrum, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, en door de afgevaardigde van de inrichtende macht, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra.
  [1 Desgevallend, kan het centrumproject jaarlijks worden geamendeerd.]1
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/28, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.38. § 1. Voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, wordt het centrumproject aan de Minister ter goedkeuring voorgelegd.
  De Regering bepaalt de nadere regels volgens welke die goedkeuring wordt verleend.
  § 2. Voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra, wordt het centrumproject door de inrichtende macht voor 1 september van het eerste jaar van de betrokken dienstperiode goedgekeurd.

Art.39. De inspectiedienst mag het centrumproject raadplegen.

TITEL IV. - Activiteitenverslag en sturing van het centrum.
Art.40. Het activiteitenverslag heeft twee doeleinden :
  - Voor de directeur van het centrum : de overeenstemming nakijken tussen de beoogde doelstellingen en de middelen die in het centrumproject worden aangewend, en, in voorkomend geval, de nodige aanpassingen treffen;
  - voor de diensten van de Regering : instaan voor de sturing van de psycho-medisch-sociale centra en daarbij de overeenstemming nakijken tussen de activiteiten die in de centra worden ontwikkeld en de opdrachten die aan deze worden toegewezen.

Art.41.§ 1. Over de uitvoering van het project van een psycho-medisch-sociaal centrum wordt [2 p het einde van elke periode zoals bedoeld bij artikel 37, leden 1 en 2]2 een activiteitenverslag opgemaakt onder de verantwoordelijkheid van de directie van het centrum, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, en van de inrichtende macht, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra.
  § 2. Dat verslag bepaalt inzonderheid de nadere regels voor de uitvoering van het geheel van de activiteiten die in het centrumproject worden vermeld. Het geeft een objectief beeld van de waarnemingen en van de eventuele aanpassingen van het centrumproject, onder meer, door middel van kwantificeerbare gegevens.
  § 3. Het activiteitenverslag, dat wordt gedateerd en ondertekend door de directeur van het centrum, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde centra, en door de inrichtende macht, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra, wordt [1 aan de Algemene inspectiedienst]1 vóór 1 oktober volgend op het eerste jaar van de betrokken dienstperiode overgezonden.
  § 4. De Regering bepaalt de vorm en de nadere regels voor de overzending van dat activiteitenverslag.
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/31, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2014-04-11/28, art. 42, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

TITEL V. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.42.
  <Opgeheven bij DFG 2009-02-19/48, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.43. De artikelen 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van psycho-medisch-sociale centra worden opgeheven, met uitzondering van artikel 3, § 1, 3 en § 2, eerste lid.

Art.44. In hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  - In artikel 6 § 2 eerste lid worden de woorden "in de artikelen 3 en 4" vervangen door "in artikel 8 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra."
  - In artikel 6 § 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 3, § 1 en artikel 4" vervangen door "artikel 8 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra";
  - In artikel 14, worden de woorden "in de artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "in artikel 3 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra";
  - In artikel 16, worden de woorden "bedoeld in artikel 3" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 3 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra";
  - In artikel 16, worden de woorden "in de artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "in de artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "in artikel 6 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra";
  - In artikel 17, worden de woorden "in de artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "in artikel 3 van het decreet betreffende de opdrachten, programma's en activiteitenverslagen van de psycho-medisch-sociale centra";

Art.45. Artikel 34 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, van de psycho-medisch-sociale centra voor het gespecialiseerd onderwijs van de Franse Gemeenschap, en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het gespecialiseerd onderwijs, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Voor de berekening van de duur van de verrichte stage, worden enkel in aanmerking genomen, de diensten die werkelijk werden gepresteerd gedurende de duur van de stage, met inbegrip van het jaarlijks vakantieverlof, de verloven bepaald in de artikelen 4, 5 en 6 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust, respectievelijk bedoeld in de hoofdstukken III en XV van hetzelfde koninklijk besluit van 19 mei 1981."

Art.46. Het ministerieel besluit van 20 november 1981 tot vaststelling van het jaarprogramma van de psycho-medisch-sociale centra alsook van de vorm van het activiteitenprogramma van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt opgeheven.

Art.47. Het ministerieel besluit van 7 mei 1982 tot bepaling van de vereisten waaraan de agenda moet beantwoorden alsook van de wijze waarop de uitvoering van het jaarprogramma van de psycho-medisch-sociale centra moet geregistreerd worden, wordt opgeheven.

Art.48. Het besluit van de Regering van 19 mei 1982 tot vaststelling van het gemeenschappelijk basisprogramma van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt opgeheven.

Art.49. In artikel 3 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende leden ingevoegd tussen de derde en vierde leden :
  "In afwijking van het vorige lid en volgens dezelfde nadere regels als deze die bedoeld zijn in het eerste lid, wijzigt de inrichtende macht, in de periode van drie dienstjaren zoals bedoeld in het vorige lid, de opvolging van de ambten bepaald overeenkomstig de vorige leden :
  1° bij de definitieve ambtsneerlegging van een psycho-pedagogisch werker die de toepassing van de overgangsmaatregelen bedoeld in de artikelen 121 tot 123 heeft genoten;
  2° wanneer de inrichtende macht de vrijstelling geniet bedoeld in artikel 3, § 2, vierde of vijfde lid of in artikel 4, § 2, vierde of vijfde lid van de voormelde wet van 1 april 1960.
  In de hypothesen bedoeld in het vorige lid, wordt de wijziging verricht, naar gelang van het geval, binnen de bijkomende groep van drie leden van het personeel waaronder de betrokken psycho-pedagogische werker ressorteerde of van de bijkomende groep van drie leden van het personeel waarvoor de vrijstelling is verleend."

Art.50. In artikel 7 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende leden ingevoegd tussen de vierde en vijfde leden :
  "In afwijking van het vorige lid en volgens dezelfde nadere regels als deze die bedoeld zijn in het eerste lid, wijzigt de inrichtende macht, in de periode van drie dienstjaren zoals bedoeld in het vorige lid, de opvolging van de ambten bepaald overeenkomstig de vorige leden :
  1° bij de definitieve ambtsneerlegging van een psycho-pedagogisch werker die de toepassing van de overgangsmaatregelen bedoeld in de artikelen 121 tot 123 heeft genoten;
  2° wanneer de inrichtende macht de vrijstelling geniet bedoeld in artikel 3, § 2, vierde of vijfde lid of in artikel 4, § 2, vierde of vijfde lid van de voormelde wet van 1 april 1960.
  In de hypothesen bedoeld in het vorige lid, wordt de wijziging verricht, naar gelang van het geval, binnen de bijkomende groep van drie leden van het personeel waaronder de betrokken psycho-pedagogische werker ressorteerde of van de bijkomende groep van drie leden van het personeel waarvoor de vrijstelling is verleend."

Art. 51. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2006, met uitzondering van de artikelen 50 en 51, die op 1 december 2005 in werking treden.