3 MAART 2006. - Ministerieel besluit betreffende de zoogkoeienpremie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-04-2006 en tekstbijwerking tot 15-03-2013)
Art. 1-16
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° besluit van de Vlaamse Regering : het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot instelling van bepaalde rundvleespremies;
2° [1 Verordening (EG) nr. 1121/2009 : de Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunverleningen;]1
3° [1 beslag : het geheel van runderen, vermeld in artikel 1, 12°, van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen;]1
4° [1 ...]1
5° [1 bevoegde instantie : het Agentschap voor Landbouw en Visserij;]1
6° [1 Sanitel : het gecomputeriseerde gegevensbestand, vermeld in artikel 1, 27°, van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.]1
----------
(1)<MB 2013-02-11/41, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.2.§ 1. Met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering wordt de premie alleen toegekend voor zoogkoeien en vaarzen die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° in Sanitel zijn geregistreerd als een vleesrastype of een gemengd rastype en als zodanig niet behoren tot een van de runderrassen, [1 vermeld in bijlage IV van verordening (EG) nr. 1121/2009]1 of niet verkregen zijn door kruising onderling van die runderrassen;
2° behoren tot een zoogkoeienbeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie;
3° [1 ...]1
4° een zoogkoe moet minstens één keer hebben gekalfd vóór de indiening van de premieaanvraag en als de moeder van dat kalf gemeld zijn aan Sanitel;
5° als zij door de premieaanvrager werden aangekocht moeten zij, behoudens uitzonderlijke gevallen, minstens één keer op zijn rundveebedrijf kalven en als moeder van dat kalf worden gemeld aan Sanitel.
[1 ...]1
§ 2. De premie wordt alleen toegekend als de zoogkoeien, vaarzen en kalveren vermeld in § 1 en de melkkoeien vermeld in artikel 9, § 1, geïdentificeerd en geregistreerd zijn in overeenstemming met de bepalingen van het [1 koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.]1
§ 3. De runderen die tijdens de aanhoudingsperiode worden gebruikt als vervanger [1 van de oorspronkelijke zoogkoeien of vaarzen]1 , moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden als de [1 oorspronkelijke runderen]1 .
§ 4. Een beslag wordt, behoudens uitzonderlijke gevallen, enkel beschouwd als een zoogkoeienbeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie als [1 tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar waarin de premieaanvraag]1 wordt ingediend :
1° [1 een aantal kalveren van het vleesrastype of het gemengde rastype wordt geboren en gemeld aan Sanitel, dat ten minste 70 % bedraagt van het aantal weerhouden zoogkoeien, na het overeenkomstig artikel 9, § 5 in rekening brengen van het aantal kalveren dat nodig is voor de melkproductie Voor landbouwers met minder dan veertien en meer dan zeven runderen bedraagt het verplichte percentage evenwel 60 %, voor landbouwers met ten hoogste zeven runderen 50 %;]1
2° ten minste 50 % [1 van het aantal kalveren, vermeld in punt 1°]1 gedurende een minimumperiode van minstens drie maanden die volgen op de geboorte in het beslag wordt aangehouden.
----------
(1)<MB 2013-02-11/41, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.3. Met toepassing van artikel 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt de zoogkoeienpremie toegekend aan de landbouwers, ongeacht of zij melk of zuivelproducten leveren en zij over een totale individuele referentiehoeveelheid beschikken van meer dan 120 000 kilogram.
Art.4. Het minimumpercentage vermeld in artikel 4, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt vastgesteld op 90 %. Enkel de premierechten waarvoor de premie wordt uitbetaald, worden als gebruikte premierechten aangezien, behoudens in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen.
Art.5.§ 1. De beschikbare premierechten in de reserve worden toegekend aan de jonge [3 startende landbouwers]3 die daartoe een aanvraag indienen en die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° (op 1 januari van de campagne in kwestie jonger zijn dan 40 jaar.) [3 Hij moet zich in de periode van 2 januari van het tweede jaar voorafgaand aan de aanvraag tot en met 1 januari van het jaar van de aanvraag voor de eerste keer gevestigd hebben als landbouwer, en moet op het ogenblik van de aanvraag nog altijd actief landbouwer zijn. Voor groeperingen van natuurlijke personen en voor rechtspersonen moet minstens een van de leden, bestuurders, zaakvoerders of beherende vennoten aan die voorwaarden voldoen;]3 <MB 2008-04-28/36, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
2° [3 een bruto bedrijfsresultaat van minstens 50.000 euro voor zijn bedrijf hebben; ]3
3° (in de campagne voorafgaand aan de campagne in kwestie over minstens één premierecht hebben beschikt en er tevens een aanvraag voor de zoogkoeienpremie voor hebben ingediend, of in de campagne voorafgaand aan de campagne in kwestie een bedrijf met premierechten hebben overgenomen, waarbij de overlater in diezelfde campagne nog de aanvraag voor de zoogkoeienpremie heeft ingediend;) <MB 2008-04-28/36, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
4° beschikken over minstens één premierecht voor de campagne in kwestie;
5° een aantal zoogkoeien en vaarzen houden dat minstens de som bedraagt van het aantal premierechten waarover zij beschikken aan het begin van de campagne en het aantal waarvoor zij premierechten uit de reserve aanvragen, en voor deze runderen alle voorwaarden respecteren;
6° geen premierechten hebben overgedragen tijdens de campagne in kwestie noch tijdens de twee daaraan voorafgaande campagnes.
[3 ...]3
§ 2. [3 De gevraagde premierechten worden aan de landbouwers toegekend voor zover ze ter beschikking zijn in de reserve. Er kunnen per landbouwer hoogstens zes premierechten worden gevraagd.
De premierechten worden zo toegekend dat de landbouwers die gestart zijn in het laatste jaar van de periode, vermeld in paragraaf 1, 1° twee premierechten meer ontvangen dan de landbouwers die gestart zijn in het eerste jaar.]3
§ 3. De aanvragen voor bijkomende premierechten moeten per aangetekende brief worden ingediend bij de buitendienst van de bevoegde instantie of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven in de maand februari van het betreffende jaar. De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningdatum.
Het vereiste officiële aanvraagformulier wordt ambtshalve bezorgd aan de landbouwers die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in § 1. Voor wie het niet ontving, is het eveneens beschikbaar bij de genoemde buitendienst.
§ 4. [3 ...]3
§ 5. [3 ...]3
(§ 6. [3 ...]3 ) <MB 2008-04-28/36, art. 1, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
[1 § 7. [3 ...]3 ]1
[2 § 8. [3 ...]3 ]2
----------
(1)<MB 2009-06-25/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<MB 2010-04-06/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<MB 2013-02-11/41, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.6. Met toepassing van artikel 5, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt het percentage van de over te dragen premierechten, dat afgenomen wordt voor de reserve, vastgesteld op 1 %.
Art.7.§ 1. Met behoud van de toepassing van [1 artikel 67 en artikel 68 van verordening (EG) nr. 1121/2009]1 kan de landbouwer de aan hem toegewezen premierechten geheel of gedeeltelijk aan andere landbouwers overdragen. De overdracht moet ten minste een premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van zijn premierechten moet de overlater minstens één premierecht behouden.
[1 Bij een volledige overdracht van de rundveeproductie-eenheden kunnen de premierechten voor zoogkoeien mee overgenomen worden. Daarop wordt de afhouding op het aantal overgenomen premierechten, vermeld in artikel 6, niet toegepast.]1
§ 2. [1 De aanmelding of aanvraag voor overdracht van premierechten wordt]1 tijdens de maand februari van het betreffende jaar per aangetekende brief ingediend bij de buitendienst van de bevoegde instantie of er tegen ontvangstbewijs afgegeven door middel van een officieel formulier dat op de buitendienst beschikbaar is. De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningsdatum.
Dit formulier moet gezamenlijk door de overlater en de overnemer worden ondertekend.
[1 Bij een bedrijfsovername, kunnen de premierechten het hele jaar worden overgedragen met het formulier "Overdracht van alle premierechten voor zoogkoeien met een bedrijfsovername" of "Melding van een volledige bedrijfsoverdracht".]1
§ 3. De landbouwer kan de premierechten, die hij niet voornemens is zelf te gebruiken, niet tijdelijk overdragen aan andere landbouwers.
----------
(1)<MB 2013-02-11/41, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.8.§ 1. [3 Om de premie te kunnen verkrijgen dient de landbouwer een premieaanvraag in via het e-loket Landbouw en Visserij in de periode van 15 juni tot en met 30 september van het betreffende jaar.]3
[3 ...]3
§ 2. [2 [3 Overeenkomstig artikel 82 van verordening (EG) nr. 1121/2009 wordt een voorschot op de premie uitbetaald aan de landbouwers.]3
[3 ...]3 ]2
§ 3. [3 ...]3
§ 4. [3 ...]3
§ 5. [3 Als de aangegeven runderen zich tijdens de aanhoudingsperiode ook op gronden zullen bevinden die niet zijn aangegeven in het kader van het ministerieel besluit van 13 augustus 2009 betreffende de vaststelling van de modaliteiten tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden van dezelfde campagne, meldt hij dat voorafgaandelijk aan de bevoegde instantie.]3
[1 § 6. [3 ...]3 ]1
----------
(1)<MB 2009-06-25/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<MB 2010-11-18/19, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<MB 2013-02-11/41, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.9.§ 1. Het aantal melkkoeien dat nodig is voor de productie van de referentiehoeveelheden melk, toegewezen aan de landbouwer op 31 maart van het jaar waarvoor de premie wordt gevraagd, wordt vastgesteld aan de hand van de gemiddelde theoretische melkopbrengst per koe zoals bepaald in [1 verordening (EG) nr. 1121/2009]1 of aan de hand van de gemiddelde werkelijke melkopbrengsten van het rundveebedrijf voor het jaar dat voorafgaat aan de premieaanvraag.
[1 De landbouwer die wil dat voor de bepaling van de aan te houden melkkoeien rekening wordt gehouden met het gemiddelde werkelijke melkrendement, vermeld in het eerste lid, dat vastgesteld is bij de officiële melkcontrole van zijn melkveestapel, meldt dat werkelijke melkrendement in zijn premieaanvraag en voegt er het jaaroverzicht van de melkproductieregistratie (MPR) bij.]1
§ 2. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van tijdelijke overdracht overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten, wordt opgeteld bij de individuele referentiehoeveelheid, vermeld in § 1, van de landbouwer-overnemer en omgekeerd afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de landbouwer-overlater.
§ 3. De in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid is echter die welke geldt op 1 april van het lopende burgerlijk jaar als de landbouwer overlater of overnemer is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar, maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, met toepassing van artikel 1, 14°, 1, 15°, 5, 9, 10 en 14 of met toepassing van artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten.
[1 § 4. Een aantal melkkoeien die nodig zijn voor de productie van de referentiehoeveelheden melk moeten gedurende zes maanden vanaf de dag na de indiening van de premieaanvraag worden aangehouden. Als de landbouwer echter met de melkproductie is gestopt vóór de indiening van zijn aanvraag, heeft hij geen melkkoeien meer nodig.]1
[1 § 5. Als de melk-producerende landbouwer koeien van het gemengde rastype op zijn bedrijf heeft, moet voor 70 % van het aantal melkkoeien, vermeld in paragraaf 1, een kalf geboren zijn tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de premieaanvraag en 30 september van het jaar waarin hij zijn aanvraag heeft ingediend. Als onvoldoende kalveren van het melktype geboren zijn om aan die vereiste te voldoen, worden daarvoor ook kalveren van het gemengde rastype in aanmerking genomen. De kalveren van het gemengde rastype die daarvoor in aanmerking worden genomen, komen dan niet langer in aanmerking voor de berekening van het aantal kalvingen, vermeld in artikel 2, § 4.]1
----------
(1)<MB 2013-02-11/41, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.10. Als runderen van verschillende landbouwers behoren tot een gemeenschappelijk veebeslag, wordt de zoogkoeienpremie alleen toegekend als voor elk rund van de landbouwer die de premie aanvraagt en voorafgaand aan het indienen van een premieaanvraag, in Sanitel de relatie tussen rund en rundveeproductie-eenheid is geregistreerd en als die relatie op permanente en conforme wijze wordt geactualiseerd.
Art.11. De bevoegde instantie controleert of de landbouwers de voorschriften van de zoogkoeienpremie naleven.
Art.12. § 1. De bevoegde instantie is belast met de uitbetaling van de premies alsmede met de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen.
§ 2. De ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd, vermeerderd met een intrest berekend tegen de wettelijke rentevoet.
Als ten onrechte betaalde bedragen na de ingebrekestelling door de bevoegde instantie, niet tijdig worden terugbetaald, kan de bevoegde instantie overgaan tot verrekening met nog uit te betalen steunbedragen van het lopende kalenderjaar of van de volgende kalenderjaren, ongeacht de steunregeling waarvoor ze verschuldigd zijn.
Art.13. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het bezwaar tegen beslissingen genomen overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering en de uitvoeringsbesluiten ervan per aangetekende brief ingediend bij de bevoegde instantie binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing. Het indienen van een bezwaar houdt geen opschorting in van een eventuele vraag tot terugstorting van onterecht uitbetaalde bedragen.
Art.14. Het ministerieel besluit van 3 december 2001 betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 november 2003 wordt opgeheven.
Art.15. Het ministerieel besluit van 3 december 2001 betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien blijft van toepassing voor de premieaanvragen die uiterlijk op 31 december 2004 waren ingediend.
Art. 16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Brussel, 3 maart 2006.
Y. LETERME.