20 JANUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende het omstandigheidsverlof voor personeelsleden in het onderwijs.
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de inleidende zin worden de woorden " Uitzonderlijk verlof waarvan de duur niet meer dan acht dagen 's jaars mag bedragen, " vervangen door de woorden " Een uitzonderlijk verlof ";
2° b) wordt vervangen als volgt : "bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : tien dagen, waarvan minimum vijf dagen aaneensluitend, te nemen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de bevalling. Mits akkoord van de inrichtende macht mogen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen worden."
Art.2. In artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de inleidende zin worden de woorden " waarvan de duur niet meer dan acht dagen per burgerlijk jaar mag bedragen " geschrapt;
2° b) wordt vervangen als volgt : "voor de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : tien dagen, waarvan minimum vijf dagen aaneensluitend, te nemen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de bevalling. Mits akkoord van de inrichtende macht kunnen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen worden."
Art.3. In artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 14 januari 1979 betreffende het omstandigheidsverlof toegekend aan sommige tijdelijk aangestelde personeelsleden van rijksonderwijsinrichtingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de tweede zin worden de woorden " waarvan de duur niet meer dan acht dagen per burgerlijk jaar mag bedragen " geschrapt;
2° b) wordt vervangen als volgt : "voor de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : tien dagen, waarvan minimum vijf dagen aaneensluitend, te nemen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de bevalling. Mits akkoord van de inrichtende macht mogen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen worden."
Art.4. In artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de verlofregeling van het vastbenoemd technisch personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de inleidende zin worden de woorden " waarvan de duur niet meer dan acht dagen per burgerlijk jaar mag bedragen " geschrapt;
2° De woorden "voor de bevalling van de echtgenote : vier dagen" worden vervangen als volgt : "voor de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : tien dagen, waarvan minimum vijf dagen aaneensluitend, te nemen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de bevalling. Mits akkoord van de inrichtende macht mogen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen worden. "
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.