Details





Titel:

21 NOVEMBER 2006. - Ordonnantie houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle (Erratum, zie Belgisch Staatsblad van 21 december 2006, p. 73571)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-12-2006 en tekstbijwerking tot 28-12-2018)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemeenheden.
Art. 1-3
TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Begrotingsbeginselen.
Art. 4
HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de uitgaven.
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Voorlegging en stemming van de begroting.
Art. 8-21, 21/1, 22
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen.
Art. 23-29
TITEL III. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 30-44
HOOFDSTUK II. - De ontvangstverrichtingen.
Art. 45-50
HOOFDSTUK III. - Uitgavenverrichtingen.
Art. 51-57
HOOFDSTUK IV. - De algemene rekening.
Art. 58, 5/1, 59-61
TITEL IV. - De thesaurie.
Art. 62-69
TITEL V. - Het controlesysteem.
HOOFDSTUK I. - De interne controle.
Art. 70-75
HOOFDSTUK II. - De beheerscontrole.
Art. 76-77
HOOFDSTUK III. - De interne audit.
Art. 78
HOOFDSTUK IV. - De administratieve en budgettaire controle.
Art. 79-81
TITEL VI. - Bepalingen van toepassing op het Rekenhof.
Art. 82
TITEL VII. - De controle op de toekenning en de aanwending van subsidies.
Art. 83-86
TITEL VIII. - Bepalingen betreffende giften, legaten en prijzen.
Art. 87
TITEL IX. - De verjaring.
Art. 88-89
TITEL X. - De vervreemding.
HOOFDSTUK I. - Roerende goederen.
Art. 90
HOOFDSTUK II. - Onroerende goederen.
Art. 91-96
TITEL XI/1. [1 Bijzondere bepalingen van toepassing op de Autonome bestuursinstellingen]1
Art. 96/1, 96/2, 96/3, 96/4, 96/5, 96/6, 96/7, 96/8
TITEL XI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 97, 97/1, 98-99



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991071751  1995031203 





Artikels:

TITEL I. - Algemeenheden.
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art.2.[1 Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder :
   1° diensten van het Verenigd College : de administratie waarover het Verenigd College eigenlijk beschikt, in de zin van de artikelen 87 en volgende van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 79 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen ;
   2° autonome bestuursinstelling : elke rechtspersoon, andere dan de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie van Brussel-Hoofdstad, geklasseerd in de lijst van institutionele eenheden van de publieke sector van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), bedoeld in punt 18° van dit artikel onder de subsector van de administraties van de deelstaten (S.1312) volgens het Europees systeem van de rekeningen, die van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad afhangen ;
   3° bicommunautaire entiteit : de diensten van het Verenigd College en de autonome bestuursinstellingen ;
   4° boekhoudkundige entiteit : de diensten van het Verenigd College of elke autonome bestuursinstelling ;
   5° administratieve eenheid : onderdeel van het organigram van de diensten van het Verenigd College of de autonome bestuursinstellingen ;
   6° opdracht : het geheel van programma's die bijdragen tot een welbepaald openbaar beleid ;
   7° programma : het geheel van begrotingskredieten aangewend voor de uitvoering van een activiteit of een coherent geheel van activiteiten ;
   8° activiteit : de concrete actie gevoerd om de vastgestelde doelstellingen te bereiken ;
   9° recurrente verbintenissen : de verbintenissen zoals salarissen, pensioenen, abonnementen of huurgelden, waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken en waarvan de aanrekening op het jaar waarin ze ontstaan, een last zou betekenen die daarmee geen economische band heeft ;
   10° subsidie : elke vorm van financiële ondersteuning die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt verstrekt voor een door derden georganiseerde activiteit die het algemeen belang dient, ongeacht de benaming die aan die ondersteuning wordt gegeven, en ongeacht de benaming of de aard van de handeling waarmee die ondersteuning wordt toegekend ;
   11° gift : elke vorm van overdracht van middelen door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of te haren gunste, los van enige specifieke waardering van prestaties, en los van enige door de begunstigde te organiseren activiteit van algemeen nut ;
   12° prijs : elke vorm van financiële steun eenzijdig door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ten gunste van derden als waardering voor hun activiteiten. De prijs kan bestaan uit het toekennen van gelden of uit het verlenen van een voordeel in natura waarvan de financiële last gedragen wordt door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ;
   13° economische classificatie : de economische classificatie opgesteld in toepassing van artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 1 oktober 1991 tussen de federale overheid, de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Gewesten tot oprichting van een algemene gegevensbank ;
   14° hoofdgroep qua aard : het onderdeel van de economische classificatie dat overeenstemt met het eerste cijfer van de economische code ;
   15° functionele classificatie : de functionele classificatie opgesteld in toepassing van artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 1 oktober 1991 tussen de federale overheid, de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Gewesten tot oprichting van een algemene gegevensbank ;
   16° administratief krediet : het bedrag ingeschreven op de basisallocaties ;
   17° Europees rekeningenstelsel : bijlage A bij de Europese verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie of, in geval van een nieuwe Europese verordening die de voormelde verordening nr. 549/2013 vervangt, de methodologische bijlage bij die nieuwe Europese verordening over het Europees rekeningensysteem ;
   18° lijst van de eenheden van de overheidssector (INR) : de lijst van de eenheden van de overheidssector opgesteld door de Nationale Bank van België met het oog op de productie van statistieken betreffende de procedure bij buitensporige tekorten krachtens de artikelen 108, eerste lid, j), en 109, § 3, vierde lid, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen zoals gewijzigd door de wet van 28 februari 2014 tot wijziging, wat het Instituut voor de Nationale Rekeningen betreft, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen ;
   19° institutionele sectoren en subsectoren : de institutionele sectoren en subsectoren afgebakend in hoofdstuk 2 van het Europees rekeningenstelsel, en waarvan de nomenclatuur is opgenomen in hoofdstuk 23 van het Europees rekeningenstelsel ;
   20° ESR-code : cijfercode toegekend door het Europees rekeningenstelsel aan de verschillende institutionele sectoren en subsectoren, volgens de nomenclatuur van institutionele sectoren en subsectoren opgenomen in hoofdstuk 23 van het Europees rekeningenstelsel ;
   21° overheidssector volgens het Europees rekeningenstelsel : het geheel van institutionele eenheden opgenomen in de lijst bedoeld bij punt 18° van dit artikel, die het Instituut voor de Nationale Rekeningen in aanmerking neemt voor het opstellen van de statistieken betreffende de procedure bij buitensporige tekorten krachtens artikel 108, eerste lid, j), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen zoals gewijzigd door de wet van 28 februari 2014 tot wijziging, wat het Instituut voor de Nationale Rekeningen betreft, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen ;
   22° overheidsinstellingen volgens het Europees rekeningenstelsel : institutionele eenheden van de overheidssector waaraan de lijst van eenheden van de overheidssector van het INR bedoeld bij punt 18° van dit artikel de ESR-code S.13 toekent ;
   23° organieke subsidie : subsidies die opgelegd worden door een organieke wet- of regelgeving die de begunstigde, de toekenningsvoorwaarden en het bedrag op strikte en definitieve wijze vastlegt, uitgezonderd subsidies waarvoor de toekenning afhankelijk is van de beschikbaarheid van begrotingskredieten ;
   24° juistheid van de aanrekening op de begroting : de naleving, bij de aanrekening van de dossiers op de basisallocaties uit de begroting, van de voorschriften betreffende de economische codes vervat in de economische classificatie als bedoeld in punt 13° van dit artikel, alsook van de administratieve specialiteit als bedoeld in artikel 4, § 7, van deze ordonnantie ]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.3.Deze ordonnantie is van toepassing op de [1 bicommunautaire entiteit ]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Begrotingsbeginselen.
Art.4. § 1. De ontvangsten en uitgaven worden voor elk begrotingsjaar geraamd en toegestaan bij jaarlijkse ordonnantie.
  § 2. Conform artikel 3, 2e lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof begint het begrotingsjaar op 1 januari en eindigt het op 31 december daaropvolgend.
  § 3. Het geheel van de ontvangsten is bestemd voor het geheel van de uitgaven en alle ontvangsten en uitgaven n op waarachtige wijze terug te vinden in de begroting. De waarachtigheid ervan wordt beoordeeld door rekening te houden met de beschikbare informatie en de vooruitzichten die er redelijkerwijze uit kunnen voortvloeien.
  § 4. De begrotingskredieten worden aangewend overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, zijnde conform de beginselen van zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.
  Het zuinigheidsbeginsel schrijft voor dat de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met het oog op de verwezenlijking van zijn doelstellingen, ingezette middelen tijdig beschikbaar worden gesteld in de gepaste hoeveelheid en kwaliteit en tegen de beste prijs.
  Het doelmatigheidsbeginsel beoogt de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten. Het doeltreffendheidbeginsel beoogt dat de gestelde specifieke doelen en de verwachte resultaten worden bereikt.
  § 5. De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.
  § 6. De ordonnantie houdende de begroting bepaalt voor een begrotingsjaar, de aard, het bedrag en de oorsprong van de ontvangsten en bestemming van de uitgaven evenals het begrotings- en financieel evenwicht dat eruit voortvloeit. De ordonnantie is gebaseerd op een welbepaald economisch evenwicht dat rekening houdt met de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aangegane verbintenissen, evenals met de doelstellingen en de resultaten van de opdrachten die het bepaalt.
  § 7. De begrotingsspecialiteit beslaat drie niveaus : de wettelijke specialiteit op het niveau van de programma's, de economische specialiteit op het niveau van de hoofdgroepen qua aard en de administratieve specialiteit op het niveau van de basisallocaties.

HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de uitgaven.
Art.5. De begroting voorziet in en machtigt alle verrichtingen met een financiële afwikkeling, die voor eigen rekening tot stand worden gebracht met derden.
  Zij bevat :
  1° als ontvangsten, de raming van de tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten;
  2° als uitgaven :
  a) de vastleggingskredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen ontstaan of aangegaan tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen;
  b) de vereffeningskredieten ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van vastgestelde rechten voortvloeiend uit voorafgaandelijk of gelijktijdig vastgelegde verbintenissen.

Art.6. Conform artikel 4, 4e lid van de voornoemde wet van 16 mei 2003 en in afwijking van artikel 5, 2e lid, 2°, b), kan de begroting voorzien dat voor de uitgaven die ze aanduidt, de kredieten ten belope waarvan bedragen vereffend kunnen worden, niet-limitatief zijn.

Art.7. De op het einde van het begrotingsjaar beschikbare vastleggings- en vereffeningskredieten worden geannuleerd.

HOOFDSTUK III. - Voorlegging en stemming van de begroting.
Art.8. Elk jaar keurt de Verenigde Vergadering de begroting per programma goed.

Art.9.Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, hierna het Verenigd College genoemd, beslist over de maatregelen, noodzakelijk voor de opmaak van de begroting.
  Het stelt de ontwerpen van begrotingsordonnantie op en de van het Verenigd College uitgaande amendementen bij deze ontwerpen.
  [1 Overeenkomstig artikel 16/9 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof werkt het Verenigd College zijn begroting voor de bicommunautaire entiteit uit op basis van de macro-economische prognoses van de economische begroting van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedoeld in artikel 108, eerste lid, g) van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. De eventuele afwijkingen ten aanzien van deze prognoses worden uitdrukkelijk vermeld en gemotiveerd in de informatieve en rechtvaardigende documenten bij de begroting.]1
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.10. Het ontwerp van begrotingsordonnantie omvat
  1° het ontwerp van middelenbegroting;
  2° het ontwerp van algemene uitgavenbegroting;
  3° een algemene toelichting bij die ontwerpen;
  4° de verantwoordingen van de middelenbegroting, bestaande uit nota's die de in aanmerking genomen hypotheses toelichten waarop de raming van de vastgestelde rechten gebaseerd is;
  5° de verantwoordingen van de algemene uitgavenbegroting, bestaande enerzijds uit nota's die per opdracht en per programma de projecten van het Verenigd College nauwkeurig toelichten, en anderzijds, uit meerjarige vereffeningsplannen en meerjarige fysische programma's voor wat de investeringen betreft.
  Wordt ook toegevoegd aan het ontwerp van begrotingsordonnantie, het ontwerp van ordonnantie houdende definitieve regeling van de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met betrekking tot het begrotingsjaar dat aan het jaar waarin de begroting wordt opgemaakt, voorafgaat.
  Het ontwerp van begrotingsordonnantie wordt ingediend bij de Verenigde Vergadering uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat.

Art.11.Het Verenigd College bepaalt de structuur van de middelenbegroting en van de algemene uitgavenbegroting van [1 iedere boekhoudkundige entiteit]1.
  De op de basisallocaties ingeschreven bedragen zijn uitgedrukt in duizenden euro.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.12.De middelenbegroting bevat de raming van de vastgestelde rechten van [1 iedere boekhoudkundige entiteit]1 en verleent machtiging, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die ze bepaalt, tot het aangaan van leningen.
  De kredieten voor de programma's onderscheiden de begrotingsmiddelen per activiteit, volgens hun oorsprong, en per hoofdgroep qua aard, volgens de economische classificatie.
  De kredieten voor de programma's worden uitgesplitst in basisallocaties overeenkomstig de economische classificatie.
  De basisallocaties worden gecodificeerd volgens de functionele classificatie.
  De bedragen ingeschreven op de basisallocaties worden administratieve kredieten genoemd.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.13. De algemene uitgavenbegroting voorziet in en verleent machtiging voor de uitgaven, per programma.
  De kredieten voor de programma's onderscheiden de begrotingsmiddelen per activiteit, volgens hun bestemming, en per hoofdgroep qua aard, volgens de economische classificatie.
  De kredieten voor programma's worden uitgesplitst in basisallocaties overeenkomstig de economische classificatie basisallocaties worden gecodificeerd volgens de functionele classificatie.
  De bedragen ingeschreven op de basisallocaties volgens het type van krediet worden administratieve kredieten genoemd.

Art.14. De algemene uitgavenbegroting bepaalt, zo nodig, de aan de uitgaven verbonden voorwaarden.
  Bij ontstentenis van een bepaling opgenomen in een organieke wet of ordonnantie, wordt er in de algemene uitgavenbegroting bepaald dat het Verenigd College de facultatieve subsidies die uitdrukkelijk zijn ingeschreven, kan toekennen ten laste van de basisallocaties die voorkomen in de begrotingstabel en waarvan de economische code overeenstemt met een overdracht van inkomsten of van kapitaal in de vorm van een subsidie.
  Deze subsidies worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door het Verenigd College.

Art.15. De middelenbegroting wordt uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat door de Verenigde Vergadering goedgekeurd.
  De algemene uitgavenbegroting wordt uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat door de Verenigde Vergadering goedgekeurd.
  De goedkeuring van de middelenbegroting gebeurt vóór de goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting.

Art.16. Indien blijkt dat de algemene uitgavenbegroting niet vóór het begin van het begrotingsjaar kan worden goedgekeurd, opent een ordonnantie voorlopige kredieten die voor de werking van de diensten noodzakelijk zijn en in mindering komen van de begroting van dat begrotingsjaar.
  In dat geval worden ordonnantieontwerpen waarbij nieuwe voorlopige kredieten worden geopend, die in mindering komen van de begroting voor hetzelfde begrotingsjaar, bij de Verenigde Vergadering ingediend.

Art.17. De ordonnantie waarbij voorlopige kredieten worden geopend, stelt de termijn vast waarop de kredieten betrekking hebben.
  De termijn waarvoor vastleggings- en vereffeningskredieten worden toegekend, mag niet meer dan vier maanden bedragen, behalve wanneer wettelijke of contractuele verplichtingen een andere termijn opleggen.

Art.18. De voorlopige kredieten worden berekend op grond van de overeenkomstige kredieten in de laatst goedgekeurde algemene uitgavenbegroting.
  De voorlopige kredieten mogen niet worden aangewend voor uitgaven van een nieuwe aard waartoe de wetgever voordien geen machtiging heeft verleend.
  Behoudens bijzondere bepalingen van de ordonnanties waarbij voorlopige kredieten worden geopend, mogen de uitgaven niet hoger liggen dan de bedragen van de kredieten per programma van de laatst goedgekeurde begroting, en dit in verhouding tot de termijn waarop de voorlopige kredieten betrekking hebben.

Art.19. De bekendmaking van de algemene uitgavenbegroting in het Belgisch Staatsblad doet de ordonnanties, waarbij voorlopige kredieten werden geopend, vervallen.

Art.20.De algemene toelichting bij de begroting bevat inzonderheid :
  1° de analyse en de synthese van de begroting;
  2° een economisch verslag;
  3° een financieel verslag, dat inzonderheid een verslag over de schuld en de thesaurie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inhoudt;
  4° een verslag over het gebruik van de kredieten die het mogelijk hebben gemaakt politieke krijtlijnen te financieren, gedefinieerd in artikel 21, 2°;
  5° wat de ontvangsten betreft, de raming van de bedragen die tijdens het jaar geïnd zullen worden en die voortvloeien uit de op de begroting aangerekende vastgestelde rechten;
  6° wat de uitgaven betreft, de raming, per programma, van de betalingen tijdens het jaar, die voortvloeien uit de op de vereffeningskredieten aangerekende vastgestelde rechten.
  [1 7° overeenkomstig artikel 16/9 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, eventuele afwijkingen, bij het opstellen van de begroting, ten aanzien van de macro-economische prognoses van de economische begroting van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedoeld in artikel 108, eerste lid, g) van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, evenals hun verantwoording ;
   8° overeenkomstig artikel 16/11, 1°, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, een gevoeligheidsanalyse met daarin een overzicht van de ontwikkelingen van de belangrijkste begrotingsvariabelen onder minstens verschillende groei- en renteaannames ;
   9° overeenkomstig artikel 16/11, 2°, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, de vermelding van alle instellingen en fondsen van de bicommunautaire entiteit die niet in de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn opgenomen maar die deel uitmaken van de bicommunautaire consolidatieperimeter, alsook een analyse van hun impact op het vorderingensaldo en op de schuld van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ;
   10° overeenkomstig artikel 16/14 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, relevante informatie over voorwaardelijke verplichtingen met mogelijk grote gevolgen voor de begroting, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, en informatie over participaties in kapitaal van particuliere en overheidsbedrijven, voor zover het om economisch significante bedragen gaat.]1
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.21. De algemene toelichting bij het eerste ontwerp van ordonnantie houdende de begroting, neergelegd na de eedaflegging van het Verenigd College, bevat eveneens :
  1° de begrotingsdoelstellingen die nageleefd moeten worden tijdens de regeerperiode, evenals de maatregelen die nodig zijn om de begroting uit te voeren binnen deze begrotingsdoelstellingen;
  2° beleidsnota's die ten minste de fundamentele politieke krijtlijnen van het Verenigd College definiëren voor de volledige regeerperiode. Zij kunnen jaarlijks gewijzigd worden.
  De verschillende beleidsnota's dienen te passen in het kader van de begrotingsdoelstellingen.
  Samen met de beleidsnota's wordt een meerjarenbegroting opgesteld. De meerjarenbegroting vertaalt de gekozen beleidsopties in een meerjarig budgettair perspectief en geeft een prognose van de begrotingsevolutie voor elk van de jaren van de regeerperiode.

Art. 21/1. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 16/12, § 1, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, schrijft de begroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zich in een begrotingskader voor de middellange termijn in dat de regeerperiode dekt en dat een periode van minimaal drie jaar bestrijkt. De jaarlijkse begroting wordt aangevuld met een meerjarige begrotingsplanning op basis van het begrotingskader voor de middellange termijn. De meerjarige begrotingsplanning bevat de volgende elementen :
   1° algemene en transparante meerjarige begrotingsdoelstellingen voor het overheidstekort, de overheidsschuld of eventuele andere samenvattende begrotingsindicatoren, zoals de uitgaven ;
   2° prognoses voor elke belangrijke uitgaven- en ontvangstenpost van de overheid, bij ongewijzigd beleid ;
   3° een beschrijving van de geplande beleidsmaatregelen voor de middellange termijn die gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën, uitgesplitst naar de voornaamste ontvangsten- en uitgavenposten, waarbij wordt getoond op welke wijze de aanpassing aan de middellangetermijndoelstellingen voor de begroting wordt verwezenlijkt, afgezet tegen de prognoses bij ongewijzigd beleid ;
   4° een beoordeling van de wijze waarop de voorgenomen beleidsmaatregelen in het licht van hun rechtstreekse langetermijnimpact op de overheidsfinanciën de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn zouden kunnen beïnvloeden.
   § 2. Overeenkomstig artikel 16/12, § 2, eerste lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, is de meerjarige begrotingsplanning gebaseerd op de economische prognoses van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedoeld in artikel 108, eerste lid, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
   § 3. Overeenkomstig artikel 16/12, § 2, tweede lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, worden het begrotingskader, de meerjarige begrotingsplanning en de aanpassingen ervan gepubliceerd samen met de documenten ter informatie bij en ter verantwoording van de begroting. Zij vormen een apart document dat uiterlijk op 30 november van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat bij de Verenigde Vergadering wordt ingediend.
   Overeenkomstig artikel 16/12, § 2, derde lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, wordt elke afwijking van de jaarlijkse begroting in vergelijking met dit begrotingskader in ditzelfde document uitgelegd.
   § 4. Overeenkomstig artikel 16/12, § 2, vierde lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, mag een nieuw Verenigd College het door een vorig Verenigd College bepaalde begrotingskader op middellange termijn aanpassen aan zijn nieuwe beleidsprioriteiten. In dit geval geeft het nieuw Verenigd College de verschillen met het voorgaande begrotingskader voor de middellange termijn aan. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art.22. Wanneer het bereiken van de budgettaire jaar- en/of meerjarendoelstelling in gevaar dreigt te komen, stelt het Verenigd College de maatregelen voor die het bereiken van de budgettaire doelstellingen moeten verzekeren.
  In afwachting van de hieruit voortvloeiende aanpassing van de begroting door de Verenigde Vergadering, kan het Verenigd College tijdelijke maatregelen nemen, inzonderheid het bepalen van verbintenissen, verplichtingen- en kaslimieten.
  Deze maatregelen worden onmiddellijk aan de Verenigde Vergadering en aan het Rekenhof meegedeeld.

HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen.
Art.23. Onverminderd artikel 6, kan het Verenigd College geen enkele uitgave vastleggen of vereffenen boven de geopende kredieten of boven de machtigingen verleend door het Verenigd College krachtens artikel 25.
  Zij oefent in dit kader de functies uit van primaire ordonnateur die de ontvangsten en uitgaven uitvoert.
  Zij mag het bedrag van de kredieten, bestemd voor de uitgaven van haar diensten, niet verhogen door bijzondere ontvangsten.

Art.24.Het Verenigd College bepaalt de verdeling van de bevoegdheden ter aanduiding van haar leden die secundaire ordonnateurs zijn. Zij oefenen in dit kader dezelfde functies uit als het Verenigd College.
  Het Verenigd College bepaalt de aanstelling van de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs, alsook hun verantwoordelijkheden.
  [1 ...]1 De ordonnateur, of hij nu primair, secundair, gedelegeerd of gesubdelegeerd is, neemt het initiatief voor een verrichting met het oog op de uitvoering van de begroting.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.25. § 1. In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden, kan het Verenigd College, bij gemotiveerde beraadslaging, machtiging verlenen tot het vastleggen, vereffenen en betalen van uitgaven boven de limiet van de begrotingskredieten of, bij ontstentenis van kredieten, ten belope van het door de beraadslaging vastgesteld bedrag.
  Deze kan betrekking hebben op een machtiging die ertoe strekt het budgettaire vastleggingskrediet te verhogen zonder wijziging van het vereffeningskrediet, op een machtiging strekkende tot verhoging van het vereffeningskrediet zonder wijziging van het vastleggingskrediet of op een machtiging strekkende tot verhoging van het vastleggingskrediet en het vereffeningskrediet.
  De uitgavenvastleggingen en -vereffeningen die de beraadslaging toestaat, worden afzonderlijk geregistreerd in de boekhouding.
  De tekst van de beraadslagingen wordt onmiddellijk aan de Verenigde Vergadering en het Rekenhof meegedeeld. Eventueel doet het Rekenhof onverwijld zijn opmerkingen toekomen aan de Verenigde Vergadering.
  § 2. De bij de beraadslagingen bedoelde machtigingen worden opgenomen in een ontwerp van ordonnantie waarbij de nodige kredieten worden geopend.
  De beraadslaging moet in de volgende gevallen het voorwerp uitmaken van een ontwerp van ordonnantie ad hoc
  1° wanneer de beraadslaging betrekking heeft op een bedrag van minstens 5 miljoen euro;
  2° wanneer de beraadslaging machtiging verleent voor een uitgave van minstens 500.000 euro, die minstens 15 procent vertegenwoordigt van het administratief krediet ten laste waarvan die uitgave wordt aangerekend.
  Iedere uitvoering van de beraadslaging wordt opgeschort tot het in het tweede lid bedoelde ontwerp van ordonnantie ad hoc is ingediend.
  Wanneer beraadslagingen achtereenvolgens betrekking hebben op dezelfde basisallocatie worden de bedragen waarvoor zij machtiging verlenen, samengeteld voor de toepassing van deze bepalingen.
  § 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op de beraadslagingen die machtiging verlenen voor uitgaven waarvoor kredieten zijn uitgetrokken in een reeds ingediend ontwerp van ordonnantie.
  Paragraaf 2, tweede lid, is niet van toepassing wanneer het Verenigd College beslist bepaalde andere kredieten te blokkeren ten belope van het in de beraadslaging vastgestelde bedrag; in de beraadslaging worden de geblokkeerde kredieten aangegeven.

Art.26. In afwijking van artikel 5, 2e lid, 2°, a), en artikel 41, a), kan het Verenigd College, op de kredieten van het begrotingsjaar, de vastlegging toestaan van bedragen uit hoofde van verbintenissen ontstaan in vorige begrotingsjaren.

Art.27. Minstens eenmaal per jaar wordt overgegaan tot een onderzoek van de begroting op basis van de begrotingsdoelstellingen, met het oog op een eventuele aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting.
  In voorkomend geval worden de aanpassingsontwerpen ingediend bij de Verenigde Vergadering.

Art.28. Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten en de delegaties volgens dewelke zij tijdens het begrotingsjaar de kredieten tussen de basisallocaties kan herverdelen.
  Deze herverdeling wordt uitgevoerd :
  1° binnen de perken van de vastleggingskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting;
  2° binnen de perken van de vereffeningskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting.
  Deze herverdelingen worden zonder verwijl aan de Verenigde Vergadering en aan het Rekenhof meegedeeld.

Art.29. In voorkomend geval deelt het Rekenhof aan de Verenigde Vergadering zijn opmerkingen mee aangaande de documenten bedoeld in de artikelen 9, 2e lid, 27 en 28.

TITEL III. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art.30.[1 iedere boekhoudkundige entiteit]1 voert een algemene boekhouding op basis van een genormaliseerd boekhoudplan opgesteld conform artikel 5 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.31.Conform artikel 6 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 wordt de algemene boekhouding gevoerd volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.
  Ze strekt zich uit over de totaliteit van de bezittingen en rechten van [1 iedere boekhoudkundige entiteit]1, zijn schulden, verplichtingen en verbintenissen van welke aard ook.
  Elke boekhoudverrichting wordt zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde geboekt en gestaafd met een verantwoordingsstuk.
  Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december daaropvolgend.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.32. De algemene boekhouding bevat analytische componenten. Het Verenigd College bepaalt de gemeenschappelijke en verplichte basisstructuur van deze componenten.

Art.33.Conform artikel 7 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, stelt [1 iedere boekhoudkundige entiteit]1 in dezelfde vorm als het boekhoudplan een jaarinventaris op van de activa en passiva van zijn vermogen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.34.Conform artikel 8 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 wordt de begrotingsboekhouding op geïntegreerde ze in relatie met de algemene boekhouding gevoerd. Ze moet een permanente opvolging mogelijk maken van de uitvoering van de begroting van [1 iedere boekhoudkundige entiteit]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.35.Elke verrichting wordt gehecht aan het boekjaar waarin ze heeft plaats gehad. Daarnaast moeten om tot een boekjaar te behoren, de rechten vastgesteld zijn in dat jaar.
  [1 De vastgestelde rechten die evenwel niet vóór 1 februari van het volgend jaar zijn geboekt, maken deel uit van een volgend jaar. Dit met uitzondering van de verplichte organieke uitgaven, niet afhankelijk van het bestaan van beschikbare begrotingskredieten, van autonome bestuursinstellingen van tweede categorie die het voorwerp uitmaken van een organieke wet- en regelgeving en kunnen worden geboekt tot en met 31 maart van het volgende jaar]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.36.Een recht wordt vastgesteld als volgende voorwaarden worden vervuld :
  a) het bedrag ervan is nauwkeurig vastgesteld;
  b) de identiteit van de schuldenaar of de schuldeiser is bepaalbaar;
  c) er is een verplichting tot betaling;
  d) [1 d) de betreffende boekhoudkundige entiteit bezit een verantwoordingsstuk.]1
  Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten voor de vaststelling van de rechten.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.37. De verrichtingen worden methodisch geboekt in de algemene boekhouding en, voor zover ze ook begrotingsverrichtingen zijn, tegelijkertijd in de begrotingsboekhouding.

Art.38. Na de afsluiting van het begrotingsjaar en zolang de algemene rekening niet naar het Rekenhof werd gezonden, conform artikel 59, voert de boekhouder van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de correcties uit die, zonder een uitbetaling of inning te veroorzaken ten laste van dat jaar, nodig zijn voor een regelmatige en waarachtige voorstelling van de rekeningen.
  Correcties ten gevolge van een externe controle door het Rekenhof in het kader van de afsluiting van een jaar, blijven mogelijk zolang de algemene rekening niet definitief is gecertificeerd.

Art.39. De verantwoordingsstukken worden methodisch geklasseerd voor een periode van tien jaar en zo opgeslagen dat ze kunnen worden geraadpleegd. Voor documenten die niet tegenstelbaar zijn aan derden, wordt de bewaringstermijn beperkt tot minimum drie jaar.
  Het Verenigd College legt de voorwaarden vast waaraan de verantwoordingsstukken moeten voldoen, evenals de voorwaarden betreffende hun bewaring en beschikbaarstelling voor interne en externe controle.

Art.40. De boeken en journalen worden bijgehouden en bewaard op een wijze die hun materiële continuïteit, hun regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de boekingen verzekert.
  Het Verenigd College bepaalt er de modaliteiten van.

Art.41.Worden alleen aangerekend op de begrotingsboekhouding van een bepaald jaar :
  1° als ontvangsten : de tijdens het begrotingsjaar ten voordele van de [1 boekhoudkundige entiteit ]1 vastgestelde rechten;
  2° als uitgaven :
  a) ten laste van de vastleggingskredieten, de bedragen die worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen ontstaan of aangegaan tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken, de tijdens het begrotingsjaar opeisbare bedragen;
  b) ten laste van de vereffeningskredieten, de bedragen die worden vereffend tijdens het begrotingsjaar uit hoofde van de vastgestelde rechten die voortvloeien uit voorafgaandelijk of gelijktijdig vastgelegde verbintenissen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.42. Het uitstaande bedrag van de vastleggingen wordt evenwel minstens één keer per jaar geboekt in de algemene boekhouding en dit op datum van de inventaris.

Art.43. De verbintenissen die nodig zijn om de ononderbroken werking van de diensten te verzekeren, mogen worden aangegaan vanaf 1 november ten laste van de vastleggingskredieten van het volgende begrotingsjaar, beperkt tot een derde van de goedgekeurde kredieten voor de overeenkomstige uitgaven van het lopende jaar.
  De vastleggingsakten bepalen dat de leveringen niet mogen gebeuren en de diensten niet mogen worden gepresteerd vóór de opening van het begrotingsjaar.

Art.44.Het Verenigd College keurt de bepalingen goed voor de aanstelling van de boekhouder van de [1 boekhoudkundige entiteit ]1, alsook zijn verantwoordelijkheden.
  De boekhouder van de [1 boekhoudkundige entiteit]1 is belast met :
  1° het voeren van de boekhouding overeenkomstig deze Titel van onderhavige ordonnantie;
  2° het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, en, in voorkomend geval, het valideren van de door de ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige informatie te verstrekken of te verantwoorden;
  3° het opstellen en voorleggen van de algemene rekening overeenkomstig Hoofdstuk IV van deze Titel.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (2)<ORD 2018-12-13/05, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

HOOFDSTUK II. - De ontvangstverrichtingen.
Art.45.[1 Elke ontvangst is het voorwerp van een vaststelling van een recht, een ordonnancering en een invordering. De contante rechten zijn vastgestelde rechten die gelijktijdig met de vaststelling worden ingevorderd ]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.46.De vaststelling van een recht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur het vastgesteld recht tot stand brengt, conform artikel 36.
  leder vastgesteld recht is het voorwerp van een invorderingsbevel opgemaakt door de bevoegde ordonnateur. De bevoegde ordonnateur belast de boekhouder van [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1 met de registratie van het vastgesteld recht.
  Wanneer er aanwijzingen zijn dat het bedrag niet invorderbaar is, wordt dit als een dubieuze vordering geboekt. De bevoegde ordonnateur moet de invordering van de ten onrechte betaalde bedragen uitvoeren.
  Behoudens een bijzondere bepaling, zijn door de schuldenaar verwijlinteresten verschuldigd in geval van niet-betaling op de vervaldag.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.47.De ordonnancering van de ontvangsten is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige van de ontvangsten opdraagt, door de uitgifte van een invorderingsbevel, via de boekhouder van de [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1, een schuldvordering die hij heeft vastgesteld, in te vorderen.
  De rekenplichtige van de ontvangsten moet er zo snel mogelijk op toezien dat de ontvangsten geïnd worden en moet zorgen voor het behoud van de rechten ervan.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.48.[1 De vastgestelde rechten ten gunste van elke boekhoudkundige entiteit, houden op te bestaan door de betaling, de annulering of de verjaring ervan.
   Een vastgesteld recht kan in onderstaande gevallen gedeeltelijk of volledig geannuleerd worden door de bevoegde ordonnateur :
   1° op grond van een verantwoordingsstuk dat een correctie rechtvaardigt van het geboekte vastgestelde recht of waaruit de uitdoving door verjaring blijkt ;
   2° niet-rentabiliteit van de invorderingsprocedure voor een niet-fiscale schuldvordering ;
   3° de bedragen worden overeenkomstig specifieke ordonnanties als oninvorderbaar beschouwd.
   De beslissing om vastgestelde rechten te annuleren ten gunste van de Diensten van het Verenigd College of een autonome bestuursinstelling van eerste categorie wordt genomen door het Verenigd College, onverminderd de delegaties aan de secundaire, gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs.
   De beslissing om vastgestelde rechten te annuleren ten gunste van een bestuursinstelling van tweede categorie wordt genomen door het beheersorgaan van die instelling, onverminderd de delegaties aan de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs.
   Het Verenigd College bepaalt de aanstelling van de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs met het oog op de annulering van de vastgestelde rechten alsook hun verantwoordelijkheden]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.49.[1 Een vastgesteld recht wordt voor onbepaalde termijn opgeschort wanneer de bevoegde ordonnateur, nadat hij al het nodige heeft gedaan voor de invordering, vaststelt dat de schuldenaar in de onmogelijkheid verkeert om te betalen en de betreffende vordering niet aan de voorwaarden voldoet om te worden geannuleerd ]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.50. Met het oog op de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, kan het Verenigd College of haar gedelegeerde, onder de door haar in elk specifiek geval te bepalen voorwaarden, uitstel van betaling toestaan voor de hoofdsom, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de interestschuld verlenen en ermee instemmen dat de gedeeltelijke betalingen eerst op het kapitaal worden toegerekend. In het geval waarin de toestand van de schuldenaar die te goeder trouw is dat wettigt, gaat hij met hem dadingen aan.

HOOFDSTUK III. - Uitgavenverrichtingen.
Art.51. Elke uitgave is het voorwerp van een boekhoudkundige vastlegging, een vereffening, een ordonnancering en een betaling.

Art.52.De boekhoudkundige vastlegging bestaat uit de boeking, ten laste van het vastleggingskrediet van de overeenstemmende basisallocatie, van de bedragen die nodig zijn voor latere of gelijktijdige vereffeningen met het oog op een juridische verbintenis.
  [1 De uitgaven met betrekking tot de recurrente verbintenissen zoals gedefinieerd in artikel 2, 9°, van deze ordonnantie, maken het voorwerp uit van een voorvastlegging]1.
  Het Verenigd College bepaalt de voorwaarden waaronder de uitvoering van een juridische verbintenis, die aanleiding geeft tot een aanrekening ten laste van een vereffeningskrediet, gelijktijdig aanleiding geeft tot een aanrekening voor hetzelfde bedrag ten laste van het overeenstemmende vastleggingskrediet.
  Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting doet ontstaan of constateert die tot een last leidt.
  De goedkeuring van contracten en overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, evenals de besluiten tot toekenning van subsidies kunnen niet betekend worden vooraleer die contracten, overheidsopdrachten en besluiten het voorwerp hebben uitgemaakt van een boekhoudkundige vastlegging.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.53. Voor elke maatregel waardoor een uitgave ten laste van de begroting ontstaat, verricht de bevoegde ordonnateur eerst een boekhoudkundige vastlegging alvorens een juridische verbintenis met derden te sluiten.
  Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de realisatie zich over meer dan één jaar uitstrekt, evenals voor de overeenkomstige boekhoudkundige vastleggingen, behalve wanneer het personeelsuitgaven betreft, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer wordt bepaald.
  De delen van deze juridische verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, zijn het voorwerp van een overeenstemmende vermindering van de boekhoudkundige vastlegging.
  Wanneer een juridische verbintenis vervolgens gedurende een periode van vijf jaar tot geen enkele betaling heeft geleid, gaat de bevoegde ordonnateur over tot een overeenstemmende vermindering van de boekhoudkundige vastlegging, behalve indien de betaling na deze periode voorzien is.
  Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de boekhoudkundige vastleggingen.
  Het op het einde van het begrotingsjaar uitstaande bedrag van de boekhoudkundige vastleggingen wordt naar het volgende begrotingsjaar overgedragen.

Art.54.Bij elke inschrijving van een boekhoudkundige vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van :
  1° de juistheid van de aanrekening op de begroting;
  2° de beschikbaarheid van de kredieten;
  3° de conformiteit van de uitgave met de grondwettelijke, wettelijke en reglementaire bepalingen;
  4° [1 de naleving van het beginsel van goed financieel beheer zoals gedefinieerd in artikel 4, § 4, van deze ordonnantie. Bij de juridische verbintenis vergewist de ordonnateur zich van de dekking van die verbintenis door de overeenkomstige boekhoudkundige vastlegging]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.55.De vereffening van een uitgave is de handeling waardoor de bevoegde ordonnateur het vastgestelde recht valideert, conform artikel 36.
  De bevoegde ordonnateur belast de boekhouder van [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1 met de inschrijving van de vereffening.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.56.De ordonnancering van de uitgaven is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige, via de boekhouder van [1 elke boekhoudkundige entiteit]1, door middel van de uitgifte van een betalingsbevel, opdraagt het bedrag van de door hem vereffende uitgave te betalen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.57. De betaling van de uitgaven wordt door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare gelden.

HOOFDSTUK IV. - De algemene rekening.
Art.58. Conform artikel 9 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 legt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ieder jaar een algemene rekening voor die bestaat uit :
  1° de jaarrekening, die het volgende omvat :
  a) de balans op 31 december;
  b) de resultatenrekening, bevattende alle kosten en opbrengsten van het verlopen jaar;
  c) de samenvattende rekening van de begrotingsverrichtingen van het jaar, in ontvangsten en uitgaven;
  d) de bijlage.
  2° de uitvoeringsrekening van de begroting, opgesteld op basis van de begrotingsboekhouding, in dezelfde vorm als de begroting, en haar bijlage.
  Het Verenigd College bepaalt de consolidatiemodaliteiten.

Art. 5/1. [1 De algemene rekening van de Diensten van het Verenigd College wordt opgemaakt door de Leden van het Verenigd College bevoegd voor Begroting. Uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft, en vanaf de algemene rekening over het begrotingsjaar 2019, wordt de algemene rekening ter certificering aan het Rekenhof, evenals aan het Verenigd College, bezorgd via de leden die bevoegd zijn voor Begroting.
   Onder " certificering " wordt verstaan het met redenen omklede en gedetailleerde oordeel over de regelmatigheid, de waarachtigheid en de betrouwbaarheid van de algemene rekening van de Diensten van het Verenigd College.
   Uiterlijk op 31 oktober van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft, bezorgt het Rekenhof die certificering aan de Verenigde Vergadering en voegt er zijn opmerkingen aan toe ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art.59. De algemene rekening van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt door het Verenigd College opgemaakt en ter certificatie aan het Rekenhof toegezonden vóór 31 augustus van het jaar na dat waarop ze betrekking heeft.
  Onder " certificatie ", wordt verstaan het met redenen omklede en gedetailleerde oordeel over de regelmatigheid, de waarachtigheid en de betrouwbaarheid van de algemene rekening van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Het Rekenhof bezorgt die certificatie over aan de Verenigde Vergadering als bijlage bij de algemene rekening en voegt er zijn opmerkingen aan toe.
  De overmaking gebeurt ten laatste bij het neerleggen van het ontwerp van ordonnantie houdende de begroting.

Art.60. De bijlage bij de jaarrekening omvat in het bijzonder een commentaar over de aangenomen consolidatie- en evaluatieregels en een verslag over de eventuele verkopen of andere vervreemdingen van de roerende en onroerende goederen die hebben plaats gehad in de loop van het jaar.
  Het Verenigd College bepaalt de vorm en de inhoud van die bijlage.

Art.61. De bijlage bij de uitvoeringsrekening van de begroting omvat voor de vastleggingsuitgaven :
  1° het uitstaand bedrag van de vastleggingen op 1 januari;
  2° de kredieten vermeld krachtens artikel 5, 2e lid, 2°, a) ;
  3° de aangerekende vastleggingen;
  4° het verschil tussen de aangerekende vastleggingen vermeld in punt 3° en de kredieten vermeld in punt 2°;
  5° de geannuleerde vastleggingen;
  6° de geannuleerde kredieten op het einde van het begrotingsjaar;
  7° het uitstaand bedrag van de vastleggingen op 31 december.

TITEL IV. - De thesaurie.
Art.62.Geen uitgave kan worden gedaan zonder de tussenkomst van het Verenigd College, volgens de modaliteiten die het bepaalt, behoudens de bij ordonnantie voorziene uitzonderingen.
  Het Verenigd College duidt een kassier aan, d.i. de kredietinstelling die de dagstaat van de thesaurie [1 van de Diensten van het Verenigd College]1 bijhoudt, onder toezicht van een door haar aangestelde ambtenaar.
  Die ambtenaar kan beleggingen doen. Daartoe mag hij rekeningen met termijnbeleggingen openen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.63.De intresten op de beleggingen worden als ontvangsten ingeschreven op de middelenbegroting [1 van de Diensten van het Verenigd College]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.64._ De ontvangsten en uitgaven [1 van de Diensten van het Verenigd College]1 worden geboekt op centrale rekeningen, geopend bij de kassier.
  De ontvangsten- en uitgavenrekeningen zijn verbonden met een rekening-courant.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.65.De creditinteresten worden op de vervaldag gestort op de daartoe bestemde rekening(en) [1 van de Diensten van het Verenigd College]1.
  De debetintresten worden ambtshalve door de financiële instelling aangerekend op de daartoe bestemde rekeningen)[1 van de Diensten van het Verenigd College]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.66.§ 1. Met uitzondering van de centrale uitgavenrekening, de rekening(en) voorzien in artikel 65, 2e lid, en de rekeningen met termijnbeleggingen, mag geen enkele rekening [1 van de Diensten van het Verenigd College]1 een negatief saldo vertonen.
  § 2. Op de algemene uitgavenbegroting worden de nodige kredieten ingeschreven ter aanzuivering van het debetsaldo van de rekening(en) [1 van de Diensten van het Verenigd College]1 voorzien in artikel 65, 2e lid.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.67.§ 1[1 § 1. Het Verenigd College keurt de bepalingen goed van de aanstelling van de rekenplichtigen, namelijk :
   1° de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven ;
   2° de centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten ;
   3° de rekenplichtige van de geschillen ;
   4° de rekenplichtige van de liggende gelden ;
   5° de rekenplichtige(n) van de ontvangsten ;
   6° de beheerder(s) van voorschotten ;
   7° de rekenplichtige vreemd vermogen.
   Het Verenigd College bepaalt eveneens de verantwoordelijkheden van de bovenstaande rekenplichtigen.
   De rekenplichtigen zijn belast, onder hun eigen handtekening, manueel of elektronisch, met de uitvoering van de thesaurieverrichtingen op één of meerdere rekeningen geopend op hun naam bij de kassier.
   De thesaurieverrichtingen omvatten enkel de verrichtingen, op bevel, van invordering en betaling, alsook de inschrijving ervan in de boekhouding.
   De rekenplichtigen zijn gemachtigd om te gaan met gelden. Ze zijn verantwoordelijk voor hun bewaring.
   Ze maken een rekening op van de thesaurieverrichtingen die ze hebben uitgevoerd :
   1° minstens één keer per jaar, met afsluiting op 31 december ;
   2° bij vaststelling van een tekort ;
   3° op de dag waarop hun functie van rekenplichtige eindigt ;
   4° voor wat de beheerder van de voorschotten betreft, driemaandelijks.
   Die rekening wordt ter beschikking gesteld van het Rekenhof.
   De rekenplichtigen leggen bij het Rekenhof verantwoording af voor hun zware fout, hun zware nalatigheid en hun herhaaldelijk begane lichte fout, die het ontstaan van het tekort hebben vergemakkelijkt of mogelijk gemaakt.]1
  § 2. De centraliserende rekenplichtige van de uitgaven is belast met de centralisering van de uitgaven op de centrale uitgavenrekening.
  § 3. De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de centralisering van de ontvangsten op de centrale ontvangstenrekening.
  § 4. De rekenplichtige van de geschillen is belast met het beheer van betalingsbevelen waarbij aan de voorwaarde inzake de identiteit van de schuldeiser voor de bepaling van het vastgestelde recht niet langer voldaan wordt bij de betaling of van betwiste betalingsbevelen.
  § 5. De rekenplichtige van de liggende gelden is belast met het beheer van de niet-uitgevoerde betalingsbevelen.
  § 6. De rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de invordering van de vastgestelde rechten en van de ontvangsten die daarop betrekking hebben.
  Inzake uitgaven kan hij alleen uitvoeren :
  1° periodieke overschrijvingen op de centrale uitgavenrekening;
  2° overschrijvingen naar een andere rekenplichtige van de ontvangsten;
  3° terugbetalingen van verkeerde stortingen uitgevoerd door derden.
  § 7. De beheerder van voorschotten kan op basis van een voorschot dat hem werd toegestaan kleine uitgaven doen.
  § 8. [2 De rekenplichtige vreemd vermogen voert ontvangsten- en uitgavenverrichtingen uit die geen budgettaire weerslag hebben. ]2
  § 9. [3 Behalve de uitzonderingen beslist door het Verenigd College, zijn de functies van ordonnateur, van boekhouder van de Diensten van het Verenigd College en van rekenplichtige onderling gescheiden en onverenigbaar.]3
  [4 § 10. Het Verenigd College regelt de modaliteiten tot uitoefening van de functies beschreven in §§ 1 tot en met 8.]4
  [5 § 11. De functie van rekenplichtige is onverenigbaar met de audit- en controlefuncties bedoeld in artikelen 78 tot 81.]5
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (2)<ORD 2018-12-13/05, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (3)<ORD 2018-12-13/05, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (4)<ORD 2018-12-13/05, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (5)<ORD 2018-12-13/05, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.68. De betalingsbevelen ten laste van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen door de rekenplichtigen belast met hun uitvoering, worden gegeven door middel van in overleg met de kassier vastgestelde legitimatietechnieken.

Art.69.[1 De rekenplichtigen kunnen ten laste van hun rekeningen betalingen verrichten door middel van circulaire cheques, internationale mandaten en assignaties op naam van de begunstigde, of een elektronisch oplaadbaar betaalmiddel dat eenzelfde functie vervult]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

TITEL V. - Het controlesysteem.
HOOFDSTUK I. - De interne controle.
Art.70. Het Verenigd College organiseert een interne controle. De interne controle is een proces dat bedoeld is om een behoorlijke garantie te geven inzake de realisatie van de volgende doelstellingen :
  1° de conformiteit met de wetgeving en met de geldende verordeningen;
  2° de realisatie en de optimalisering van de verrichtingen;
  3° de betrouwbaarheid van de financiële informatie : of de verrichtingen wettelijk zijn, regelmatig en gerechtvaardigd en of het vermogen correct wordt beschermd.
  De interne controle wordt uitgevoerd door elke beherende dienst op basis van geschreven procedures.

Art.71.Het Verenigd College organiseert de controle van de vastleggingen en de vereffeningen.
  Deze controle wordt uitgevoerd door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen. De controle is onafhankelijk van de initiatiefnemende diensten van de verrichting die hij onderzoekt.
  [1 Die controleur wordt aangesteld door het Verenigd College]1.
  Er kan geen tuchtstraf worden opgelegd aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen zonder voorgaand advies van het Rekenhof. Hetzelfde geldt voor elke maatregel die van aard is hem te benadelen. Dat advies wordt gegeven binnen de acht dagen na de kennisgeving van het dossier aan het Hof. De tekst van het advies wordt hernomen in het besluit dat de straf uitspreekt of de maatregel toepast. Een kopie van het besluit wordt onmiddellijk aan de Verenigde Vergadering en aan het Rekenhof overgemaakt.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.72.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen :
  1° geeft een visum aan de uitgevoerde vastleggingen ten laste van de begroting teneinde er op toe te zien dat ze de vastleggingskredieten niet overschrijden;
  2° geeft een visum aan de uitgevoerde vereffeningen ten laste van de begroting teneinde er op toe te zien dat ze de vereffeningskredieten en het bedrag van de vastleggingen waarop ze betrekking hebben niet overschrijden;
  3° geeft een visum [1 ...]1 aan de betekening van de goedkeuring van de contracten en de overheidsopdrachten voor werken en levering van goederen of diensten evenals aan de besluiten tot toekenning van subsidies vóór deze betekend worden. Het visum voorzien in 1°, 2° en 3° kan alleen gegeven worden na nazicht van de correcte toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen, in het bijzonder van de begrotingsbeginselen, van de regels inzake de overheidsopdrachten en ook van deze inzake de toekenning van subsidies.
  Volgende uitgaven worden vrijgesteld van het visum bedoeld in het 1e lid, 3° :
  1° de lasten verbonden aan de schuld;
  2° alle uitgaven in verband met het personeel;
  3° de uitgaven die onderworpen zijn aan een organieke regelgeving die er het voorwerp, de begunstigde, de toekenningsvoorwaarden en het bedrag van preciseert;
  4° de uitgaven van miniem belang waarvan het bedrag wordt vastgelegd bij besluit van het Verenigd College.
  De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen kan alle documenten laten voorleggen en inlichtingen en verduidelijkingen laten verschaffen in verband met de vastleggingen en de vereffeningen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.73.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen [1 stelt aan het Rekenhof het overzicht ter beschikking van]1 het Rekenhof het overzicht voor van de vastleggingen ten laste van de vastleggingskredieten, bedoeld in artikel 5, 2e lid, 2° a) en in artikel 7, gestaafd met verantwoordingsstukken.
  De jaarlijkse samenvattende overzichten van de vastleggingen worden goedgekeurd door het Rekenhof binnen de termijnen vastgelegd door het Verenigd College.
  Deze overzichten worden opgenomen in de uitvoeringsrekening van de begroting.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.74.De boekhoudkundige controle is een geheel van boekhoudkundige procedures dat waarborgt dat de juistheid en de betrouwbaarheid worden gecontroleerd van de inschrijvingen in de rekeningen en in de andere boekhoudkundige documenten en dat de bescherming verzekert van het vermogen volgens de door het Verenigd College vastgestelde modaliteiten.
  De controle is onafhankelijk van de initiatiefnemende diensten van de verrichting die hij onderzoekt.
  Deze controle wordt uitgevoerd door de [1 boekhouder van iedere boekhoudkundige entiteit]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.75. De controle van het goede financiële beheer is een geheel van procedures dat streeft naar te garanderen dat de doelstellingen op zuinige, doeltreffende en doelmatige wijze worden bereikt en dat de begrotingskredieten alleen worden uitgegeven voor de aangegeven doeleinden en binnen de goedgekeurde grenzen.
  Hij is onafhankelijk van de initiatiefnemende diensten van de verrichting die hij onderzoekt.
  Het Verenigd College stelt de modaliteiten vast van deze controle, die op zijn minst de controle zoals voorzien in artikel 84, 2e lid, omvat.

HOOFDSTUK II. - De beheerscontrole.
Art.76. De beheerscontrole is een geheel van procedures dat toeziet op de kwantificering en meting van de doelstellingen en beleidsnota's bepaald in artikel 21, 2°.
  De controle is onafhankelijk van de initiatiefnemende diensten van de verrichting die hij onderzoekt en wordt uitgevoerd volgens de door het Verenigd College vastgestelde modaliteiten.
  De boordtabellen en de analytische componenten van de algemene boekhouding kunnen, in voorkomend geval, worden gebruikt.

Art.77.Het Verenigd College organiseert in het kader van de uitvoering van de begroting, minstens een periodieke opvolging van de uitvoering van alle ontvangsten en uitgaven van [1 elke boekhoudkundige entiteit]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

HOOFDSTUK III. - De interne audit.
Art.78. Het Verenigd College organiseert een interne audit.
  De interne audit betreft een onafhankelijke en objectieve, waarborgende en adviserende activiteit waarbij de opdracht erin bestaat voor toegevoegde waarde te zorgen en de werking van de organisatie te verbeteren.
  De functie van de interne audit bestaat hoofdzakelijk in het onderzoeken en evalueren van de werking, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de interne controle.
  Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten van organisatie en tussenkomst van de interne audit en het Auditcomité, evenals deze betreffende het meedelen van de vaststellingen en aanbevelingen.

HOOFDSTUK IV. - De administratieve en budgettaire controle.
Art.79.Het Verenigd College organiseert een administratieve en begrotingscontrole.
  [1 Naast de uitoefening van die controle bij de Diensten van het Verenigd College en de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie, vervullen de inspecteurs van financiën de functie van budgettaire en financiële raadgever van de leden van het Verenigd College bij wie ze zijn geaccrediteerd]1.
  De inspecteurs van financiën brengen hun adviezen uit in volle onafhankelijkheid en in overeenstemming met de deontologie van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën.
  De inspecteurs van financiën voeren hun opdracht uit op stukken en ter plaatse. Ze hebben toegang tot alle dossiers en archieven van de aan deze ordonnantie onderworpen diensten en ontvangen van deze diensten alle inlichtingen die zij vragen.
  Zij mogen niet deelnemen aan het bestuur noch aan het beheer van de diensten en ook geen bevelen geven tot het verhinderen of schorsen van verrichtingen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.80. Het Verenigd College houdt toezicht op de uitvoering van de begroting.
  Het bepaalt de houding ten opzichte van de voorstellen van ordonnantie en de van de Verenigde Vergadering uitgaande amendementen, waarvan de goedkeuring een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.
  Het bepaalt de modaliteiten van de voorafgaande begrotingscontrole van de voorontwerpen en ontwerpen van ordonnantie, van de voorontwerpen en ontwerpen van besluit van het Verenigd College en ministerieel besluit, van circulaire of van beslissing, rekening houdend met de beschikbare kredieten of met de weerslag ervan op de ontvangsten en de uitgaven.

Art.81.[1 Volgens de modaliteiten bepaald door het Verenigd College kunnen de inspecteurs van financiën worden belast met een onderzoeksopdracht voor financiële en begrotingsaspecten bij de Diensten van het Verenigd College en de autonome bestuursinstellingen]1.
  De inspecteurs van financiën beschikken voor het vervullen van deze taak over de ruimste onderzoeksbevoegdheid.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

TITEL VI. - Bepalingen van toepassing op het Rekenhof.
Art.82.Conform artikel 10 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 is het Rekenhof belast met de controle van de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding van [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1. Het waakt ervoor dat geen uitgavenkrediet van de begroting wordt overschreden en dat geen overdracht plaatsheeft.
  Het Rekenhof heeft permanent en onmiddellijk toegang tot de budgettaire aanrekeningen. Het licht zonder uitstel het Verenigd College en, in voorkomend geval, de Verenigde Vergadering in over elke vastgestelde overschrijding of overdracht van de uitgavenkredieten.
  Het Rekenhof is eveneens belast met het onderzoek en het vereffenen van de rekeningen van alle rekenplichtigen van [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1.
  Het Rekenhof onderzoekt de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en de ontvangsten. Inzake de ontvangsten oefent het Rekenhof een algemene controle uit op de vaststelling en de invordering.
  Het Rekenhof controleert de goede besteding van de overheidsgelden. Het vergewist zich ervan dat de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid in acht worden genomen.
  Het Rekenhof is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen, van welke aard ook, met betrekking tot het beheer van de diensten die aan zijn controle zijn onderworpen, te doen verstrekken.
  Het Rekenhof kan een controle ter plaatse organiseren.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

TITEL VII. - De controle op de toekenning en de aanwending van subsidies.
Art.83. Conform artikel 11 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 moet iedere subsidie verleend door de Gemeenschappelijke Gemeeenschapscommissie of door een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend terugvorderbare geldvoorschot, worden aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend.
  Behalve wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling daarin voorziet, vermeldt iedere beslissing houdende toekenning van een subsidie nauwkeurig de aard, de omvang en de modaliteiten betreffende het gebruik en betreffende de door de begunstigde van de subsidie te verstrekken verantwoording.
  Iedere begunstigde van een subsidie is ertoe gehouden verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen, tenzij een ordonnantie hem daartoe vrijstelling verleent.

Art.84.Conform artikel 12 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 verleent de begunstigde, door het aanvaarden van de subsidie, meteen aan [1 elke boekhoudkundige entiteit ]1 het recht om ter plaatse controle te laten uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden.
  Het Verenigd College zorgt voor de organisatie en de coördinatie van de controle.[2 Voor die controle doet zij met name beroep op de inspecteurs van financiën of de daartoe aangewezen controlediensten]2.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>
  (2)<ORD 2018-12-13/05, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.85. Conform artikel 13 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie de begunstigde :
  1° die de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend;
  2° die de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend;
  3° die de in artikel 84 bedoelde controle verhindert;
  4° die voor hetzelfde doel al een subsidie ontvangt van een andere instelling op basis van dezelfde verantwoordingsstukken.
  Blijft de begunstigde van de subsidie in gebreke inzake het verstrekken van de in artikel 83 bedoelde verantwoording, dan moet hij het deel dat niet werd verantwoord terugbetalen.

Art.86. Conform artikel 14 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 kan de uitkering van de subsidies worden opgeschort zolang de begunstigde voor soortgelijke subsidies, die hij voordien heeft ontvangen, verzuimt de in artikel 83 bedoelde verantwoording te verstrekken of zich aan de in artikel 84 bepaalde controle te onderwerpen.
  Wordt een subsidie in schijven uitgekeerd, dan wordt iedere schijf voor de toepassing van dit artikel als een afzonderlijke subsidie beschouwd.

TITEL VIII. - Bepalingen betreffende giften, legaten en prijzen.
Art.87. De toekenning van een gift en het afstand doen van een gift of van een legaat kan enkel gebeuren bij ordonnantie. Een prijs kan enkel uitgereikt worden op basis van een organieke bepaling ingevolge een wet of een ordonnantie waarbij de prijs wordt ingesteld en hun eventuele uitvoeringsbesluiten.

TITEL IX. - De verjaring.
Art.88.[1 Conform artikel 15 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 en onverminderd de bepalingen van artikel 89 en de verjaringstermijnen bepaald in specifieke ordonnanties, zijn de verjaringsregels van het gemeen recht van toepassing op elke boekhoudkundige entiteit ]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-13/05, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art.89. § 1. Conform artikel 16 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, zijn, inzake salarissen en voorschotten daarop, evenals inzake vergoedingen, toelagen of uitkeringen die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd binnen een termijn van maximaal vijf jaar te rekenen van de 1ste januari van het jaar van de betaling.
  § 2. Om geldig te zijn moet deze vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar worden gebracht per de post aangetekende brief met vermelding van :
  1° het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;
  2° de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan.
  Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende brief de post kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende tien jaar.
  § 3. De in § 1 vastgestelde termijn wordt verlengd tot tien jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen.

TITEL X. - De vervreemding.
HOOFDSTUK I. - Roerende goederen.
Art.90. § 1. De roerende goederen die eigendom zijn van de diensten van het Verenigd College, die niet opnieuw kunnen worden gebruikt en die kunnen worden vervreemd, moeten worden verkocht of op een andere manier tegen betaling worden vervreemd.
  § 2. Het Verenigd College kan gratis roerende goederen vervreemden waarvan de kosten geraamd voor de verkoop tegen betaling hoger liggen dan de geraamde opbrengst van de vervreemding ervan.

HOOFDSTUK II. - Onroerende goederen.
Art.91. Het Verenigd College is gemachtigd de onroerende domeingoederen van alle aard, hetzij openbaar, hetzij uit de hand of bij wijze van ruiling te vervreemden.
  Zij is eveneens gemachtigd elk zakelijk onroerend recht te vestigen of te vervreemden.
  Behoudens in geval van openbare verkoping of wanneer de onteigening ten algemenen nutte wettelijk is uitgevaardigd, moeten de in deze ordonnantie bedoelde vervreemdingen die betrekking hebben op goederen waarvan één van de schattingen of de prijs meer dan 6,25 j miljoen euro bedraagt, bij ordonnantie door de Verenigde Vergadering worden goedgekeurd.

Art.92. § 1. Wanneer het Verenigd College voor het uitvoeren van de verrichtingen bedoeld in artikel 91 een beroep doet op de ambtenaren van de Comités tot aankoop van onroerende goederen, voeren deze in principe alle taken uit die de verrichting meebrengt, inzonderheid het schatten van de waarde van het goed, de marktprospectie, de openbaarmaking, het voeren van de onderhandelingen, de vertegenwoordiging van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij de totstandkoming van de verrichting, het verlijden van de akte en de uitvoering van de uit de verrichting voortvloeiende taken.
  § 2. Het Verenigd College kan evenwel, bij gemotiveerde beslissing, een beroep doen op andere gemandateerde openbare ambtenaren of dienstverleners om de in artikel 91 of in § 1 van dit artikel bedoelde verrichtingen geheel of gedeeltelijk uit te voeren.
  Indien het Verenigd College voor het schatten van de waarde van het goed een beroep doet op dienstverleners, dient zij nochtans een beroep te doen op de ambtenaren van de Comités tot aankoop van onroerende goederen, om één der schattingen vast te stellen bedoeld in artikel 91, 3e lid.
  De vertegenwoordiging van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij de totstandkoming van de verrichting en het verlijden van de akte worden verplicht toevertrouwd aan een openbaar ambtenaar.
  Wanneer het verlijden van de akte niet wordt toevertrouwd aan een ambtenaar van het Comité tot aankoop van onroerende goederen, wordt het ontwerp van akte houdende vervreemding of vestiging van zakelijke rechten voorgelegd aan het Comité tot aankoop van onroerende goederen dat, binnen de maand na ontvangst ervan, een gemotiveerd advies meedeelt aan het Verenigd College. Het advies wordt geacht gunstig te zijn indien het Comité de voormelde termijn laat verstrijken.
  In geval van negatief advies kan de verrichting slechts uitgevoerd worden na beslissing van het Verenigd College.

Art.93. § 1. De ter uitvoering van deze ordonnantie te verrichten vervreemdingen moeten openbaar worden gemaakt met passende publiciteitsmaatregelen, zoals aankondigingen in nationale of regionale dag- of weekbladen, aanplakkingen of andere middelen waarmee de belangstellenden kunnen worden bereikt.
  § 2. De personen die volgens de laatste kadastrale toestand een zakelijk hoofdrecht bezitten op de aan het te vervreemden domeingoed grenzende percelen en het bestuur van de gemeente op wiens grondgebied het goed gelegen is, worden van de verrichting op de hoogte gebracht per bij de post aangetekende brief, ten minste één maand voor de zitdag van de toewijzing, voor het verlijden van de akte of, in voorkomend geval, voor de ondertekening van de verkoopbelofte.
  Wanneer het te vervreemden domeingoed grenst aan een gebouw dat eigendom is van zes of meer personen, kan de kennisgeving geschieden door middel van elke vorm van openbaarmaking die vergelijkbaar is met deze bedoeld in het eerste lid, zoals de aanplakking van een bericht in de hal van het gebouw.
  Indien de termijn van één maand, bedoeld in het eerste begint te lopen of verstrijkt tijdens de maanden juli en augustus, wordt hij, behoudens andersluidende beslissing van het Verenigd College, verlengd tot vijftien september.
  § 3. De formaliteiten van openbaarmaking bedoeld in de §§ 1 en 2 zijn vereist wanneer de onteigening ten algemene nutte van het te vervreemden domeingoed wettelijk wordt bevolen.

Art.94. § 1. Onverminderd de toepassing van § 2 worden de onroerende domeingoederen vervreemd aan de meestbiedende.
  Het Verenigd College kan, in voorkomend geval, bepalen op welke wijze een goed dient te worden verkocht en welke bijzondere verplichtingen dienen te worden opgelegd aan de koper van het goed.
  § 2. Wanneer het Verenigd College, in het kader van een globaal grondbeleid, een duidelijk omschreven project heeft dat een vervreemding inhoudt en waarbij het gevoerde beleid de belangen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient, kan het, op de voorwaarden die het vaststelt, volgens het advies van de Inspectie van Financiën bij gemotiveerde beslissing afwijken van voormeld principe van voorkoop aan de meestbiedende; deze beslissing bepaalt de voorwaarden en nadere regels van voormeld project.
  In dat geval kan het Verenigd College eveneens beslissen af te zien van de formaliteiten van openbaarmaking bedoeld in § 1 van artikel 93.
  Deze gemotiveerde beslissing kan het Verenigd College evenwel eerst nemen wanneer aan alle hierna volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de prijs van de vervreemding mag niet lager liggen dan de schatting van het Comité tot aankoop van onroerende goederen, dat hiervoor rekening houdt met alle bijzondere voorwaarden die aan de verkoop verbonden zijn;
  2° aan de vervreemding dienen voorwaarden verbonden te zijn die maximale garanties bieden voor de zo snel mogelijke verwezenlijking van het project waarvoor de vervreemding wordt verricht;
  3° een gunstig stedenbouwkundig attest dient te worden afgegeven voor het beoogde project indien het is onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning of aan een verkavelingsvergunning. Dit attest moet nog geldig zijn op het ogenblik van de vervreemding;
  4° het Verenigd College dient het ontwerp van akte voor te leggen aan het Comité tot aankoop van onroerende goederen dat, binnen de maand na ontvangst ervan, een gemotiveerd advies geeft aan het Verenigd College. Het advies wordt geacht gunstig te zijn als het Comité de voormelde termijn laat verstrijken.
  Indien de prijs hoger ligt dan 1,25 miljoen euro, dan wordt de vervreemding bij ordonnantie door de Verenigde Vergadering goedgekeurd.

Art.95. Het Verenigd College brengt elk jaar, bij de bespreking van het ontwerp van begrotingsordonnantie, verslag uit aan de Verenigde Vergadering over de verrichtingen die krachtens de machtigingen bedoeld in deze ordonnantie zijn uitgevoerd.

Art.96. Het Verenigd College wordt belast met het opmaken en het bijhouden van een inventaris van het onroerend vermogen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Het Verenigd College bepaalt de vorm en de inhoud van deze inventaris.

TITEL XI/1. [1 Bijzondere bepalingen van toepassing op de Autonome bestuursinstellingen]1   ----------   (1)
Art. 96/1. [1 De autonome bestuursinstellingen bedoeld in artikel 2, 2°, van deze ordonnantie zijn onderverdeeld in :
   1° de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie, opgericht bij ordonnantie, met rechtspersoonlijkheid, en rechtstreeks onderworpen aan het gezag van het Verenigd College ;
   2° de autonome bestuursinstellingen van tweede categorie, opgericht bij ordonnantie, met rechtspersoonlijkheid, begunstigd met een organieke autonomie, onverminderd de toezicht- en controlebevoegdheid van het Verenigd College, zoals de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag.
   De autonome bestuursinstellingen van tweede categorie staan onder het toezicht van het Verenigd College. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art. 96/2. [1 § 1. Het Verenigd College bepaalt de structuur van de ontvangsten- en uitgavenbegroting van de autonome bestuursinstellingen. De op de basisallocaties ingeschreven bedragen zijn uitgedrukt in duizenden euro.
   De begroting van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie wordt uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar vooraf gaat door de Verenigde Vergadering goedgekeurd. De aanpassingen, in de loop van een begrotingsjaar, van de initiële begroting van een autonome bestuursinstelling worden eveneens goedgekeurd door de Verenigde Vergadering.
   § 2. Het ontwerp van begroting van iedere autonome bestuursinstelling van eerste categorie wordt opgemaakt door het Verenigd College.
   Dit ontwerp van begroting wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Verenigde Vergadering, samen met het ontwerp van algemene uitgavenbegroting.
   De goedkeuring door de Verenigde Vergadering van de begroting van een autonome bestuursinstelling van eerste categorie wordt verkregen door het stemmen van de bepalingen die er betrekking op hebben in de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting.
   § 3. Het begrotingsontwerp van elke autonome bestuursinstelling van tweede categorie wordt door haar beheersorgaan opgesteld en ter goedkeuring aan het Verenigd College overgemaakt. Die begroting wordt aan de Verenigde Vergadering meegedeeld als bijlage bij de algemene uitgavenbegroting. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art. 96/3. [1 Indien een autonome bestuursinstelling niet tijdig haar ontwerpbegroting heeft overgemaakt, dan worden de eventuele stortingen van de tussenkomsten van de diensten van het Verenigd College voor die instelling geblokkeerd volgens door het Verenigd College vast te stellen regels. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art. 96/4.[1 . § 1. Elke autonome bestuursinstelling kan :
   1° overschrijdingen van limitatieve vastleggings- en/of vereffeningskredieten die zijn ingeschreven op de uitgavenbasisallocaties van haar uitgavenbegroting doorvoeren ;
   2° herverdelingen tussen limitatieve vastleggings- of vereffeningskredieten die zijn ingeschreven op de uitgavenbasisallocaties van haar uitgavenbegroting doorvoeren.
   Een herverdeling of overschrijding van de uitgavenkredieten van een autonome bestuursinstelling mag niet leiden tot een verslechtering van haar vorderingensaldo.
   § 2. Onder kredietoverschrijding wordt de begrotingsverrichting verstaan die erin bestaat tijdens het begrotingsjaar het bedrag te verhogen van de limitatieve vastleggings- en/of vereffeningskredieten die zijn ingeschreven op de uitgavenbasisallocaties van de initiële of aangepaste uitgavenbegroting van de betrokken instelling.
   Een overschrijding van de vereffeningskredieten kan slechts toegestaan worden ten belope van de compensatie door bijkomende ontvangsten die niet zijn ingeschreven op de ontvangstenbasisallocaties van de initiële of aangepaste ontvangstenbegroting van de instelling, gerealiseerd in termen van vastgestelde rechten, en die betrekking hebben op het lopende begrotingsjaar.
   Elke beslissing tot overschrijding van kredieten wordt onverwijld meegedeeld aan de Verenigde Vergadering, het Verenigd College en het Rekenhof.
   Indien de kredietoverschrijdingen hogere tussenkomsten, zoals subsidies, kunnen meebrengen vanwege de diensten van het Verenigd College dan deze die reeds voorzien zijn in hun begroting, dan moeten die tussenkomsten vooraf worden goedgekeurd door de stemming van een overeenkomstig krediet in de algemene uitgavenbegroting.
   Het Verenigd College stelt de modaliteiten vast die van toepassing zijn op de kredietoverschrijdingen.
   § 3. Onder herverdeling van limitatieve vastleggings- of vereffeningskredieten ingeschreven op de uitgavenbasisallocaties wordt de begrotingsverrichting verstaan die erin bestaat tijdens het begrotingsjaar de verdeling over de basisallocaties van het totaalbedrag aan vastleggings- of vereffeningskredieten dat is ingeschreven in de initiële of aangepaste uitgavenbegroting van de betrokken instelling op budgettair neutrale wijze te wijzigen.
   Elke beslissing tot herverdeling van kredieten wordt onverwijld meegedeeld aan de Verenigde Vergadering, het Verenigd College en het Rekenhof.
   Het Verenigd College stelt de modaliteiten vast die van toepassing zijn op de kredietherverdelingen.
   § 4. Bij de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie vereisen herverdelingen en overschrijdingen van limitatieve uitgavenkredieten, vóór enige tenuitvoerlegging, de toestemming van het Verenigd College, na advies van de Inspectie van Financiën en na akkoordbevinding van de Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Begroting.
   Bij de autonome bestuursinstellingen van tweede categorie vereisen herverdelingen en overschrijdingen van limitatieve uitgavenkredieten, vóór enige tenuitvoerlegging, de toestemming van het beheersorgaan, na akkoordbevinding van de commissarissen van het Verenigd College bij de instelling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art. 96/5. [1 Er wordt in elke autonome bestuursinstelling van eerste categorie aangesteld :
   1° een gedelegeerde ordonnateur, in de zin van artikel 24 ;
   2° rekenplichtigen, in de zin van artikel 67 ;
   3° een boekhouder, in de zin van artikel 44.
   De beheersorganen stellen in elke autonome bestuursinstelling van tweede categorie, volgens de regels vastgesteld door het Verenigd College, hun gedelegeerde ordonnateurs in de zin van het eerste lid, 1°, hun rekenplichtigen in de zin van het eerste lid, 2° en hun boekhouders in de zin van het eerste lid, 3° aan.
   Voormelde functies zijn onderling gescheiden en onverenigbaar.
   De functies van rekenplichtige, in de zin van het eerste lid, 2°, en boekhouder, in de zin van het eerste lid, 3°, mogen worden uitgeoefend door personeelsleden van een andere boekhoudkundige entiteit, op voorwaarde dat de onderlinge scheiding en onverenigbaarheid van de functies worden nageleefd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art. 96/6.[1 § 1. De algemene rekening van iedere autonome bestuursinstelling van eerste categorie wordt opgemaakt onder het gezag van het Verenigd College en overgemaakt aan het Rekenhof vóór 31 mei van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft.
   Het Rekenhof certificeert de regelmatigheid, de waarachtigheid en de betrouwbaarheid van de algemene rekening van de instelling. Het maakt die certificering over aan de Verenigde Vergadering als bijlage bij de algemene rekening en voegt er zijn opmerkingen aan toe.
   De overmaking gebeurt ten laatste op 31 oktober.
   § 2. De algemene rekening van iedere autonome bestuursinstelling van tweede categorie wordt opgemaakt door haar beheersorgaan uiterlijk op 31 juli van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft. De instelling maakt ze ter goedkeuring over aan het Verenigd College.
   Het Verenigd College legt onverwijld de goedgekeurde rekening ter controle voor aan het Rekenhof.
   Het Rekenhof certificeert de regelmatigheid, de waarachtigheid en de betrouwbaarheid van de algemene rekening van de instelling. Het maakt die certificering over aan de Verenigde Vergadering als bijlage bij de algemene rekening en voegt er zijn opmerkingen aan toe.
   De mededeling gebeurt ten laatste op 31 oktober.
   § 3. Het Rekenhof kan die rekeningen in zijn Boeken van opmerkingen publiceren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>

Art. 96/7. [1 Het Verenigd College organiseert een administratieve en begrotingscontrole binnen de autonome bestuursinstellingen.
   De commissarissen van het Verenigd College, aangesteld door het Verenigd College, zijn bevoegd voor de uitoefening van die controle bij de autonome bestuursinstellingen van tweede categorie.
   De commissarissen hebben de bevoegdheid om iedere controle te verrichten die hen noodzakelijk lijkt voor de uitoefening van hun mandaat.
   De commissarissen voeren hun opdracht uit op stukken en ter plaatse. Ze hebben toegang tot alle dossiers en archieven van de diensten die tot hun bevoegdheid behoren en ontvangen van die diensten alle inlichtingen die zij vragen.
   Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten van de administratieve en begrotingscontrole. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art. 96/8.[1 § 1. De autonome bestuursinstellingen zijn ertoe gelast een of meerdere financiële rekeningen toe te vertrouwen aan de kassier voorzien in artikel 62.
   § 2. De autonome bestuursinstellingen van tweede categorie kunnen daarnaast rekeningen openen bij een andere kredietinstelling dan de kassier middels het akkoord van de Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Financiën.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


TITEL XI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.97. De handtekeningen kunnen worden aangebracht via een geautomatiseerde of elektronische procedure.

Art. 97/1. [1 Art. 97/1. Titel X van deze ordonnantie is niet van toepassing op de autonome bestuursinstellingen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-12-13/05, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 07-01-2019>


Art.98. Worden opgeheven :
  1° de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit;
  2° de ordonnantie van 27 april 1995, gewijzigd op 17 juli 2001, houdende oprichting van diensten van het Verenigd college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad met afzonderlijk beheer.

Art. 99. § 1. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 januari 2007.
  § 2. Het Verenigd College kan beslissen dat de volgende bepalingen op een latere datum, maar ten laatste op 1 januari 2009, in werking treden : artikel 10, 2e lid, artikel 11, § 1, artikels 58 en 59, artikel 70, artikels 74 tot 78.
  (NOTA : De inwerkingtreding van de artikelen 10, tweede lid, 11, § 1, 58, 59, 70 en 74 tot 78 wordt uitgesteld tot 1 januari 2009; zie BESL 2007-03-08/47, art. 1)
  § 3. Als overgangsmaatregel en tot het van kracht worden van de artikels 70 en 74 tot 78, blijft het Rekenhof zijn visum aanbrengen op de betalingsopdrachten, overeenkomstig artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.