Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 SEPTEMBER 2006. - Besluit 2006/554 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen. (Vertaling). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-2006 en tekstbijwerking tot 19-01-2015)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
Afdeling 1. - Definities.
Art. 2-4
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - De voorwaarden en de procedure.
Art. 5-20
Afdeling 2. - De architecturale normen.
Art. 21-31
Afdeling 3. - Begeleidingsnormen.
Art. 32-41
HOOFDSTUK III. - Subsidiëring.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 42-47
Afdeling 2. - Subsidie voor algemene kosten.
Art. 48-49
Afdeling 3. - Subsidie voor persoonlijke kosten.
Art. 50
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel 2 en 3.
Art. 51-52
Afdeling 5. - Subsidie inzake vervoerskosten.
Art. 53
Afdeling 6. - Subsidie voor de opvang van het personeel.
Art. 54-57, 57bis
Afdeling 7. - Financiële bijdrage.
Art. 58-66
HOOFDSTUK IV. - Het beheer van de goederen van de gehandicapte persoon in een verblijfscentrum.
Art. 67-70
HOOFDSTUK V. - Voorrangsovereenkomsten.
Art. 71-75
HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen.
Art. 76-77
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 78-80
HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 81-84
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 85-87
BIJLAGEN.
Art. N1-N10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2000031179  2002031273  2002031474  2003031141 



Uitvoeringsbesluit(en):

2012031785  2014031119  2014031553  2024002731  2024002732 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikelen 138 en 178 van de Grondwet.

Afdeling 1. - Definities.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  " decreet " : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd;
  " centrum " : dagcentrum of verblijfscentrum;
  " Administratie " : de Brusselse Franstalige dienst voor gehandicapte personen (Service bruxellois francophone des Personnes handicapées), opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998;
  " multidisciplinair team " : het orgaan ingesteld door artikel 10 van het decreet;
  " [1 Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;]1
  - " VTE " : voltijds equivalent zoals bepaald in artikel 32, § 1 van dit besluit;
  - [1 Besluit van het College van 18 oktober 2001 : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van 6 juli 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van diverse wetten betreffende de toelagen toegekend in de gezondheids- en de welzijnssectoren en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling.]1
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.3.§ 1. Een dagcentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 60 van het decreet om de onder artikel 61 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen. Het is bestemd voor hetzij volwassenen, hetzij niet-schoolgaande kinderen.
  Het dagcentrum belast zich het hele jaar met de zorg voor de opgevangen gehandicapte personen. Het centrum is minstens acht uur per dag open en verstrekt minstens zes uur educatieve en re-educatieve activiteiten voor de opgevangen personen, het middageten incluis. Het centrum is tijdens het weekend en op feestdagen gesloten, behoudens uitzonderingen bepaald in het collectief project zoals bedoeld in artikel 5, punt 10 van dit besluit.
  § 2. Een verblijfscentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 65 van het decreet om de onder artikelen 66 en 67 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen.
  Het verblijfscentrum belast zich het hele jaar met de zorg van de gehandicapte personen die er verblijven. Het centrum belast zich eveneens met :
  1. het verstrekken van een maaltijd 's morgens en 's avonds;
  2. het verstrekken van een maaltijd 's middags voor de personen die in het centrum verblijven en er ook overdag aanwezig zijn;
  3. in voorkomend geval het onderhoud van de kleding overeenkomstig de door het lid van het College goedgekeurde bepalingen;
  4. het verstrekken en het onderhoud van het linnengoed.
  [1 Uitgezonderd tijdens het weekend en op feestdagen belast het verblijfscentrum zich minstens tijdens de werkdagen met deze opdracht ten minste gedurende 16 uur. Bovendien kan het in artikel 5, punt 10 van dit besluit bedoelde collectief project sluitingsperiodes bepalen, voor zover het verblijfscentrum een andere oplossing biedt voor de gehuisveste personen met een handicap die erom verzoeken. ]1
  § 3. De erkende basiscapaciteit van een dagcentrum is het wekelijks gemiddeld maximumaantal gehandicapte personen dat het centrum mag opvangen.
  De erkende basiscapaciteit van een verblijfscentrum is het maximumaantal gehandicapte personen dat het centrum gelijktijdig mag herbergen.
  [1 Niettemin kan de erkende basiscapaciteit van een centrum met maximaal 10 % worden overschreden mits inachtneming van de bepalingen van artikelen 21 tot 31 van dit besluit.]1
  § 4. Buiten de erkende basiscapaciteit kan een centrum verzoeken om een bepaald aantal plaatsen te reserveren voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen voor een korte verblijfsopvang of respijtopvang mits inachtneming van de bepalingen van artikelen 21 tot 31 van dit besluit.
  Overeenkomstig artikel 67 paragraaf 3 van het decreet moet het centrum een voorstel opstellen en aan het advies van de Adviesraad voorleggen.
  Een korte verblijfsopvang of respijtopvang beoogt het tijdelijk verblijf of opvang van een gehandicapte persoon voor een maximale periode van 90 nachten of 90 dagen per kalenderjaar gespreid over één of meerdere periodes.
  § 5. De maximumcapaciteit van een centrum is de vastgestelde maximumcapaciteit met uitsluitende inachtneming van de architecturale normen bedoeld in artikelen 21 tot 31 van dit besluit, en op basis van het verslag van de gewestelijke brandweerdienst bedoeld in artikel 6 punt 8 van dit besluit, dat inzonderheid beoogt de maximumcapaciteit vast te stellen die het gebouw waar het centrum gevestigd is kan opvangen of herbergen.
  § 6. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een verblijfscentrum verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor het verblijf van gehandicapte personen waarvoor een crisisopvang vereist is.
  Overeenkomstig artikel 67 paragraaf 3 van het decreet moet het centrum een voorstel opstellen en aan het advies van de Adviesraad voorleggen.
  De crisisopvang wordt genoodzaakt door een verslechtering van een hoofd- of geassocieerde deficiëntie van een gehandicapte persoon die rechtstreeks met de psychosociale toestand of de gezondheidstoestand van deze persoon verband houdt.
  § 7. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een dagcentrum voor volwassenen verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor gehandicapte personen die een lichte opvang vereisen, te weten een opvang die een optimale autonomie en integratie van de gehandicapte persoon beoogt. Deze opvang zet hoofdzakelijk sociale netwerken en bestaande diensten in die zich niet specifiek op gehandicapte personen toespitsen.
  § 8. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een dagcentrum voor volwassenen verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor gehandicapte personen die een lichte opvang vereisen. Hieronder wordt verstaan een opvang die een optimale autonomie en integratie van de gehandicapte persoon beoogt waarbij deze laatste met behulp van een psychosociale en educatieve begeleiding toegespitst op sociale integratie en " leren ", zijn dagelijks leven en zijn vrije tijd zelf moet leren beheren. Deze lichtere opvang wordt binnen " autonome leefruimten " verleend en zet hoofdzakelijk sociale netwerken en bestaande diensten in die zich niet specifiek op gehandicapte personen toespitsen. [1 De autonome leefruimte moet buiten het opvangcentrum gelegen zijn.]1
  Een autonome leefruimte is een huis, een appartement of een gemeenschappelijke woning waarvan het centrum de eigenaar of huurder is en waar 1 tot 6 gehandicapte personen van minstens 16 jaar in een aangepast kader een autonoom levensproject ontwikkelen.
  § 9. [1 Mits het akkoord van de administratie en met inachtneming van de architecturale normen bedoeld in artikelen 21 tot 31 van dit besluit, kan het multidisciplinair team de opvang in een dagcentrum toestaan, buiten de erkende basiscapaciteit maar binnen de maximale opvangcapaciteit, van een persoon met een handicap die in een verblijfscentrum verblijft waarmee het dagcentrum de infrastructuur deelt.]1
  Deze maatregel is gerechtvaardigd door de wijziging van de dagactiviteit van de gehandicapte persoon.
  Het akkoord betreft uitsluitend de voornoemde persoon die prioriteit krijgt indien binnen de erkende capaciteit van het dagcentrum een plaats vrijkomt.
  § 10. Onder opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen moet worden verstaan de gehandicapte persoon die door een dagcentrum of een verblijfscentrum wordt opgevangen op basis van een gunstige beslissing tot tussenkomst vanwege het multidisciplinair team en met inachtneming van de bepalingen van deze beslissing.
  De volgende afwezigheidperiodes zijn met een opvang gelijkgesteld :
  elke afwezigheid van maximaal 6 opeenvolgende weken waarvoor een afwezigheidsattest in het persoonlijk dossier wordt bewaard;
  elke afwezigheid van meer dan 6 opeenvolgende weken waarvoor bovendien een afwezigheidsattest door het centrum aan de Administratie wordt overgemaakt;
  elke afwezigheid van meer dan 3 opeenvolgende maanden waarvoor een medisch of een hospitalisatieverslag door het centrum aan de Administratie wordt overgemaakt en voor zover het multidisciplinair team de continuïteit van de tussenkomst ten gunste van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon heeft bevestigd.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.4. § 1. De som van de erkende basiscapaciteiten van de dagcentra vastgesteld per 1 januari 2004, vertegenwoordigt de totaal maximale erkende basiscapaciteit en vertegenwoordigt eveneens de capaciteiten toegekend per principebeslissing die betrekking hebben op de aankoop, de bouw en de inrichting van gebouwen.
  § 2. De som van de erkende basiscapaciteiten van de verblijfscentra vastgesteld per 1 januari 2004, vertegenwoordigt de totaal maximale erkende basiscapaciteit en vertegenwoordigt eveneens de capaciteiten toegekend per principebeslissing die betrekking hebben op de aankoop, de bouw en de inrichting van gebouwen.
  § 3. Elke wijziging van de maximale erkende basiscapaciteiten is het voorwerp van een beslissing van het College op advies van de afdeling " Gehandicapte personen " van de Adviesraad.
  In afwijking, wanneer overeenkomstig artikel 12, paragraaf 2 van dit besluit een centrum een gedeelte van zin oorspronkelijk erkende basiscapaciteit omzet in de som van lichte opvang en gewone opvang, dan corrigeert zin nieuwe basiscapaciteit automatisch de totaal maximale erkende basiscapaciteit.

HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - De voorwaarden en de procedure.
Art.5.Om erkend te worden moet een dagcentrum of een verblijfscentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1. de zetel van zijn activiteiten op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen;
  2. zich richten naar de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
  3. zich ertoe verplichten de opname in het centrum niet afhankelijk te maken van een tegenprestatie in contanten of in natura vanwege de gehandicapte persoon, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn familie;
  4. [1 Beschikken over lokalen waarin de architecturale normen worden nageleefd zoals voorzien in artikelen 21 tot en met 31 van dit besluit en de toegang tot de gebouwen verzekeren, rekening houdend met de personen met een handicap die daar opgevangen worden of die daar verblijven.
   In het kader van de erkenningsprocedure, de procedure van de hernieuwing van de erkenning of de wijziging van de erkenning, kan het College, op met redenen omkleed verzoek van de verantwoordelijk van het dagelijks beheer, dat samengaat met het erkenningsdossier, het dossier van hernieuwing van de erkenning of van wijziging van de erkenning, na gelijkluidend advies van de Afdeling " Gehandicapte Personen " van de Adviserende raad, afwijkingen toestaan aan de architecturale normen die door dit besluit wordt vastgesteld.]1
  5. voldoen aan de begeleidingsnormen bepaald in deel 3 van dit hoofdstuk;
  6. de opvang of het verblijf waarborgen van minstens 15 gehandicapte personen in voltijds equivalent per erkend centrum. Indien dezelfde vzw twee centra telt wordt het minimumaantal gehandicapte personen in voltijds equivalent op 20 vastgesteld. In dergelijk geval mag de minimumcapaciteit van elk centra niet minder dan 10 bedragen;
  7. een Raad van gebruikers oprichten zoals bepaald in artikel 17 van dit besluit;
  8. voor elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon een persoonlijk dossier samenstellen zoals bepaald in artikel 20 van dit besluit;
  9. met elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon een gepersonaliseerde prestatieovereenkomst sluiten overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van dit besluit;
  10. in overleg met het plaatselijk personeel een collectief project opstellen waarvan het ontwerp op bijlage I van dit besluit steunt en het model opneemt van de gepersonaliseerde prestatieovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van dit besluit.
  Telkens wanneer nodig zal het collectief project de specifieke bepalingen onderscheiden met betrekking tot de plaatsen gereserveerd voor de korte verblijfsopvang en respijtopvang evenals voor de lichte opvang en crisisopvang;
  11. binnen de beperkingen van artikel 67, lid 2 van het decreet de psychologische, educatieve, re-educatieve en sociale begeleiding in een multidisciplinaire geest waarborgen die rekening houdt met het collectief project;
  12. een huishoudelijk reglement opstellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 18 van dit besluit. De Raad van gebruikers moet over dit huishoudelijk reglement evenals over elke wijziging ervan een advies uitbrengen;
  13. de berichten van opname en ontslag van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen binnen 5 dagen volgens het door de Administratie bepaald model aan de Administratie overmaken en haar in kennis stellen van de binnen een gekende termijn voorziene ontslagen;
  14. een aanwezigheidsregister van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen volgens het door de Administratie bepaald model ter beschikking van de Administratie houden;
  15. zorgen voor de voortgezette opleiding van het personeel in functie van zijn activiteiten;
  16. de Administratie jaarlijks op 30 juni van het volgend jaar een activiteitenverslag overmaken betreffende :
  - de statistische elementen betreffende de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen op basis van de door de Administratie bepaalde parameters;
  - de tenuitvoerlegging van het collectief project en van de activiteiten;
  - de verwezenlijkingen op niveau van de sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen;
  - de evaluatie van de samenwerkingsovereenkomsten bepaald in artikel 6 punt 16 van dit besluit;
  - de voortgezette opleidingen van het personeel;
  - de adviezen van de Raad van de gebruikers bepaald in dit artikel;
  17. [1 zich onderwerpen aan bezoeken en aan controles die door de administratie worden gecoördineerd en deze elk verantwoordingsstuk overhandigen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van haar controle]1
  18. per kalenderjaar een boekhouding bijhouden volgens het door de Administratie bepaald model zoals bepaald in artikel 16 van dit besluit;
  19. de Administratie binnen vijftien dagen in kennis stellen van elke wijziging betreffende de erkennings- en subsidievoorwaarden van het centrum, inzonderheid van elke wijziging met betrekking tot het personeel.
  [2 Voor elk personeelslid dat tijdens de erkenningsperiode in dienst genomen wordt, bezorgt het centrum een kopie van het arbeidscontract aan de administratie, evenals ieder bewijs dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit. Bij de indienstneming eist het centrum een uittreksel uit het strafregister, waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. Dit document maakt deel uit van het persoonlijk dossier van elk personeelslid.]2
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.6.De aanvraag tot erkenning van een centrum moet per aangetekende brief aan de Administratie worden gezonden volgens het hiertoe door haar opgesteld model. De erkenning als dagcentrum of als verblijfscentrum worden apart aangevraagd. De administratie bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen.
  De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen bevatten :
  1. een kopie van de statuten van de vzw zoals in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt samen met hun eventuele wijzigingen, evenals de lijst van de leden van de Raad van bestuur;
  2. de naam van het centrum, het adres van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;
  3. de specificiteiten en leeftijdscategorieën van de personen, de opvang- of verblijfscapaciteiten zoals bedoeld in artikel 10 van dit besluit, waarvoor het centrum een erkenning aanvraagt;
  4. de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, het collectief project en de begindatum van de aangevraagde erkenning;
  5. het model van de gepersonaliseerde prestatieovereenkomst;
  6. [1 een kopie van de akten betreffende de benoeming van de afgevaardigde bij de vertegenwoordiging en van de afgevaardigde bij het dagelijks beheer.]1
  7. een kopie van de plannen van de verschillende bezette verdiepingen van de gebouwen met vermelding van de bestemming en van de netto-oppervlakte van de lokalen; deze plannen zijn door een architect of een landmeter-expert opgemaakt;
  8. [2 het verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat minder dan drie jaar oud is en dat met de aangevraagde maximale opvang- of verblijfscapaciteit rekening houdt.]2
  9. de personeelslijst van het centrum met voor elk personeelslid zijn kwalificatie, zijn functie, en zijn wekelijks prestatievolume, of bij ontstentenis het personeelswervingsplan;
  10. voor elk personeelslid een kopie van zijn arbeidsovereenkomst en elk bewijsdocument waaruit blijkt dat het personeelslid qua functie en anciënniteit aan de reglementaire voorwaarden voldoet;
  11. [1 een kopie van het contract in zake verzekering " burgerlijke aansprakelijkheid " voor de leden van dit personeel, ook voor de vrijwilligers, alsook voor de personen met een handicap die daar opgevangen worden of die daar verblijven.]1
  12. de lijst van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen en van de kandidaturen, met vermelding van hun aantal en leeftijd;
  13. de lijst van de specifieke voorzieningen;
  14. het arbeidsreglement;
  15. het huishoudelijk reglement;
  16. de overeenkomsten met derden voor de uitvoering van het collectief project.
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.7. Indien de aanvraag van het centrum niet volledig is, brengt de Administratie het centrum hiervan op de hoogte dat over een termijn van drie maanden beschikt om zijn aanvraag te vervolledigen. Bij ontstentenis wordt de aanvraag van nul en gener waarde beschouwd.

Art.8. Wanneer de aanvraag volledig is, onderzoekt de Administratie de aanvraag tot erkenning en organiseert een inspectie om te controleren of het centrum aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.
  De Administratie maakt de aanvraag met een voorstel tot erkenning aan het lid van het College over. Het lid van het College legt het voorstel aan de afdeling " Gehandicapte personen " van de Adviesraad voor. Hij vermeldt de termijn die voor het advies is voorzien.
  Binnen dertig dagen na het uitbrengen van het advies, maakt de Administratie dit advies samen met een voorstel van beslissing aan het lid van het College over.
  Het College neemt een beslissing die de Administratie aan de aanvrager betekent.

Art.9. Het College kent de erkenning voor een periode van vijf jaar toe. De datum van inwerkingtreding van de erkenning kan niet vroeger zijn dat de datum van ontvangst van de aanvraag.
  Deze periode is verlengbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van dit besluit.
  In afwijking kan het College uitzonderlijk een erkenning voor een kortere periode toekennen wanneer het wenst dat de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de Administratie binnen een kortere termijn wordt gecontroleerd.

Art.10. § 1. De beslissing tot erkenning van een centrum vermeldt de specificiteiten van de opgevangen of gehuisveste personen, hun leeftijd, de erkende basiscapaciteit, de maximumcapaciteit van het centrum zoals bepaald in artikel 3, paragraaf S van dit besluit, en in voorkomend geval :
  het gedeelte van de erkende basiscapaciteit gereserveerd voor lichte opvang,
  het gedeelte van de erkende basiscapaciteit van een verblijfscentrum gereserveerd voor het verblijf van personen in crisissituatie of voor de opvang overdag van ouder wordende personen,
  het aantal opvang- of verblijfsplaatsen buiten de erkende basiscapaciteit gereserveerd voor de korte verblijfsopvang of respijtopvang, met verwijzing naar het collectief project.
  § 2. In voorkomend geval kent de beslissing tot erkenning van een centrum dat voor een eerste maal wordt erkend, verschillende intermediaire erkende basiscapaciteiten toe om het centrum toe te laten de opvang van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen geleidelijk aan te organiseren.
  § 3. Indien het semestrieel gemiddelde vastgesteld van januari tot juni en van september tot december, uitgedrukt in voltijds equivalenten van het aantal opgevangen of gehuisveste personen, buiten de erkende capaciteit gereserveerd voor het verblijf in crisisopvang, korte verblijfsopvang of respijtopvang, twee eenheden minder bedraagt dan de erkende basiscapaciteit voor een centrum waarvan de erkende basiscapaciteit 50 eenheden niet overschrijdt, of vier eenheden wanneer deze erkende basiscapaciteit wordt overschreden, kan het College, op voorstel van de Administratie, de erkende capaciteit verminderen.
  [1 Indien in de loop van 2 kalenderjaren, de gemiddelde bezetting van de plaatsen voor kort verblijf of voor respijt geen 60 % bedraagt, dan kan het College, op voorstel van de administratie, dit aantal plaatsen herleiden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.11. De aanvraag tot verlenging van de erkenning van een centrum wordt minstens zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsperiode van de vorige beslissing tot erkenning bij de Administratie ingediend.
  Het centrum blijft erkend zolang het College niet over de verlenging heeft beslist.
  De documenten die bij de oorspronkelijke aanvraag werden gevoegd, moeten niet bij de verlengingsaanvraag worden gevoegd voor zover zij nog steeds conform de oorspronkelijke situatie zijn.
  De Administratie onderzoekt de aanvraag tot verlenging van de erkenning en organiseert een inspectie om te controleren of het centrum nog steeds aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Art.12. § 1. De aanvraag tot wijziging van de erkenning van een centrum wordt bij de Administratie ingediend. Deze aanvraag vermeldt en motiveert het voorwerp van de wijziging. De Administratie licht het centrum in over de elementen die vereist zijn voor het onderzoek van de aanvraag. De aanvraag wordt onderzocht volgens de regels die op de aanvraag tot erkenning van toepassing zijn.
  2. Wanneer de wijziging van de bestaande erkende opvangcapaciteiten binnen een centrum capaciteit schept voor lichte opvang zoals bepaald in artikel 3, paragraaf 7 van dit besluit, dan kan deze wijziging van de opvangcapaciteiten geen globale verhoging tot gevolg hebben van de toegekende subsidie voor de som van alle opvangcapaciteiten van het centrum.
  De procedure voor de aanvraag, het onderzoek en de beslissing van dergelijke wijziging van de opvangcapaciteiten is dezelfde als de procedure voor de wijziging van de erkenning van een centrum zoals bepaald in paragraaf 1 van dit artikel.

Art.13. Het centrum dat niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet wordt hiervan door de Administratie in kennis gesteld die het centrum verzoekt zich in orde te stellen.

Art.14. Wanneer het centrum binnen een termijn van twee maanden nog steeds niet aan deze voorwaarde voldoet, zendt de Administratie het centrum, per aangetekende brief, een met redenen omklede ingebrekestelling.
  Indien de Administratie na een termijn van een maand vaststelt dat het centrum nog steeds niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, maakt zij aan het lid van het College een voorstel over tot instelling van de procedure voor de opschorting of intrekking van de erkenning. Dit voorstel houdt rekening met de situatie van het personeel en van de gehandicapte personen.
  Indien het lid van het College dit voorstel goedkeurt, stelt de Administratie het centrum hiervan per aangetekende brief in kennis en licht de Raad van de gebruikers in. Het centrum beschikt over dertig dagen om een memorie in te dienen en, op eigen verzoek, door de Administratie te worden gehoord die de dag en het uur van de hoorzitting bepaalt.
  Binnen dertig dagen na de hoorzitting maakt de Administratie een voorstel voor het behoud, de opschorting of de intrekking van de erkenning aan de afdeling " Gehandicapte personen " van de Adviesraad over die binnen drie maanden na de aanhangigmaking zijn advies uitbrengt.
  Binnen dertig dagen na het advies van de afdeling " Gehandicapte personen " van de Adviesraad, maakt de Administratie dit voorstel samen met dit advies aan het lid van het College over. Het College neemt een beslissing binnen twee maanden na ontvangst van dit advies.
  Het centrum wordt door de Administratie per aangetekende brief van de beslissing van het College in kennis gesteld.

Art.15.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning heeft de stopzetting van de subsidies aan het centrum op de door het College vastgestelde datum tot gevolg. Ingeval van intrekking van de erkenning wordt bovendien overgegaan tot de terugvordering van het nietafgeschreven gedeelte van de eventueel toegekende infrastructuursubsidies.
  [1 De administratie deelt de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning onverwijld mee aan de voorzitter van de raad van bestuur, aan de directie en aan de vakbondsorganisaties.]1
  Het centrum deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning onmiddellijk aan de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen of aan hun wettelijke vertegenwoordigers mee. Ingeval het centrum nalaat dit te doen neemt de Administratie deze verplichting op zich.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.16. Elk erkend centrum moet zijn boekhouding voeren overeenkomstig de door het College aangenomen rekeningstelsels, rekeningen en balansen.
  Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Een analytische boekhouding per erkenning en de balans van de vzw worden samen met de verslagen van een bedrijfsrevisor, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat op het boekjaar volgt, aan de Administratie overgemaakt.

Art.17. De Raad van gebruikers van een centrum is samengesteld uit de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen of, bij ontstentenis, uit hun wettelijke vertegenwoordigers. Elke gehandicapte persoon kan zich door een vertrouwenspersoon van zin keuze laten vergezellen. Een afgevaardigde van de directie en een personeelslid wonen de Raad van gebruikers bij. Dit personeelslid verzorgt het secretariaat ervan. De directeur van het centrum zorgt voor de regelmatige werking van de Raad van gebruikers en dit minstens tweemaal per jaar.
  De opdracht van de Raad van gebruikers bestaat erin alle voorstellen te formuleren betreffende de levenskwaliteit en de praktische organisatie van, afhankelijk van het centrum, de opvang of het verblijf van de gehandicapte personen. In dit opzicht verstrekt de directeur van het centrum de Raad van gebruikers alle nuttige informatie voor de uitvoering zijn opdracht.
  De Raad bepaalt zijn manier van werken en kiest een voorzitter onder zijn leden. De notulen van de vergaderingen worden in een hiertoe bestemd register opgenomen dat voor alle leden van de Raad van gebruikers, voor de personeelsleden van het centrum en voor de afgevaardigden van de Administratie toegankelijk is.

Art.18.Het huishoudelijk reglement bepaalt de respectieve rechten en verplichtingen van de gehandicapte persoon en van het centrum.
  Het vermeldt :
  1. de rechten en verplichtingen van de gehandicapte persoon;
  2. de rechten en verplichtingen van het centrum;
  3. de verbintenis van het centrum, met inachtneming van het collectief project, van het persoonlijk project van de persoon en van de rechterlijke beslissingen, de gehandicapte persoon de vrijheid te laten om deeltijds in het dagcentrum en, naar eigen keuze, tijdens het weekend en de vakantieperiodes in het verblijfscentrum te verblijven;
  4. de verbintenis van het centrum aan de persoonlijke vragen voor informatie vanwege de gehandicapte persoon of vanwege zijn wettelijke vertegenwoordigers tegemoet te komen;
  5. de beschrijving van het centrum en van zijn werking;
  6. het bestaan van de Raad van gebruikers, de naam van zijn voorzitter en zijn contactgegevens;
  7. [1 de maatregelen die worden toegepast wanneer een persoon met een handicap de leef- en werkingsregels overtreedt of in het geval van beschadiging van het materiaal of het goed dat aan de persoon met een handicap ter beschikking wordt gesteld;]1
  8. de modaliteiten voor het indienen van bezwaren en de wijze waarop deze worden behandeld;
  9. uitgezonderd in geval van overmacht, de verplichting van voorafgaand overleg tussen het centrum en de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger betreffende de beëindiging van de opvangovereenkomst wanneer deze beëindiging vóór de afloop van de oorspronkelijk in de overeenkomst bepaalde termijn voorzien is;
  10. het bestaan van de mogelijkheid van bemiddeling door de Administratie ingeval van een blijvende onenigheid tussen de parten die de uitvoering van de gepersonaliseerde overeenkomst niet langer toelaat;
  11. de namen van de directeur of onderdirecteur en van de voorzitter van de Raad van bestuur, evenals de maatschappelijke zetel van de vzw;
  12. de gegevens van de Administratie.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.19.De tussen het centrum en de gehandicapte persoon ondertekende gepersonaliseerde overeenkomst bevat minstens de volgende bepalingen :
  1. de identiteit van de partijen; in voorkomend geval wordt de identiteit van de gehandicapte persoon vergezeld van die van zijn wettelijke vertegenwoordiger;
  2. de datum van opvang, de duur van de overeenkomst en, in voorkomend geval, de deeltijdse opvangfrequentie. Ingeval van een korte verblijfsopvang of respijtopvang zal de tussen de parten ondertekende overeenkomst geleidelijk aan worden aangevuld met vermelding van de opvangperiodes tijdens het jaar;
  3. [2 het zorgplan dat meer bepaald de modaliteiten voor de frequentie van de evaluaties omvat, evenals de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken. De evaluaties zullen minstens een keer om de 18 maanden plaatsvinden;]2
  4. het bedrag van de financiële bijdrage bedoeld in hoofdstuk 3, deel 7 van dit besluit evenals, in voorkomend geval, het minimumbedrag dat ter beschikking van de volwassen gehandicapte persoon moet worden gesteld;
  5. de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de betaling;
  6. de identificatie van de gevraagde supplementen krachtens artikelen 65 en 66 van dit besluit en de modaliteiten voor het bepalen van deze supplementen;
  7. het soort oplossing voor de opvang of het verblijf tijdens de sluitingsperiodes van het centrum zoals bepaald in het collectief project;
  8. de wijze en de periodiciteit op basis waarvan deze overeenkomst wordt geëvalueerd en kan worden gewijzigd of aangevuld;
  9. de maatregelen die wegens het verloop van de lichamelijke of geestelijke toestand van de gehandicapte persoon moeten worden genomen, uitgezonderd in geval van overmacht of uiterste spoed, in welk geval het overleg binnen drie werkdagen na het nemen van deze maatregelen moet plaatsvinden;
  10. de modaliteiten voor de beëindiging van de overeenkomst door elk van de partijen zoals bepaald in artikel 18, punt 9 van dit besluit;
  11. de modaliteiten voor de heroriëntatie van de gehandicapte persoon in geval van beëindiging van de overeenkomst;
  12. [1 in de gevallen van lichte zorg in een plaats van zelfstandig leven, deze specifieke modaliteit van zorg en de dienst in verband met deze bijzondere zorg, toegekend aan de persoon met een handicap bij afwijking van de bepalingen van artikel 3, 2de paragraaf van dit besluit.
   [2 Ingeval van een korte verblijfsopvang of respijtopvang moeten de punten 3, 7 en 8 niet worden ingevoegd.]2
   Een exemplaar van de overeenkomst wordt aan elk van de partijen overhandigd. Een exemplaar van het collectieve project en een exemplaar van het reglement van orde worden aan de overeenkomst toegevoegd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.20.Binnen het centrum bevat het persoonlijk dossier van de gehandicapte persoon :
  1. een medisch luik,
  2. een psychologisch luik,
  3. een sociaal-educatief luik :
  a) de anamnese;
  b) de behoefteanalyse;
  c) het zorgplan dat onder meer de [1 ...]1 evaluaties bevat, de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken.
  4. de gepersonaliseerde overeenkomst en haar wijzigingen. Het centrum zorgt ervoor dat deze gegevens regelmatig worden geüpdatet.
  Indien een dagcentrum en een verblijfscentrum onder dezelfde vzw ressorteren en zich op dezelfde site bevinden, kan één enkel persoonlijk dossier worden bijgehouden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de specifieke doelstellingen van elk centrum.
  5. de behaalde resultaten in het door het College vastgestelde evaluatieschema waarmee zijn specifieke begeleidingsbehoeften kunnen worden bepaald, uitgezonderd voor de personen in lichte opvang in een autonome leefruimte, in korte verblijfsopvang of respijtopvang, in crisissituatie of in voorrangsovereenkomst, zoals bepaald in hoofdstuk V van dit besluit.
  6. [1 ...]1.
  Voor de personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang kunnen de punten 1., 2. en 3. vervangen worden door een samenvatting van de strikt noodzakelijke gegevens voor de begeleiding van de gehandicapte persoon.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 2. - De architecturale normen.
Art.21. § 1. Zonder de vestigingen van de op 1 januari 2007 erkende centra in vraag te stellen, houdt het centrum rekening met de specifieke behoeften van de opgevangen of gehuisveste personen en met een oordeelkundige geografische spreiding ten opzichte van de andere centra voor gehandicapte personen.
  § 2. De plaatsen die buiten de erkende basiscapaciteit gereserveerd zijn voor korte verblijfsopvang of respijtopvang en voor voorrangsovereenkomsten zoals bepaald in hoofdstuk V van dit besluit, worden in aanmerking genomen en aan de erkende basiscapaciteit van elk centrum toegevoegd met het oog op de inachtneming van de in dit deel vermelde architecturale normen.
  § 3. Wanneer de maximumcapaciteit van een centrum groter is dan de erkende basiscapaciteit, dan wordt de maximumcapaciteit in aanmerking genomen met het oog op de inachtneming van de in dit deel vermelde architecturale normen.

Art.22. Het centrum neemt de nodige maatregelen voor brandpreventie en brandbestrijding, evenals voor de evacuatie van de bewoners in geval van brand.
  De bouwplannen en de beschrijving van de aangewende materialen worden aan het advies van de gewestelijke brandweerdienst voorgelegd.

Art.23. De gebouwen van het centrum worden regelmatig onderhouden en alle vochtigheid of waterinsijpeling worden behandeld.
  In de woon- en activiteitenruimten moet de verwarming een temperatuur van 20 °C en in de kamers een temperatuur van minstens 16 °C kunnen handhaven.
  De woon- en activiteitenruimten moeten voldoende ventilatie en natuurlijke verlichting bieden.
  Het drinkbare leidingwater is overal in het centrum gemakkelijk toegankelijk.

Art.24. De voorzieningen van het centrum zijn aan de behoeften van de gehandicapte personen en de leefruimte aan de specifieke vereisten van de handicap aangepast.

Art.25.§ 1. De sanitaire installaties van het centrum zijn gemakkelijk toegankelijk en zijn met een doeltreffend ventilatiesysteem uitgerust.
  § 2. Het dagcentrum beschikt over minstens :
  a) een aangepaste badkamer met een bad of douche en een kleedruimte;
  b) een wc per zeven gehandicapte personen;
  c) aangepaste wc's voor kinderen jonger dan drie jaar;
  d) een wastafel met stromend water per zes gehandicapte personen verdeeld over het hele dagcentrum.
  § 3. Het verblijfscentrum beschikt over minstens :
  a) een aangepaste badkamer met bad of douche en kleedhoek per vijf gehandicapte personen;
  b) een wc per vijf gehandicapte personen;
  c) aangepaste wc's voor kinderen jonger dan drie jaar;
  d) [1 een wastafel met stromend water per kamer, tenzij de toepassing van deze bepaling de opvang van de persoon met een handicap in het gedrang kan brengen. In dit geval wordt de reden van de afwijking aangeduid in het collectieve project.]1
  § 4. Bovendien beschikt elk centrum over minstens één wc voor het personeel en de bezoekers.
  § 5. Indien het dagcentrum samen met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd is, worden de sanitaire installaties van het verblijfscentrum in aanmerking genomen voor de naleving van de normen van het dagcentrum.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.26. Het centrum beschikt over voldoende huishoudelijke voorzieningen. De keuken wordt zodanig ingericht dat er geen geurhinder wordt veroorzaakt en mag niet aan de infirmerie grenzen.
  Indien een centrum over een waslokaal of linnenkamer beschikt wordt dit lokaal zodanig ingericht dat het geen geur- of damphinder veroorzaakt en dat de gewassen en ongewassen circuits van elkaar worden gescheiden. Overigens mag het niet aan de infirmerie of de keuken grenzen.

Art.27. Het centrum beschikt over een voldoende aantal lokalen voor :
  - het beheer van het centrum, de sociale dienst, de re-educatie, de psychologische begeleiding, de infirmerie en medische onderzoeken;
  - en, afhankelijk van het geval, voor de bezoeken en het nachtpersoneel.
  Indien een dagcentrum en verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd zijn, mogen zij de lokalen delen bestemd voor het beheer van het centrum, de sociale dienst, de psychologische begeleiding, de infirmerie en de re-educatie.

Art.28. § 1. In een dagcentrum bedraagt de oppervlakte van de educatieve en re-educatieve activiteitenruimten minstens 4 m2 per gehandicapte persoon.
  De oppervlakte van de woonruimten (zitkamer, eetkamer, speelkamer) mag niet kleiner zijn dan 2 m2 per gehandicapte persoon.
  De totale oppervlakte mag niet minder dan 8 m2 per gehandicapte persoon bedragen.
  2. Indien het dagcentrum samen met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd is, worden de oppervlakten van de woonruimten van het verblijfscentrum in aanmerking genomen voor de naleving van deze normen.

Art.29.§ 1. In een verblijfscentrum zijn de kamers uitgerust met ramen met buitenzicht. In de gangen wordt nachtverlichting voorzien.
  In de gemeenschappelijke kamers mag een maximum van 4 kinderen of 2 volwassenen niet worden overschreden. In de gemeenschappelijke kamers bedraagt de minimumoppervlakte 6 m2 per persoon. De minimumoppervlakte voor een eenpersoonskamer bedraagt 8 m2.
  [2 Onverminderd de bepalingen van artikel 24, beschikt elke persoon over een bed, een nachtkastje, een stoel en een kast, tenzij de toepassing van deze bepaling de opvang van de persoon met een handicap in het gedrang brengt. In dit geval wordt de reden van de afwijking aangeduid in het collectieve project.
  Elk koppel beschikt over hetzij een tweepersoonsbed van minstens 140 cm, hetzij over twee eenpersoonsbedden, twee nachttafeltjes en een kast, tenzij de toepassing van deze bepaling de opvang van de persoon met een handicap in het gedrang brengt. In dit geval wordt de reden van de afwijking aangeduid in het collectieve project.]2
  § 2. De oppervlakte van de woonruimten (keuken, zitkamer, eetkamer) mag niet minder dan 4 m2 per gehandicapte persoon bedragen.
  § 3. [1 [2 De bepaling van artikelen 25, 26, 27 en 29, paragraaf 1, lid 4 en paragraaf 2 van dit besluit zijn niet van toepassing op de autonome leefruimten van het opvangcentrum.
  De lokalen van de autonome leefruimten worden niet in aanmerking genomen voor de berekeningen van het aantal en de oppervlakte bepaald in artikel 29 van dit besluit.
  In de kamers van de autonome leefruimten mag slechts één persoon of één koppel verblijven. Met het oog op het behoud van de gezinsband mogen zij van hun kinderen vergezeld zijn.]2
   De plaatsen van zelfstandig leven dienen uitgerust te zijn met een badkamer of een douchekamer met koud en warm water. Ze moeten ook uitgerust zijn met toiletten, afzonderlijk of in de bad- of douchekamer.
   De plaatsen van zelfstandig leven zijn voorzien van een lokaal of een ruimte waar voedingswaren bereid kunnen worden. In dit lokaal dient een gootsteen met water aanwezig te zijn en stopcontacten voor ten minste drie huishoudelijke apparaten en een kookuitrusting.
   De keukens, badkamers, douchekamers en toiletten moeten doeltreffend geventileerd zijn, met een natuurlijke of mechanische ventilatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.30.De centra zorgen ervoor maatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid van de gehandicapte personen en van het personeel tegen [1 ...]1 roken.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.31.
  <Opgeheven bij BESL 2012-09-27/05, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 3. - Begeleidingsnormen.
Art.32. § 1. De begeleidingsnormen van de centra worden berekend op basis van een voltijds equivalent waarvan de wekelijkse arbeidsduur op 37 uur is vastgesteld.
  Voor het medisch personeel echter dat vóór 1 januari 2003 in dienst is getreden, is de wekelijkse arbeidsduur op 24 uur vastgesteld.
  § 2. De controle van de voldoening aan de begeleidingsnormen wordt op enig moment van het jaar uitgevoerd.
  Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de arbeidsduurvermindering die krachtens de bepalingen van titel IV van het besluit van het College van 18 oktober 2001, individueel aan het personeel van de centra werd toegekend.
  § 3. De personeelsleden worden over de volgende vijf categorieën verdeeld :
  het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team;
  het technisch personeel;
  het medisch personeel;
  het directiepersoneel;
  het administratief en boekhoudkundig personeel.
  § 4. Elke loontrekkende functie van het centrum is niet verenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de VZW.

Art.33.De begeleidingsnormen voor het personeel van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team houden rekening :
  1) met de erkende basiscapaciteit;
  2) met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon, vastgesteld door het multidisciplinair team in samenwerking en overleg met het centrum aan de hand van het evaluatieschema opgenomen in bijlage 7 van dit besluit, uitgezonderd voor de personen in lichte opvang en in korte verblijfsopvang of respijtopvang.
  [1 In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning.]1
  Met elke gehandicapte persoon stemt een individuele begeleidingsnorm overeen. Deze individuele normen worden opgeteld om de begeleidingsnorm van het centrum te bepalen.
  ----------
  (1)<BESL 2014-05-15/A3, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.34.§ 1. De begeleidingsnormen voor het personeel van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team worden overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit bepaald.
  § 2. Ze omvatten :
  a) De individuele basisnorm (IBN).
  De individuele basisnorm waarborgt de leefbare werking van het centrum in het kader van zijn opdrachten, door de concretisering van de persoonlijke projecten van de gehandicapte personen voorzien in de gepersonaliseerde overeenkomsten bedoeld in artikel 19 van dit besluit. In de verblijfscentra omvat de norm eveneens een eventuele permanentie overdag en de opvang overdag tijdens de vakanties.
  De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum. De norm verschilt voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang. De toekenning van deze specifieke norm sluit de toekenning uit van elke andere norm vermeld in de punten b) tot g) van deze paragraaf.
  De individuele basisnorm voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang omvat niet de verplichting van een doorlopende aanwezigheid ter plaatse van een lid van het educatief team.
  b) De supplementaire individuele norm (SIN).
  De supplementaire individuele norm wordt toegekend aan een verblijfscentrum voor de kinderen die overdag niet worden opgevangen door een dagcentrum, een dagcentrum voor schoolgaande kinderen of een centrum voor functionele revalidatie.
  [1 Ze wordt toegekend vanaf 1 januari volgend op de datum van inwerkingtreding van de gepersonaliseerde overeenkomst, op voorwaarde dat de verleende paramedische prestaties hierin worden verduidelijkt.]1
  c) De individuele vakantienorm (IVN).
  De individuele vakantienorm wordt toegekend aan een verblijfscentrum in functie van de aanwezigheidsgraad van de gehandicapte personen tijdens de weekends, vakanties en wettelijke feestdagen berekend op het voorvoorlaatstejaar.
  Naargelang het resultaat van de verhouding tussen de som van de dagen van effectieve aanwezigheid van de gehandicapte personen tijdens deze periodes en de erkende capaciteit, met aftrek van het gedeelte gereserveerd voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 voor een verblijfscentrum voor kinderen of met 138 voor een verblijfscentrum voor volwassenen, een percentage bereikt dat begrepen is tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij 50 en 69 %, hetzij gelijk is aan of hoger ligt dan 70 %, dan geniet het centrum voor het lopend jaar een verhoging zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit.
  Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Een afwezigheidsdag vertegenwoordigt elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren.
  Een verblijfscentrum dat het voorafgaande jaar niet was erkend geniet een verhoging van zijn normen volgens een percentage begrepen tussen 20 en 29 %.
  d) De individuele verouderingsnorm (IVRN).
  In de verblijfscentra voor volwassenen wordt de individuele verouderingsnorm eventueel toegekend aan personen die lijden aan een vroegtijdige veroudering en ouderdomsziekten of aan gepensioneerde personen of personen met brugpensioen. De individuele evaluatie waarvan sprake in bijlage 7 van dit besluit, bevestigt deze toestand.
  [1 Ze wordt toegekend vanaf 1 januari volgend op de datum van inwerkingtreding van de gepersonaliseerde overeenkomst, op voorwaarde dat de gepersonaliseerde overeenkomst de opvang overdag in een verblijfscentrum voorziet.]1
  Deze norm wordt per tiende toegekend naar rata van het aantal halve dagen aanwezigheid in het verblijfscentrum.
  e) De complementaire individuele norm (CIN).
  De complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit.
  Indien de gehandicapte persoon een resultaat van meer dan 66 punten op 100 behaalt, dan wordt hij in categorie A opgenomen en wordt geen enkele complementaire individuele norm toegekend.
  Indien de gehandicapte persoon een resultaat behaalt begrepen tussen 48 en 66 punten, dan wordt hij in categorie B opgenomen en zijn complementaire individuele norm is gelijk aan 30 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de som van zijn individuele basisnorm (IBN), supplementaire individuele norm (SIN) en individuele vakantienorm (IVN).
  Indien de gehandicapte persoon een resultaat van minder dan 48 punten behaalt, dan wordt hij in categorie C opgenomen en zijn complementaire individuele norm is gelijk aan 100 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de som van zijn individuele basisnorm (IBN), supplementaire individuele norm (SIN) en individuele vakantienorm (IVN).
  In afwijking is de complementaire individuele norm van een gehandicapte persoon in crisissituatie gelijk aan die van een gehandicapte persoon opgenomen in categorie C zoals bepaald in bijlage 7 van dit besluit.
  f) De individuele motorische norm (IMN).
  In de centra voor volwassenen wordt de individuele motorische norm toegekend aan gehandicapte personen waarvan het resultaat in rubriek D van het evaluatieschema in bijlage 7 van dit besluit, lager ligt dan 10 punten.
  g) De complementaire individuele norm van vitale behoeften (INVB).
  Aan een gehandicapte persoon die in een verblijfscentrum wordt opgevangen kan een complementaire individuele norm van vitale behoeften worden toegekend wanneer deze gehandicapte persoon dagelijks in een bijzondere medische toestand verkeert waarbij de afwezigheid van een snelle paramedische of verpleegkundige zorg een verhoogd risico voor zijn gezondheid inhoudt.
  [1 Ze wordt toegekend vanaf 1 januari volgend op de datum van inwerkingtreding van de gepersonaliseerde overeenkomst.]1
  h) De individuele norm van kort verblijf of respijt (INR).
  In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang, wordt de aldus berekende begeleidingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende capaciteit.
  [2 Indien na een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van de periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van de plaatsen voor korte verblijfsopvang of respijtopvang lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe begeleidingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum her jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad, zonder dat deze bepaling samengenomen kan worden met de toepassing van artikel 10, § 3, lid 2, van dit besluit. ]2
  § 3. Indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN) van een dagcentrum lager ligt dan 4,25 VTE, dan wordt dit laatste cijfer aan het dagcentrum toegekend, behalve indien de vzw waarvan dit centrum afhangt minstens een dagcentrum en een verblijfscentrum telt.
  Voor een verblijfscentrum opgericht binnen een vzw die eveneens een dagcentrum telt : indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (MIN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, dan is de toegekende norm gelijk aan de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN).
  Voor een verblijfscentrum opgericht binnen een vzw die geen dagcentrum telt :
  - hetzij, indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (IMN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, en indien de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN) eveneens lager ligt dan 9 VTE, dan wordt de toegekende norm op 9 VTE gebracht;
  - hetzij, indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (MIN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, en indien de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN) gelijk is aan of hoger ligt dan 9 VTE, dan is de toegekende norm gelijk aan 9 VTE.
  Voor een verblijfscentrum waarvan de erkende capaciteit lager ligt dan 15 eenheden, worden in de voormelde leden de cijfers 8 en 9 respectievelijk vervangen door 7 en 8.
  [2 § 4. Bij een ongewijzigde erkende basiscapaciteit behoudt een centrum, waarvan de begeleidingsnormen zijn vastgelegd op grond van het vorige lid, het voordeel van de bepaling indien een verandering van de elementen op grond van dewelke de supplementaire individuele norm (SIN), de individuele vakantienorm (IVN), de individuele verouderingsnorm (IVRN), de individuele complementaire norm (ICN), de individuele motorische norm (IMN) of de complementaire individuele norme van vitale behoeften (CIVB) worden bepaald, tot een ongerechtvaardigde vermindering van de norm leidt.]2
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 14, 1. tot 3., 003; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 14,4. tot 5., 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.35. Binnen de personeelsnorm van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team, mag de verhouding van de functies in voltijds equivalent gereserveerd voor werknemers die houder zijn van een licentiaatsdiploma en overeenstemmend met functies waarvoor dit diploma vereist is, 8 % niet overschrijden.
  Op voorstel van de Administratie, rekening houdend met het collectief project van het centrum en met de specificiteit van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.

Art.36. De personeelsnorm van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team neemt maximaal 0,067 VTE in aanmerking voor de functie van opvoeder-groepsleider per VTE.

Art.37.§ 1. [2 De begeleidingsnormen voor het technisch personeel houden rekening met de erkende basiscapaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33.
   In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning.]2
  § 2. De begeleidingsnormen voor het personeel van het technisch team worden overeenkomstig bijlage 4 van dit besluit vastgesteld.
  § 3. Ze omvatten :
  a) [1 de technisch individuele basisnorm (T IBN).
  Deze norm waarborgt de goede werking van het centrum door de bevoorrading en bereiding van de maaltijden, de reiniging, het onderhoud en de herstelling van lokalen, alsook de reiniging, het onderhoud en de herstelling van het materiaal en het transport mogelijk te maken.
  Indien binnen eenzelfde VZW minstens een dagcentrum en een verblijfscentrum zijn erkend, dan wordt de technisch individuele basisnorm van het dagcentrum met 3/8e verminderd voor elke persoon met een handicap die zowel in het dagcentrum als het verblijfscentrum wordt opgevangen.
  De individuele basisnorm wordt met de erkende basiscapaciteit van het centrum vermenigvuldigd.
  De norm verschilt voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang. De toekenning van deze specifieke norm sluit de toekenning uit van elke andere norm vermeld in de punten b) en c) van deze paragraaf.]1
  b) De technisch individuele vakantienorm (T IVN).
  De technisch individuele vakantienorm wordt toegekend aan een verblijfscentrum in functie van de aanwezigheidsgraad van gehandicapte personen tijdens de weekends, vakanties en wettelijke feestdagen berekend op het voorvoorlaatstejaar.
  Naargelang het resultaat van de verhouding tussen de som van de dagen van effectieve aanwezigheid van gehandicapte personen tijdens deze periodes en de erkende capaciteit, met aftrek van het gedeelte gereserveerd voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 voor een verblijfscentrum voor kinderen of met 138 voor een verblijfscentrum voor volwassenen, een percentage bereikt dat begrepen is tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij 50 en 69 %, hetzij gelijk is aan of hoger ligt dan 70 %, dan geniet het centrum voor het lopend jaar een verhoging zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit.
  Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Een afwezigheidsdag vertegenwoordigt elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren.
  Een verblijfscentrum dat het voorafgaande jaar niet was erkend kan een verhoging van zijn normen genieten volgens een percentage begrepen tussen 20 en 29 %.
  c) De technisch complementaire individuele norm (T CIN).
  De technisch complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit.
  Enkel de gehandicapte personen in categorie C genieten deze norm.
  In afwijking is de complementaire individuele norm van een gehandicapte persoon in crisissituatie is gelijk aan die van een gehandicapte persoon opgenomen in categorie C.
  d) De technisch individuele norm van kort verblijf of respijt (T INR).
  In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen voor een korte verblijfsopvang of respijtopvang, wordt de aldus berekende begeleidingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende capaciteit.
  [1 Indien na een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van die plaatsen lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe begeleidingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum voor het jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad, zonder dat deze bepaling samengenomen kan worden met de toepassing van artikel 10, § 3, lid 2, van dit besluit.]1
  § 4. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van het technisch personeel tussen het dagcentrum en het verblijfscentrum door de VZW bepaald en houdt rekening met hun specifieke behoeften. [1 De norm verschilt voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang. ]1
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BESL 2014-05-15/A3, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.38.§ 1. [1 [4 De begeleidingsnormen voor het medisch personeel houden rekening met de erkende basiscapaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33. De plaatsen die voorbehouden zijn voor de lichte opvang veroorzaken geen enkele omkaderingsnorm voor het medisch personeel.
   In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning.]4 ]1
  § 2. De begeleidingsnormen voor het medisch personeel worden overeenkomstig bijlage 5 van dit besluit vastgesteld.
  Ze omvatten voor een dagcentrum :
  a) De medisch individuele basisnorm (M IBN).
  Alle opgevangen personen genieten dezelfde medisch individuele basisnorm.
  De individuele basisnorm wordt met de erkende basiscapaciteit van het centrum vermenigvuldigd.
  b) De medisch complementaire individuele norm (M CIN).
  De medisch complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke opgevangen gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit.
  Enkel de gehandicapte personen in categorie C genieten deze norm. Ze omvatten voor een verblijfscentrum :
  De medisch supplementaire individuele norm (M SIN).
  De norm wordt enkel toegekend voor personen die overdag niet worden opgevangen :
  - voor volwassenen : door een dagcentrum of een centrum voor functionele revalidatie,
  - voor kinderen : door een dagcentrum, een dagcentrum voor schoolgaande kinderen of een centrum voor functionele revalidatie.
  [2 De individuele norm van kort verblijf of respijt (NIR M) :
   Volgens het aantal plaatsen die aan opvang of verblijf voor kort verblijf of respijt zijn voorbehouden, wordt de omkaderingsnorm die aldus wordt berekend verhoudingsgewijs aangevuld op basis van de verhouding tussen de erkende basiscapaciteit en het aantal bijkomende plaatsen die voorbehouden zijn aan een dergelijke zorg en de erkende basiscapaciteit.
  [3 Indien na een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van die plaatsen lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe begeleidingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum voor het jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad, zonder dat deze bepaling samengenomen kan worden met de toepassing van artikel 10, § 3, lid 2, van dit besluit.]3]2
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2009-03-19/65, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<BESL 2012-09-27/05, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<BESL 2014-05-15/A3, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.39.§ 1. Een nieuwe evaluatie van de specifieke begeleidingsbehoeften van een gehandicapte persoon wordt voor de kinderen om de driejaar en voor de volwassenen om de vijf jaar uitgevoerd.
  Deze evaluatie kan eveneens worden uitgevoerd, hetzij op initiatief van het multidisciplinair team hetzij op verzoek van het centrum indien de toestand van de gehandicapte persoon plots mocht wijzigen.
  De beslissing van het multidisciplinair team wordt geregistreerd vanaf de maand die erop volgt.
  § 2. [1 De resultaten van de evaluatierooster van de personen met een handicap, bekrachtigd door het multidisciplinaire team maken tweemaal per jaar het voorwerp uit van een registratie. Indien op de datum van de registratie blijkt dat evaluaties voor bepaalde personen met een handicap nog niet konden worden bekrachtigd, dan wordt de som van de bestaande resultaten verhoudingsgewijs omgezet volgens het aantal personen die in het centrum worden opgevangen of die er verblijven.
  [2 De wijziging van de specifieke begeleidingsbehoeften van de gehandicapte personen van een centrum wordt vastgesteld op basis van het resultaat van de voor het centrum meest gunstige begeleidingsbehoeften. Binnen de beperkingen van de beschikbare begroting heeft ze de herziening tot gevolg van de betrokken begeleidingsnormen van het centrum vanaf 1 januari van het volgende jaar. In dit opzicht kan op de normverhogingen een reductiecoëfficiënt worden toegepast.]2
   Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 en van artikel 12, de omkaderingsnorm à la hausse wordt herzien, dan wordt deze norm van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de betekening, door de administratie, van de herzieningsbeslissing.
   Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 en van artikel 12, de omkaderingsnorm à la baisse wordt herzien, dan wordt deze norm van kracht :
   1. ofwel de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie. Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de administratie;
   2. ofwel de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt. Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de administratie;
   3. of, bij gebrek, onmiddellijk.]1
  § 3. Indien in een centrum de herziening van de begeleidingsnormen een vermindering van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg heeft, moet het centrum de eventuele ontslagen paritair objectiveren en de Administratie erover inlichten. Met het akkoord van het betrokken personeelslid geeft de Administratie zijn gegevens door aan de centra waarvan de nieuwe begeleidingsnormen een stijging van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg hebben. Deze centra verbinden zich ertoe de kandidatuur van deze personeelsleden prioritair te bestuderen.
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.40.§ 1. De begeleidingsnormen met betrekking tot de directie, het administratief en boekhoudkundig team van de centra worden overeenkomstig bijlage 6 van dit besluit vastgesteld.
  § 2. [1 ...]1.
  [1 § 2.]1 (vroegere § 3) Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van de directie en van het administratief en boekhoudkundig personeel tussen het dagcentrum en het verblijfscentrum door de vzw bepaald en houdt rekening met hun specifieke behoeften.
  Indien de centra zich op verschillende sites bevinden moet evenwel aan elk centrum minstens een 1/2 voltijds equivalent directie worden toegewezen.
  Wanneer de directie een personeelslid delegeert om haar te vervangen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.41. Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 van dit besluit, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, dan treden de gewijzigde begeleidingsnormen in werking :
  - hetzij op de eerste dag die volgt op de afloop van de opzeggingsperiode van de betrokken werknemer(s) wiens opzegging werd gegeven in de maand die volgt op de door het College vastgestelde datum van inwerkingtreding van de wijziging van de erkenning;
  - hetzij op de dag waarop het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer(s) in werking treedt dat werd meegedeeld in de maand die volgt op de door het College specifiek vastgestelde datum van inwerkingtreding van de wijziging van de erkenning;
  - hetzij, bij ontstentenis, onmiddellijk.

HOOFDSTUK III. - Subsidiëring.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.42.Er wordt een jaarlijkse subsidie aan de centra toegekend. Deze omvat :
  1) een subsidie voor algemene kosten;
  2) een subsidie voor persoonlijke kosten;
  3) een subsidie voor het collectief vervoer van de uitsluitend in het dagcentrum verblijvende gehandicapte personen;
  4) een subsidie voor de opvang van het personeel bedoeld onder deel 3 van hoofdstuk 2 van dit besluit.
  [1 Deze toelagen mogen niet worden gebruikt om andere kosten te dekken dan deze waarvoor ze zijn bestemd, uitgezonderd de bepalingen bepaald in artikelen 51 en 57bis van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.43.De subsidies die door de overheid worden toegekend of door organisaties die de overheid subsidieert, worden afgetrokken van de jaarlijkse subsidie voor zover deze subsidies toegekend zijn voor uitgaven die worden gedekt door de overeenkomstig dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de in het kader van het vormingsverlof toegekende bedragen en van de tussenkomsten ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer [1 alsook de vrijstelling van de doorstorting van bedrijfsvoorheffing op voorwaarde dat die bedragen in de personeelskosten worden geïnvesteerd]1.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.44. De jaarlijkse subsidie wordt aan de centra gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze wordt toegekend en wordt vereffend op basis van de in dit hoofdstuk voorziene bepalingen.
  Het maandelijks voorschot houdt rekening met de toegekende erkenning, met de begeleidingsnormen waarop het centrum aanspraak kan maken en met de evolutie van het personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit.

Art.45.§ 1. Voor 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient het centrum bij de Administratie een justificatoir dossier voor de berekening van de jaarlijkse subsidie in. [3 Op grond van een gemotiveerd verzoek kan de administratie een bijkomende termijn van maximaal 3 maanden toekennen.]3
  [1 Tweede lid geschrapt.]1
  § 2. Het dossier wordt opgemaakt overeenkomstig het door de Administratie vastgelegde model en bevat minstens volgende bewijsstukken :
  Wat de subsidie voor algemene kosten en de subsidie voor persoonlijke kosten betreft :
   - het grootboek der lasten;
   - de algemene balans;
   - de afschrijvingstabellen van de vaste activa en de giften en subsidies in kapitaal;
   - het aantal personen dat wordt opgevangen of gehuisvest op gemiddelde jaarbasis.
   Wat het collectief vervoer betreft :
   - de facturen met de bewijsstukken waarin de data waarop de ritten zijn uitgevoerd, het aantal vervoerde gehandicapte personen met naam en adres, en het aantal afgelegde kilometers op globale wijze staan gepreciseerd.
  [3 Wat de toelage voor persoonlijke kosten betreft :
   * de individuele rekening van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie;
   * een overzicht van het dubbel vakantiegeld van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie voor het begrotingsjaar volgende op het begrotingsjaar waarvoor de jaarlijkse toelage is bepaald;
   * het C 450bis-attest van de RSZ;
   * het attest dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst;
   * de eindafrekening van de wetsverzekering;
   * voor ieder arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot een schadevergoeding, een fotokopie van de door het centrum gedane aangifte;
   * de afrekening van de gestorte vergoedingen bij schadeloosstelling naar aanleiding van een arbeidsongeval;
   * de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde;
   * de lijst van de personen die de aanvullende preprensioenvergoeding genieten samen met de individuele rekening van elke betrokkene.]3
  Wat de financiële bijdragen van de gehandicapte personen betreft, de door de Administratie bepaalde bewijsstukken.
  § 3. Als het aantal personen dat wordt opgevangen of gehuisvest op gemiddelde jaarbasis de capaciteit van de erkende basis overschrijdt, worden de financiële bijdragen die van de aan het centrum toegekende subsidie worden afgetrokken krachtens artikel 64 en artikel 70 van het decreet, verhoudingsgewijs verminderd tot de erkende basiscapaciteit.
  § 4. Na controle van het justificatoir dossier bepaalt de Administratie het verschil tussen de onder artikel 44 bedoelde voorschotten en het bedrag van de jaarlijkse subsidie. Het legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum dat 6 weken de tijd heeft om zijn opmerkingen over te maken. De Administratie maakt dan het resultaat van de eindberekening binnen 6 weken over.
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2009-03-19/65, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
  (3)<BESL 2012-09-27/05, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.46.Als de Administratie vaststelt dat voor een welbepaald jaar de aan een centrum gestorte voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidie, recupereert het [1 over een maximumperiode van 12 maanden en na overleg met de directie van het centrum]1 te veel geïnde bedrag via compensatie met de voor het lopend jaar te storten voorschotten.
  Als deze toestand het gevolg is van niet-naleving door het centrum van de bepaling van punt 19 van artikel 5 van dit besluit, wordt het teveel geïnde bedrag vermeerderd met de hoogste interventierente van de Nationale Bank [1 ...]1. De moratoire interesten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van kennisgeving aan het centrum van het opmaken van de subsidierekening.
  Deze terugvordering kan uitzonderlijk, op aanvraag van het centrum, het voorwerp zijn van voorwaarden en termijnen. De Administratie stelt dan een aanzuiveringsplan op van het te veel geïnde bedrag en legt het ter goedkeuring aan het lid van het College voor.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.47. Als de Administratie vaststelt dat het door het Centrum te veel geïnde bedrag voortvloeit uit bewust verkeerde informatie of uit zware beheersfouten, maakt ze een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over het aan het lid van het College. Er wordt uitspraak gedaan over dit voorstel overeenkomstig artikel 14 van dit besluit.

Afdeling 2. - Subsidie voor algemene kosten.
Art.48. § 1. De jaarlijkse aan de centra toegekende subsidie voor algemene kosten dient om de algemene kosten te dekken voor de bezetting van gebouwen, het afschrijven van gebouwen waarvan het centrum eigenaar of erfpachter is, het afschrijven van het meubilair en het medisch en niet medisch materieel.
  § 2. Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de dagcentra euro 1 314 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
  Het maximumbedrag per jaar voor de verblijfscentra bedraagt euro 3 248 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
  In het in artikel 10, § 2 van dit besluit bepaalde geval is de erkende capaciteit waarmee voor de berekening van dit maximumbedrag rekening wordt gehouden, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning.
  § 3. [1 Bij afwijking van alinea 2 van de vorige paragraaf, staat, voor de plaatsen die binnen de erkende capaciteit van een centrum voor lichte zorg zijn voorbehouden, de jaarlijkse toegekende toelage voor algemene onkosten gelijk met een verblijfsforfait zoals bepaald in afdeling 7 van dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.49.
  <Opgeheven bij BESL 2012-09-27/05, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 3. - Subsidie voor persoonlijke kosten.
Art.50.§ 1. De jaarlijkse subsidie die voor persoonlijke kosten aan de centra wordt toegekend, dient om volgende uitgaven te dekken :
  - verzorging;
  - educatie, re-educatie en specifieke activiteiten;
  - voeding [2 , met inbegrip van enterale voeding en het benodigde materiaal voor de opname ervan, alsook voedselvervangers;]2
  - linnengoed en kleding;
  - al dan niet begeleid vervoer van gehandicapte personen.
  § 2. Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de dagcentra euro 1 041 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit, behalve lichte opvang.
  Voor de dagcentra die kinderen opvangen wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximum euro 645 toegekend voor elk van deze kinderen. Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de verblijfscentra euro 1 140 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit, behalve lichte opvang.
  Voor de verblijfscentra waarvan de gehandicapte personen niet in een dagcentrum zijn ingeschreven, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximum euro 768 toegekend voor elk van deze personen.
  [3 In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit waarmee voor de berekening van dit maximumbedrag rekening wordt gehouden, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning.]3
  In afwijking van de bepalingen in deze paragraaf bedraagt de forfaitaire subsidie voor de gehandicapte personen in korte of respijtopvang euro 5 per halve dag opvang en euro 15 per nacht opvang.
  § 3. [2 ...]2.
  § 4. [2 ...]2.
  § 5. [2 ...]2.
  [2 § 3.]2 (oude § 6) Het maximumbedrag van de zo berekende subsidie wordt met 4 % of 2 % verminderd al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen op gemiddelde jaarbasis en de erkende capaciteit respectievelijk geen 90 % of 95 % bereikt.
  [2 § 4.]2 (oude § 7) [4 Al naargelang voor de verblijfscentra het resultaat van de verhouding, berekend op het op twee na laatste jaar, tussen de som van de dagen dat de gehandicapte personen werkelijk aanwezig waren tijdens de weekends, de vakanties en op de wettelijke feestdagen en de erkende capaciteit na aftrek van het gedeelte dat is voorbehouden voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 in verblijfscentra voor kinderen of met 138 in verblijfscentra voor volwassenen, een percentage bereikt tussen 20 % en 29 %, tussen 30 % en 49 %, tussen 50 % en 69 %, of gelijk is aan of groter dan 70 %, kunnen zij voor het lopende jaar een verhoging genieten die respectievelijk op 15 %, 25 %, 30 % of 40 % van de krachtens dit artikel berekende subsidie komt te liggen.
   Een centrum dat voor de eerste maal wordt erkend, kan een verhoging van 15 % genieten tijdens de eerste werkingsmaanden. Vanaf 1 januari volgend op de erkenningsdatum bedraagt de verhoging 25 % gedurende twee begrotingsjaren.
   Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Onder afwezigheidsdag verstaat men elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren.]4
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BESL 2014-05-15/A3, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<BESL 2014-05-15/A3, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel 2 en 3.
Art.51. § 1. De aanvaardbare kosten die de subsidies kunnen rechtvaardigen, worden vermeld in bijlage 2 van dit besluit.
  § 2. De aanvaardbare kosten wat de subsidies voor persoonlijke kosten en voor algemene kosten betreft, kunnen een of andere subsidie rechtvaardigen, voor zover 25 % van het bedrag van deze subsidies persoonlijke kosten rechtvaardigen.

Art.52. Als het College overeenkomstig artikel 10, lid 2 van dit besluit de erkende basiscapaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de subsidies aangepast op de datum van de door het College bepaalde wijziging van de erkenning.

Afdeling 5. - Subsidie inzake vervoerskosten.
Art.53. Er wordt een jaarlijkse subsidie inzake collectieve vervoerskosten, vastgesteld op maximum euro 1,09 (excl. BTW) per kilometer of maximum euro 3,07 (excl. BTW) per kilometer voor een aangepast voertuig aan de dagcentra toegekend.

Afdeling 6. - Subsidie voor de opvang van het personeel.
Art.54. Elke subsidie voor personeelskosten dekt de kosten van die aard zonder dat deze ooit de begeleidingsnormen bepaald in deel 3 van hoofdstuk II van dit besluit kunnen overtreffen, ongeacht de omstandigheden.

Art.55.[1 De toelage voor personeelskosten wordt berekend op basis van de in bijlage I NM van het NM-besluit vastgelegde barema's op basis van de in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgelegde anciënniteit.
  De baremaschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit. De betoelaagde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden voor die functies zijn vastgelegd in bijlage III NM-besluit. Deze barema's worden aangevuld met de haard- of standplaatstoelage die wordt bepaald volgens de principes die zijn vastgelegd in punt 9 van bijlage V NM van het NM-besluit.
  Het zo verkregen bedrag wordt aangevuld met een procentuele werkgeversbijdrage die begrensd is tot het in bijlage 3 van dit besluit vermelde percentage.
  Deze procentuele werkgeversbijdrage heeft betrekking op punten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 van bijlage V NM van het NM-besluit.
  Deze toelage wordt verhoogd met maximaal een procent voor de gerechtvaardigde opleidingskosten en de kosten voor het toezicht op het betoelaagde personeel.
   Indien uit het onderzoek van het dossier met bewijsstukken blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4 % lager ligt of gelijk is aan de procentuele werkgeversbijdrage in bijlage 10 van dit besluit, kan de administratie dit percentage met maximaal 4 % verminderen. Dit nieuwe percentage is van toepassing vanaf 1 januari volgend op de datum van bekendmaking door de administratie of het centrum.
   Indien uit het onderzoek van het dossier met bewijsstukken blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4 % hoger ligt dan de procentuele werkgeversbijdrage in bijlage 10 van dit besluit, kan het College op voorstel van de administratie een afwijking toekennen vanaf 1 januari volgend op de datum waarop dit nieuwe percentage bekend is gemaakt. De vermeerdering moet gerechtvaardigd worden hetzij door een stijging van ten minste 25 % van het aandeel personen dat in categorie C is opgenomen, hetzij door een aanpassing van de bezettingsgraad in het weekend, de vakantie en op feestdagen.
   Voor centra die na 1 januari 2011 zijn erkend, stemt de procentuele werkgeversbijdrage overeen met het gemiddelde van de procentuele werkgeversbijdragen voor hetzelfde type erkenning. Indien het nieuwe centrum minstens 75 % van de in categorie C opgenomen personen opvangt of huisvest, dan geniet het centrum het gemiddelde procent van de centra die minstens 75 % van de in categorie C opgenomen personen opvangen of huisvesten.
   Het loonsupplement voor prestaties die 's nachts tussen 20 uur en 6 uur worden verricht en in aanmerking zijn genomen in de toelage voor personeelskosten, is vastgelegd op een jaarlijks maximum van 4 545 uren voor een centrum waarvan de erkende basiscapaciteit zonder lichte opvang lager of gelijk is aan 25 en waarvan minder dan 25 % van de gehandicapte personen in categorie C zijn opgenomen.
   De toelage voor personeelskosten is beperkt tot de personeelsleden die zijn opgenomen in het betoelaagd personeelskadaster dat door het centrum is gevalideerd. Hiertoe bezorgt de administratie ieder centrum vóór 15 februari van het volgende jaar een tabel met alle betoelaagde en niet-betoelaagde personeelsleden. Het centrum valideert dit document uiterlijk op 15 maart.
   [2 ...]2
   [2 ...]2. ]1
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BESL 2014-01-23/26, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.56. Als een centrum de in artikel 5, punt 19, lid 1 van dit besluit bepaalde termijn niet in acht neemt, krijgt het een aanmaning overeenkomstig artikel 13 van dit besluit.

Art.57.§ 1. [3 Wat het medisch personeel betreft, dekt de toelage :
   * de activiteiten van de dokters die een samenwerkingsovereenkomst afgesloten hebben met een VZW waar minstens een centrum aan verbonden is;
   * de activiteiten van de dokters die aangenomen zijn onder arbeidscontract voor 1 januari 2003;
   * het medisch personeel dat in dienst treedt vanaf 1 januari 2003 is betoelaagd op basis van een V.T.E., de wekelijkse arbeidsduur wordt vastgelegd op 37 uur en volgens de hieronder vermelde maxima per uur :
   30,85 euro voor een huisarts;
   40,92 euro voor een specialist.]3
  § 2. Wat de eventuele ontslagen betreft na toepassing van de bepalingen van artikel 39 van dit besluit, houdt de subsidie rekening met de kost ervan zonder een duur van zes maanden te overschrijden, behoudens afwijking toegekend door het Lid van het College en gerechtvaardigd door de naleving van de sociale wetgeving inzake de duur van de vooropzeg.
  [1 Wat de eventuele ontslagen betreft ingevolge de toepassing van de bepalingen van artikel 71 van dit besluit, wordt er in de toelage rekening gehouden met hun kosten zonder een duur van drie maanden te overschrijden, behalve bij afwijking toegestaan door het Collegelid en verantwoord door de naleving van de sociale wetgeving op het vlak van duur van de opzegtermijn.]1
  [2 § 3. De toelage voor personeelskosten van een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die " Tandemplan " wordt genoemd, wordt toegekend over hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij presteerde voordat hij zijn prestaties tot halftijdse prestaties herleidde.
   Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn prestaties van een driekwarttijdse of een voltijdse prestatie tot een halftijdse prestatie herleidt, wordt niet in aanmerking genomen.
   Worden als toelaatbare uitgaven beschouwd van de toelage voor personeelskosten van een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die " Tandemplan " wordt genoemd :
   - de kosten in verband met een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die Tandemplan wordt genoemd;
   - de kosten in verband met een werknemer die aangeworven wordt om de werknemer te vervangen die zijn prestaties tot een halftijdse prestatie herleidt in het kader van deze bepaling;
   - de bijdrage gestort aan het het maatschappelijk fonds Old Timer', in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst zoals deze afgesloten werd binnen de paritaire Commissie 319.02 tot instelling van bepalingen omtrent de inrichting van het einde van de beroepsloopbaan die " Tandemplan " wordt genoemd ".]2
  [3 § 4. Voor de toelage wordt rekening gehouden met een vergoeding die aan de betoelaagde directeurs wordt toegekend.
   Deze vergoeding wordt toegekend als volgt :
   a) de directeurs die houder zijn van een universitair of gelijkgesteld diploma op 31 december 2000, krijgen een vergoeding van 5 % berekend op basis van hun jaarlijkse brutoloon;
   b) de directeurs die niet-houder zijn van een universitair diploma, krijgen een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen hun barema en het barema van universitair directeur.]3
  [3 § 5. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van de boekhouding op voorwaarde dat de boekhoudkundige norm waarmee rekening is gehouden voor de toelage voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.
   In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon dat is gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar.]3
  [3 § 6. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat of de kosten van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid erkende dienstverleners inzake loon- en salarisbeheer en op voorwaarde dat de norm van het administratief team waarmee rekening is gehouden voor de toelage voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.
   In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon dat is gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar.]3
  [3 § 7. De toelage wordt vermeerderd met de wasserijkosten op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee rekening is gehouden voor de toelage voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.
   In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon dat is gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van technicus, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar.]3
  [3 § 8. De toelage wordt vermeerderd met de kosten voor het bereiden van de maaltijden op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee rekening is gehouden voor de toelage voor de personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.
   In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon dat is gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van technicus, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar.]3
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2009-03-19/65, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<BESL 2012-09-27/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 57bis. [1 De aanvaardbare kosten op het vlak van de toelage voor de personeelskosten kunnen de werkingstoelage rechtvaardigen, bepaald in afdeling 2 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2012-09-27/05, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 7. - Financiële bijdrage.
Art.58. De financiële bijdrage van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon vertegenwoordigt zijn deelname in zijn educatieve en re-educatieve opvang evenals in de globale werking van het centrum.
  Het centrum int het bedrag van de financiële bijdrage bij de gehandicapte persoon met inachtneming van de in dit deel bepaalde tarieven, kortingen en modaliteiten.

Art.59. § 1. Het dagcentrum int bij de gehandicapte persoon een maandelijkse financiële bijdrage die als volgt is vastgesteld :
  - voor zijn opvang door het centrum :
  a) wanneer de persoon jonger is dan 21 jaar : euro 84;
  b) wanneer de persoon 21 jaar of ouder is : euro 164.
  - voor de vervoerskosten :
  Indien daar reden toe is een forfait, uitsluitend voor personen die ouder zijn dan 21 jaar, die als volgt is vastgesteld :
  a) binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 42;
  b) buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 60.
  § 2. De financiële bijdrage wordt volgens de in persoonlijke overeenkomst vermelde wekelijkse aanwezigheid, met een tiende verminderd naar rata van de voorzien halve afwezigheidsdagen.

Art.60.§ 1. [3 De in artikel 59 voorziene bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal werkdagen van afwezigheid van de volgende maand :
   a) afwezigheidsdagen verantwoord door de begunstigde of diens ouders of diegenen die ermee belast zijn, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
   b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch attest;
   c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
   d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
   e) afwezigheidsdagen verantwoord zoals vermeld in de artikelen 29 en 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidscontracten zoals gewijzigd, met een maximum van 10 werkdagen;
   f) afwezigheidsdagen wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen;
   g) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement dat de onmogelijkheid met zich meebrengt zich naar het centrum te begeven, mits instemming van de administratie;
   h) sluitingsdagen van het centrum die voortkomen uit de overdracht van een wettelijke feestdag;
   i) pedagogische dagen die zijn vastgelegd in het collectieve plan van het centrum,
   volgens de volgende formuale : A - 90 % van A x B/C;
   j) afwezigheidsdagen in de maand waarin de persoonlijke prestatieovereenkomst begint of afloopt,
   volgens de volgende formule : A - 100 % van A x B/C
   waarbij
   A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 59;
   B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
   C = het aantal werkdagen van de maand in kwestie.]3
  § 2. De gehandicapte persoon die minder dan 21 jaar oud is, krijgt op het bedrag berekend in § 1 een korting van 50 % gedurende een bepaald jaar, als het globaal belastbaar inkomen van het gezin minus de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het voorvoorlaatste jaar, lager is dan euro 9 000. De gehandicapte persoon heeft geen recht op een korting, als de titularis van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van onroerende goederen die niet als persoonlijke woning worden gebruikt of enig ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.
  § 3. [1 De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt op het bedrag verkregen bij § 1 een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van een eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd gedurende een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen in direct verband met het inkomen dat in beschouwing wordt genomen in het kader van de bepaling van de financiële bijdrage en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen]1.
  § 4. [2 Bij afwijking aan de artikelen 59 en 60, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van de personen met een handicap in respijtsituatie vastgesteld op 5 euro per halve dag verzorging.
   De persoon met een handicap die jonger is dan 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % gedurende een jaar indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en verhoogt met een eventueel belastbaar inkomen dat afzonderlijk vermeld is op het aanslagbiljet van zijn familie betreffende het op twee na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een vermindering indien de titularis van de inkomens die in overweging wordt genomen eigenaar is van onroerende goederen die anders zijn dan die welke als persoonlijke woning worden gebruikt of van elk ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.
   De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van een eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen.]2
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2009-03-19/65, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<BESL 2012-09-27/05, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.61. Het verblijfscentrum int bij de gehandicapte persoon een financiële bijdrage die als volgt wordt vastgesteld :
  § 1. Voor een gehandicapte persoon die uitsluitend kinderbijslag of gegarandeerde gezinsprestaties ontvangt, is de financiële bijdrage per maand opvang verschuldigd en stemt deze overeen met 2/3 van de ontvangen toelagen vermeerderd met de leeftijdstoeslagen en eventueel uit hoofde van het bestaan van een handicap. Wordt gelijkgesteld, de gehandicapte persoon die door zijn status recht op kinderbijslag zou hebben, maar er geen niet krijgt.
  Als het gaat om een wees, het kind van een invalide werknemer, het kind van een gepensioneerde of van een persoon die al meer dan 6 maanden werkloos is, dan is de financiële bijdrage dezelfde als de bijdrage die hij zou krijgen, als hij niet tot een van deze categorieën zou behoren.
  § 2. Voor een gehandicapte niet schoolgaande persoon vanaf 21 jaar wordt de financiële bijdrage op euro 800 per maand opvang vastgesteld. Worden gelijkgesteld de gehandicapte persoon die jonger is dan 21 jaar die door zijn status geen recht heeft op kinderbijslag, evenals de gehandicapte schoolgaande persoon van 21 jaar of ouder, die over een extra inkomen beschikt.

Art.62.§ 1. [2 De in artikel 61 voorziene bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal werkdagen van de volgende maand :
   a) afwezigheidsdagen verantwoord door de begunstigde of diens ouders of diegenen die hem ten laste hebben, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
   b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch attest;
   c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
   d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
   e) afwezigheidsdagen verantwoord zoals vermeld in de artikelen 29 en 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidscontracten zoals gewijzigd, met een maximum van 10 werkdagen;
   f) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement dat de onmogelijkheid met zich meebrengt zich naar het centrum te begeven, mits instemming van de administratie;
   g) afwezeigheidsdagen tijdens de weekends en feestdagen, waarbij het weekend duurt van vrijdag 19 uur tot maandag 7 uur en de feestdag duurt van de vooravond 19 uur tot de daaropvolgende dag 7 uur;
   h) afwezigdheidsdagen gedurende schoolvakanties voor de persoon met een handicap jonger dan 21 jaar of een schoolgaande persoon met een handicap ouder dan 21 jaar;
   i) afwezigheidsdagen vanwege vakantie voor de niet-schoolgaande persoon met ene handicap vanaf 21 jaar gedurende maximaal 24 werkdagen per kanlenderjaar;
   j) sluitingsdagen van het centrum die voortkomen uit de overdracht van een wettelijke feestdag,
   volgens de volgende formule : A - 90 % van A x B/C;
   k) afwezigheidsdagen in de maand waarin de persoonlijke prestatieovereenkomst begint of afloop,
   volgens de volgende formule : A - 100 % van A x B/C
   waarbij
   A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 61;
   B = het aantal werkdagen van afwezeigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
   C = het aantal werkdagen van de maand in kwestie.]2
  § 2. De gehandicapte persoon die kinderbijslag ontvangt, krijgt op het bedrag berekend in § 1 een korting van 50 % gedurende een bepaald jaar, als het globaal belastbaar inkomen van het gezin minus de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het voorvoorlaatste jaar, lager is dan 9 000 euro. De gehandicapte persoon heeft geen recht op een korting, als de titularis van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van onroerende goederen die niet als persoonlijke woning worden gebruikt of enig ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.
  § 3. [1 Voor de niet schoolgaande persoon met een handicap vanaf 21 jaar, wordt het in § 1. berekende bedrag verminderd tot het bedrag dat het verschil uitmaakt tussen de maandelijkse inkomens en het bedrag van een eventuele alimentatie, medische, pramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten kosten van beheerders van goederen in direct verband met inkomens die in beschouwing wordt genomen in het kader van de bepaling van de financiële bijdrage en de financiële bijdragen die verschuldigd zijn vanwege zijn inschrijving in een ander erkend centrum of erkende dienst en betoelaagd door een overheid in het kader van bijstand aan gehandicapte personen.
   Een minimaal bedrag van 146 euro per maand blijft ter beschikking van de persoon met een handicap. Voor de werknemers, wordt dit bedrag gebracht op een derde van het netto maandsalaris maar mag niet lager zijn dan 191 euro.]1
  § 4. [1 Bij afwijking van artikelen 61 en 62, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, stemt de financiële bijdrage van personen met een handicap die een lichte verzorging genieten in een plaats van zelfstandig leven overeen met een verblijfsforfait waarvan het bedrag vastgesteld is door het centrum en aan de administratie wordt medegedeeld, en waarin de huur en de huurlasten zijn opgenomen, desgevallend verhoogd door gepersonaliseerde kosten overeenkomstig de gepersonaliseerde overeenkomst.
   Dit verblijfsforfait mag niet meer bedragen dan de helft van de inkomens van de persoon met een handicap.]1
  § 5. [1 Bij afwijking aan artikelen 61 en 62, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van personen met een handicap in een situatie van kort verblijf vastgesteld op 15 euro per nacht van verzorging. Dit bedrag wordt met 3 euro verminderd voor personen met een handicap die minder dan 21 jaar oud zijn.
   De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is verkrijgt een korting van 50 % gedurende een jaar indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en verhoogd met een eventueel belastbaar inkomen dat afzonderlijk in het aanslagbiljet van zijn gezin wordt vermeld betreffende het op twee jaar na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op korting indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van welk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.
   De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.63. Voor de gehandicapte persoon die zowel wordt opgevangen in een dagcentrum als in verblijfscentrum die door de Franse Gemeenschapscommissie of door een andere overheid zijn erkend, is het forfait in een door de Franse Gemeenschapscommissie erkend dagcentrum vastgelegd op euro 0.

Art.64. § 1. Voor een in artikel 60, § 2 en 62, § 2 van dit besluit bedoelde gehandicapte persoon geldt dat als zijn gezin een nieuw aanslagbiljet ontvangt, dit onmiddellijk aan het centrum moet worden overgemaakt voor een eventuele herziening van de financiële bijdrage voor een volledig kalenderjaar.
  § 2. Bij wijze van uitzondering voor de in artikel 60, § 2 en 62, § 2 van dit besluit bedoelde gehandicapte personen en indien wordt vastgesteld dat de financiële bijdrage van een gehandicapte persoon niet kan worden bepaald ingevolge een wijziging van zijn fiscale toestand, zoals de beschikbare inkomsten van het gezin, geeft dit duidelijk recht op een vermindering van de financiële bijdrage en wordt deze laatste toegekend. Deze vermindering wordt niet meer toegekend, van zodra de reden die er aanleiding toe gaf, niet langer bestaat.
  § 3. Als er achterstallige inkomsten worden gestort, zal de financiële bijdrage van een gehandicapte persoon worden gecorrigeerd met terugwerkende kracht voor de betrokken periode en naar rata van de aanwezigheid in het centrum.
  § 4. De centra maken aan de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger maandelijks een afrekening van zijn financiële bijdrage over, die overeenstemt met de opvang en de afwezigheden van de vorige maand.
  Voor niet schoolgaande gehandicapte personen van 21 jaar en ouder die in een verblijfscentrum zijn opgenomen, bevat deze afrekening al naargelang de persoonlijke situatie bovendien :
  a) elke maand : de geïnde inkomsten, de verschuldigde alimentatie, de huren, de afbetalingen van hypothecaire leningen, de andere financiële bijdragen van de gehuisveste persoon en het zakgeld,
  b) eenmaal per kwartaal : de medische, paramedische en farmaceutische kosten;
  c) eenmaal per jaar : de kosten voor goederenbeheerders, overeenkomstig de bepalingen van artikel 60, § 3 en artikel 62, § 3 van dit besluit.
  § 5. De bewijsstukken van de afrekeningen worden in het centrum in het persoonlijk dossier van elke gehandicapte persoon bewaard.

Art.65.§ 1. [1 Er kan geen enkele bijkomende financiële bijdragen worden gevraagd voor de kosten voor personeel, werking of opvang, met uitzondering van de terugbetaling van de kosten verbonden aan de beschadiging van het materiaal of het goed dat aan de persoon met een handicap ter beschikking wordt gesteld.]1
  § 2. In een verblijfscentrum kan een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd, voor zover deze niet het voorwerp is van een wettelijke of verordenende tussenkomst :
  a) het deel van de kosten voor gezondheidszorg en prothesen dat voor rekening blijft van de persoon;
  b) specifieke kosten die verband houden met incontinentie;
  c) kosten voor technische bijstand;
  d) het deel van de farmaceutische kosten die niet door een tussenkomst van de Franse Gemeenschapscommissie zijn gedekt en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling;
  e) de kosten voor de aankoop van kleren en schoenen, inclusief de herstellingen;
  f) toiletbenodigdheden;
  g) externe toilet- en verzorgingskosten.
  [1 h) vakantieverblijven volgens de voorwaarden bepaald in de gepersonaliseerde overeenkomst.]1
  § 3. In een dagcentrum kunnen kan een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd, voor zover deze niet het voorwerp is van een wettelijke of verordenende tussenkomst :
  a) het deel van de kosten voor gezondheidszorg en prothesen dat voor rekening blijft van de persoon;
  b) specifieke kosten die verband houden met incontinentie;
  c) kosten voor technische bijstand;
  d) het deel van de farmaceutische kosten die niet door een tussenkomst van de Franse Gemeenschapscommissie zijn gedekt en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling.
  ----------
  (1)<BESL 2012-09-27/05, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.66. In een centrum kunnen boven op de financiële bijdrage en overeenkomstig de modaliteiten voorzien in de overeenkomst voor gepersonaliseerde prestaties, de kosten worden gevorderd die voor en op vraag van de opgevangen of gehuisveste persoon zijn gemaakt voor comfort, ontplooiingsmogelijkheden en vrije tijd die geen deel uitmaken van hun collectief project.

HOOFDSTUK IV. - Het beheer van de goederen van de gehandicapte persoon in een verblijfscentrum.
Art.67. Elke som geld waarover de gehandicapte persoon voor zijn lopende uitgaven en eventueel voor de onder artikel 65, § 2 en artikel 66 van dit besluit voorziene uitgaven beschikt, moet vermeld staan op een individuele boekhoudkundige fiche, waarvan het model door de Administratie wordt vastgelegd.
  In voorkomend geval wordt een attest van opening van een individuele rekening bij en bankinstelling bij deze boekhoudkundige fiche gevoegd. Elke verrichting in het kader van het beheer van de uitgaven bedoeld in lid 1 wordt binnen acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. Als de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen acht dagen een overzicht van zijn persoonlijke boekhouding overgemaakt.
  De jaarlijkse afrekening wordt automatisch aan het eind van het kalenderjaar of bij vertrek van de gehandicapte persoon aan de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger overgemaakt.

Art.68. Het is eenieder die rechtsreeks of onrechtstreeks een mandaat bekleedt of een functie uitoefent in een centrum, verboden om :
  - de goederen van de gehandicapte personen te beheren, behalve in naleving van de in artikel 65 en artikel 66 van dit besluit opgesomde bepalingen en onverminderd de wetgevingen inzake de bescherming van de goederen van gehandicapte personen;
  - over te gaan tot patrimoniumvermenging.

Art.69. De individuele boekhoudkundige fiche evenals de documenten betreffende de door het centrum overeenkomstig artikel 67 geopende individuele rekeningen worden ter beschikking gehouden van de Administratie die ze te allen tijde kan controleren.

Art.70. De met de controle belaste ambtenaar van de Administratie mag geen familie of warwant zijn tot in de vierde graad en evenmin van een beheerder, een personeelslid van deze centra of van een in een van deze centra opgevangen gehandicapte persoon.

HOOFDSTUK V. - Voorrangsovereenkomsten.
Art.71. In het kader van de open plaatsen buiten de erkende basiscapaciteit van een centrum maar binnen de maximumcapaciteit van een centrum is de opvang van gehandicapte personen wier behoeften door het multidisciplinair team worden beoordeeld het voorwerp van een specifieke forfaitaire financiering die aan het centrum wordt toegekend en wordt gepreciseerd in een zogenaamde " voorrangsovereenkomst " waarvan model in bijlage 8 van dit besluit.
  De voorrangsovereenkomst wordt gesloten tussen het centrum en de Franse Gemeenschapscommissie. Het bestaan ervan wijzigt de erkenning die door het College aan het centrum is toegekend, niet. Ze eindigt automatisch bij het vertrek van de gehandicapte persoon.

Art.72. Om eventueel van een voorrangsovereenkomst te kunnen genieten, moet de aanvraag van de gehandicapte persoon voldoen aan volgende criteria :
  * de hoogdringendheid van de opvang of de huisvestiging gezien het belang van de follow-up en de zorgen die de lichamelijke, geestelijke en psychische toestand van de gehandicapte persoon vereist;
  * rechtvaardiging van een van volgende sociale redenen :
  - de voornaamste gezinsondersteuning is niet meer tegen zin taak opgewassen;
  - de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de gehandicapte persoon of derden;
  - de opvang van de gehandicapte persoon is verscheidene malen uitgesloten of geweigerd.
  Bij weigering van het voordeel van deze voorrangsovereenkomst vraagt de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger binnen één maand nadat hij in kennis is gesteld van de betwiste beslissing per aangetekende brief bij de Administratie een nieuw onderzoek aan.
  De aanvraag tot een nieuw onderzoek bevat nauwkeurig de beslissing die wordt beslist en de elementen op basis waarvan het nieuw onderzoek wordt aangevraagd. De Administratie zendt binnen tien werkdagen nadat zij de aanvraag tot een nieuw onderzoek heeft ontvangen, een ontvangstbewijs, en preciseert in voorkomend geval de ontbrekende elementen en verzoekt de verzoeker om zijn aanvraag binnen de maand te vervolledigen.
  De aanvraag wordt binnen zes werkdagen ter beslissing aan een Heronderzoekscommissie voorgelegd. Deze commissie bestaat uit :
  1° twee leden van het multidisciplinair team dat de betwiste beslissing heeft genomen;
  2° vier leden van de afdeling " gehandicapte personen " van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid (Conseil consultatif bruxellois francophone pour l'aide aux personnes et de la santé) door haar aangesteld;
  3° een voorzitter aangesteld door het lid van het College.
  Het huishoudelijk reglement van de Commissie wordt door het lid van het College goedgekeurd.
  Op zijn verzoek wordt de gehandicapte persoon, diens wettelijke vertegenwoordiger of enige persoon die hij te dien einde aanstelt, gehoord door de Heronderzoekscommissie.
  De Heronderzoekscommissie doet binnen zestig dagen na de aanhangigmaking uitspraak bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter doorslaggevend.
  De beslissing van de Commissie wordt door de Administratie aan de gehandicapte persoon bekendgemaakt.

Art.73. [1 De bepalingen van artikelen 17 tot en met 20 evenals van bijvoegsel 1 van dit besluit zijn van toepassing op de persoon met een handicap die verzorgd wordt in het kader van een prioritaire overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.74. [1 De forfaitaire financiering die aan een centrum wordt toegekend in het kader van een prioritaire overeenkomst heeft tot doel de bijkomende kosten van alle aard te dekken in verband met de zorg voor de persoon met een handicap van wie de gegevens opgenomen zijn in de prioritaire overeenkomst.
   Op jaarbasis komt deze financiering overeen, voor een voltijds bezoek, met maximum de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de prioritaire overeenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tienden verminderd in verhouding tot de halve dagen van afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn voorzien.
   De financiële bijdrage van de gehandicapte persoon wordt bepaald krachtens de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.75. De voorrangsovereenkomsten zijn ten laste van een specifieke basistoelage die verschilt van die van de verblijfscentra en de dagcentra binnen het budget van de Brusselse Franstalige Dienst voor gehandicapte personen (Service bruxellois francophone des Personnes handicapées).

HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen.
Art.76. Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 april 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten, zoals gewijzigd, wordt opgeheven.

Art.77. Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 28 november 2002 betreffende de begeleidingsnormen in de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten, zoals gewijzigd, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 11 tot artikel 13.

HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.78. De op 31 december 2003 bestaande architecturale normen blijven van toepassing op elk centrum zolang er, na zijn subsidieaanvraag bij de infrastructuur, geen gunstige beslissing is genomen in zin voordeel om zich aan de bepalingen voorzien in artikel 21 tot artikel 30 van dit besluit aan te passen.

Art.79. In afwijking van artikel 39, § 2 van dit besluit zijn de begeleidingsnormen van toepassing van 1 januari 2007 tot 31 december 2007 op het personeel van het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal team, het personeel van het technisch team en het medisch personeel in bijlage 9 van dit besluit toegevoegd.

Art.80. In afwijking van artikel 6, punt 8 van dit besluit, is er slechts een nieuw verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat voldoet aan deze bepaling vereist, als het centrum een wijziging of een verlening van de erkenning indient.

HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingsbepalingen.
Art.81. In paragraaf 3 van artikel 14 van het besluit van het College van 25 februari 2000 houdende de individuele bepalingen voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd, worden na de woorden " dagcentrum voor schoolgaande kinderen ", volgende woorden toegevoegd :
  " met uitzondering van een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum ".

Art.82. Lid 2 van artikel 73 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende worden : " behalve als het gaat om een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum ".

Art.83. Lid 2 van artikel 78 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende worden :
  " behalve als het gaat om een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum ".

Art.84. Paragraaf 2 van artikel 38 van het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen, zoals gewijzigd, wordt vervangen dor volgende bepalingen :
  " Het maximumbedrag per jaar voor de centra is gelijk aan euro 1 820 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit. In de centra die kinderen opvangen die niet in een verblijfscentrum zijn opgenomen, wordt een aanvullend bedrag van maximum euro 254 per jaar toegekend voor elk van hen ".

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.85. De in artikelen 48, 50, 53, 59, 60, 61 en 62 vermelde bedragen zijn herzienbaar en gekoppeld aan de referentiegezondheidsindex van december 2001.
  Vanaf 1 januari 2003 worden ze jaarlijks aangepast op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna gezondheidsindex genoemd, volgens de formule :
  Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar
  Gezondheidsindex van december 2001.

Art.86. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.

Art.87. Het lid van het College belast met gehandicaptenbeleid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.Bijlage 1. - ELEMENTEN VAN HET COLLECTIEF PROJECT VAN DE DAGCENTRA EN DE VERBLIJFSCENTRA.
  1. Algemene doelstellingen van het centrum.
  2. Kenmerken van het project.
  2.1. Algemene voorstelling van het centrum.
  - Type van erkenning van het centrum.
  - Met het centrum verbonden eenheden (aanwezigheid van een school, een kinderdagverblijf, enz.).
  - Finaliteiten van het collectief project.
  - Filosofische opties van het centrum.
  - Ethisch kader van de actie (handvest).
  - Theoretische referenties.
  2.2. Opgevangen populaties.
  Kenmerken (met betrekking tot de handicap, medische, sociale, geografische, betreffende het aantal, de leeftijd, het geslacht).
  Niveau van autonomie.
  2.3. Algemene organisatie.
  2.3.1. Opname.
  - Opnamecriteria en -procedure.
  - Criteria en maatregelen inzake heroriëntatie of uitsluiting.
  2.3.2. Opvang.
  Interdisciplinaire coördinatie van de opvang (bestaan van een referent die zorgt voor de follow-up van het project, enz.).
  - Samenwerking, overleg, coördinatie en evaluatie in het centrum :
  tussen en met de gehandicapte personen : voorziene overlegwijze, ritme, beheer van de vergaderingen;
  met de familie : samenwerkingswijze, doelstellingen, ritme, interveniënten die de contacten verzorgen, partnership met de families (ondersteuning, familiale begeleiding of bemiddeling);
  tussen werknemers : verschillende types van vergaderingen, ritme, doel, interveniënt;
  met de buitenwereld : partners, interveniënten die de contacten verzorgen.
  Bepalen en organiseren van de paramedische opvang : criteria, logica, procedure, evaluatie.
  Modaliteiten voor de spreiding van de gehandicapte personen over de groepen of leefeenheden (criteria, logica, procedure voor de herziening van de spreiding).
  2.4. Uitwerking van het individueel project en evaluatie.
  [1 Modaliteiten voor de evaluatie van de bevoegdheden en de behoeften (ook die welke betrekking hebben op het gevoelsleven en het sexleven) van elke persoon met een handicap, rekening houdend met zijn levensproject.]1
  Bepalen van de doelstellingen, uitwerken en aanpassen van een gepersonaliseerde overeenkomst.
  - Modaliteiten voor de evaluatie van de gekozen strategieën en de gebruikte instrumenten.
  - Modaliteiten voor de uitwerking van het individueel project (follow-up van de acties, partners, verantwoordelijkheden, termijnen, concreet voor de persoon en zijn gezin voorbehouden plaats, prioritair betrokken interveniënten).
  2.5. Comfortfactoren.
  - Eventuele sluitingsperiode (datum/data, permanentie, alternatieve opvangoplossing).
  - Organiseren van de opvang van de gehandicapte persoon en diens gezin (telefonisch onthaal, onthaal ter plaatse, aantal en organiseren van de maaltijden, kwaliteit en kwantiteit van de maaltijden, afwisseling in de menu's, voedingswaarde en inachtneming van de diëten, aanverwante diensten, vervoerwijze, enz.).
  2.6. Relatienetwerk.
  - Bij de actie van het centrum betrokken partners.
  - Stille vennoten, beleidsbepalers, aanverwante organisaties.
  - Wachttijden, onderlinge communicatiewijzen, enz.
  - Wijze waarop de persoonlijke relaties van de gehandicapte personen met hun omgeving worden georganiseerd.
  - Plaatsen waar de opgevangen personen hun autonomie uitoefenen (verscheidene winkels, gespecialiseerde diensten die in lijn met het project werken, sportactiviteiten, culturele activiteiten, vrije tijd en vakantie).
  2.7. Personeel.
  - Functioneel en hiërarchisch organigram.
  - Bepaling van de rol van de verschillende categorieën interveniënten.
  - Verdeling van de functies onder de leden van het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal team.
  - Opleidingen : doelstellingen.
  2.8. Vestiging.
  2.8.1. Ligging van het centrum.
  - Aanwezigheid van een park, tuinen, aanverwante infrastructuren (zwembad, gymnastiekzaal, verscheidene activiteitenhallen, enz.).
  - Toegang tot openbaar vervoer.
  - Toegang tot een extern infrastructurennet (gymnastiekzaal, zwembad, enz.); omgekeerd, onthaal van personen die van buiten het centrum komen.
  2.8.2. Infrastructuur van het centrum.
  - Samenhang ten opzichte van de doelgroep en zijn evolutie (lokalen voor bijzondere activiteiten).
  2.9. Gebruik van gespecialiseerd materieel.
  - Gebruik van informatica en nagestreefde doelstellingen.
  - Gebruik van aangepast collectief of individueel materieel.
  - Gebruik van voertuigen (bus al dan niet met aanpassing, enz.).
  Opmerking :
  De vetgedrukte bepalingen zijn verplicht.
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art. N2.Bijlage 2. - TOEGELATEN KOSTEN TER VERANTWOORDING VAN DE SUBSIDIE VOOR ALGEMENE KOSTEN EN DE SUBSIDIE VOOR PERSOONLIJKE KOSTEN VAN DE DAGCENTRA (DC) EN DE VERBLIJFSCENTRA (VC).).


<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BESL <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2012092705" target="_blank">2012-09-27/05</a>, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  devc
SUBSIDIE VOOR PERSOONLIJKE KOSTEN  
1. Zorgen  
 Aankoop van farmaceutische goederen - SpecialiteitenXX
 Aankoop van tandprothesen X
 Aankoop van brillen en andere oogprothesenXX
 Aankoop van orthopedische prothesen, hoorapparaten en wagentjesXX
 Aankoop van wegwerpmateriaalXX
 Aankoop van toiletbenodigdheden - en productenXX
 Erelonen artsen en tandartsen (buiten het institutioneel kader) X
 Erelonen paramedici (buiten het institutioneel kader) X
 [<font color="red">1</font> Externe toilet- en verzorgingsdienstenXX]<font color="red">1</font>
 Ziekenhuisverblijven X
2. Educatie, re-educatie en specifieke activiteiten  
 Aankoop van schoolbenodigdheden X
 Aankoop van goederen en diensten voor onderwijs, revalidatie, en specifieke activiteitenXX
 Aankoop van didactisch materiaal (terugbetaalbaar)XX
 Aankoop van didactisch materiaal (niet terugbetaalbaar)XX
 Aankoop van grondstoffen voor ambachtelijke activiteitenXX
3. Vervoer en verplaatsingen  
 Begeleiding van gehandicapte personenXX
 Niet begeleide gehandicapte personenXX
4. Voeding  
 Kosten voor het eten van de gehandicapte persoon (vergoedingen of werkelijke kosten)XX
 Aankoop van etenswarenXX
 Aankoop van diensten inzake voedingXX
5. Kleding  
 Aankoop van klerenXX
 Aankoop van klein materiaal en kleine benodigdheden voor klerenXX
 Aankoop van schoenen en schoonmaakmiddelen voor schoenenXX
 Aankoop van klein materiaal en kleine benodigdheden voor schoenenXX
 Externe diensten voor onderhoud en herstelling van klerenXX
 Externe diensten voor herstelling van schoenenXX
6. Vakantie (dwz residentiele verblijven buiten het centrum)  
 Huur (met inbegrip van de huurlasten)XX
 VervoerXX
 Vrij tijdXX
 Gekochte vakantieXX
7. Linnengoed  
 Aankoop van klein materiaal en beddengoedbenodigdheden (lakens en hoezen)XX
8. Washok  
 Aankoop van wasproductenXX
 Externe wasserijdienstenXX
9. Informatica  
 [<font color="red">1</font> Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal (met inbegrip van eventuele elektronische aanpassingen)XX]<font color="red">1</font>
 [<font color="red">1</font> Informaticabenodigdheden (met inbegrip van eventuele elektronische aanpassingen)XX]<font color="red">1</font>
 InternetXX
 Externe computerdiensten (andere dan onderhoud en herstellingen)XX
10. Onderhoud en herstelling van gehandicaptenwagentjesXX

  SUBSIDIE VOOR ALGEMENE KOSTEN.
  1. Zorgen.
  Aankoop van farmaceutische goederen - courante producten.
  Aankoop van klein verzorgingsmateriaal.
  2. Voeding.
  Aankoop van klein keukenmateriaal.
  3. Linnengoed.
  Aankoop van linnengoed.
  Externe diensten voor herstelling van beddengoed.
  4. Beheerskosten personeel.
  Abonnementen op vakbladen en documentatie.
  Wervingskosten.
  Sociaal secretariaat.
  5. Huur en servicekosten.
  Huur gebouwen.
  Erfpacht.
  Huurlasten gebouw.
  Huur materieel en uitrusting.
  6. Energie.
  Huisbrandolie.
  Elektriciteit.
  Gas.
  Water.
  7. [2 Onderhoud en herstellingen
   Aankoop, onderhoud en herstellingen meubilair
   Aankoop, onderhoud en herstellingen kantoormateriaal
   Aankoop, onderhoud en herstellingen informaticamateriaal
   Aankoop, onderhoud en herstellingen rollend materieel.]2
  7.1. Terreinen en bouwwerken.
  Reiniging.
  Onderhoud en externe herstellingen aan de gebouwen.
  Onderhoud en herstellingen in de gebouwen.
  Onderhoud tuinen.
  7.2. Installaties.
  Onderhoud en herstellingen technische installaties.
  Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrustingen.
  Onderhoud en herstellingen washokinstallaties en -uitrustingen.
  Onderhoud en herstellingen niet medische of paramedische uitrustingen.
  Onderhoud en herstellingen medische en paramedische uitrustingen.
  Onderhoud en herstellingen onderhoudsmaterieel en -gereedschap.
  Verplichte controles door derden.
  7.3. Meubilair en rollend materieel.
  Onderhoud en herstellingen meubilair.
  Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal.
  Onderhoud en herstellingen computermateriaal.
  Onderhoud en herstellingen rollend materieel.
  8. Verzekeringen.
  Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapte personen en personeel.
  Diefstal-, brand- en schadeverzekering.
  Verzekering auto's en voertuigen van de instelling.
  Allriskverzekering opdrachten.
  Andere verzekeringen.
  9. Vervoer, verplaatsingen.
  Brandstof voor dienstvoertuigen.
  Huur dienstvoertuigen.
  Opdrachten.
  10. [3 Andere algemene beheerskosten.
   * Kantoorbenodigdheden;
   * Informaticabenodigdheden;
   * Telefoon, fax;
   * Postkosten;
   * Internet;
   * Vergaderkosten van raden en vergaderingen;
   * Representatiekosten;
   * Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstelling);
   * Honoraria externe boekhouders;
   * Honoraria revisor;
   * Honoraria advocaten en notarissen, met uitzondering van de honoraria verbonden aan het ontslag van een werknemer;
   * Honoraria preventieadviseur;
   * Andere honoraria, met uitzondering van de honoraria verbonden aan het ontslag van een werknemer;
   * Reclame, aankondigingen en advertenties;
   * Lidmaatschapskosten van verschillende instellingen (beperkt tot 2.000,00 euro).]3
  11. Afschrijvingen.
  Afschrijvingen op kosten eerste vestiging.
  Dotatie aan de afschrijvingen op immateriële activa.
  Dotatie aan de afschrijvingen op bouwwerken.
  Dotatie aan de afschrijvingen op installaties.
  Dotatie aan de afschrijvingen op meubilair en rollend materieel.
  Dotatie aan de afschrijvingen op verhuurde activa, financieringen en aanverwante rechten.
  Dotatie aan de afschrijvingen op andere materiële activa.
  12.[2 [3 Overige exploitatiekosten.
   * Onroerende voorheffing;
   * Patrimoniumbelasting op de VZW's;
   * Verkeersbelasting;
   * Belastingen en retributies voor radio en tv;
   * Plaatselijke belastingen;
   * Overige belastingen en retributies.]3 ]2.
  13. Financiële lasten.
  Financiële lasten op huurkoopschulden - financiering en aanverwanten.
  Financiële lasten op langetermijnschulden.
  Interesten op leningen wegens vertraging in de subsidiëring.
  Financiële lasten op kortetermijnschulden.
  Bankkosten.
  14. Lasten op vroegere boekjaren.
  Inhaling op vroegere boekjaren.
  Diverse diensten en goederen.
  Vergoeding sociale lasten en pensioenen.
  Afschrijvingen.
  Andere exploitatiekosten.
  Financiële lasten.
  [1 De terugvorderingen van de kosten worden afgetrokken van de lasten van overeenstemmende aard.
   Worden afgetrokken van de aanvaardbare uitgaven :
   - de toelagen die van de overheid werden verkregen wanneer ze toegekend worden om dezelfde lasten te dekken als die welke in aanmerking worden genomen volgens de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de bedragen toegekend in het kader van een educatieverlof en tegemoetkomingen met het oog op het compenseren van het rendementverlies van de werknemer;
   - de verschillende terugvorderingen van kosten, met uitzondering van de privéschenkingen, opbrengsten afkomstig van handelingen van beroep op privéfondsen, verkoop van producten buiten het centrum. Deze uitzonderingen worden in overweging genomen indien de producten in kwestie in de boeken opgenomen worden in afzonderlijke rekeningen of subrekeningen en tegelijk de lasten in verband met deze handelingen ook afzonderlijk worden opgetekend;
   - de lasten met betrekking tot de organisatie van handelingen van beroep op privéfondsen, verkoop van producten buiten het centrum. Deze dienen in de boeken te worden opgenomen met aparte vermelding van al deze soort lasten, zoals de opbrengsten verkregen ingevolge de organisatie van elk van deze handelingen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BESL 2012-09-27/05, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BESL 2014-01-23/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. N3.Bijlage 3. - BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET PERSONEEL VAN HET PSYCHOLOGISCH, EDUCATIEF, RE-EDUCATIEF EN SOCIAAL TEAM.

  a) Individuele basisnorm (IBN).

<td colspan="3" valign="top">In voltijds equivalenten<td colspan="3" valign="top">0,15
IBN per gehandicapte persoon
KinderenVolwassenen
Dagcentrum0,380,25
Lichte opvang in dagcentrum-0,15
VerblijfscentrumschoolgaandNiet schoolgaand 
 0,320,390,28
Lichte opvang in verblijfscentrum
    
   

  De individuele basisnorm van een persoon in crisisopvang in een verblijfscentrum is gelijk aan de IBN in bovenstaande tabel vermenigvuldigd met 1, 3.
  b) Supplementaire individuele norm (SIN).

 In voltijds equivalenten
 - Verblijfscentrum kinderen
- SIN per gehandicapte persoon (paramedische prestaties)0,07

  c) Individuele vakantienorm (IVN) in verblijfscentrum.

Bezettingsgraad van het centrum tijdens weekends, vakanties en op feestdagenIVN per gehandicapte persoon in voltijds equivalenten
20 a 29 %0,053
30 a 49 %0,08
50 a 69 %0,109
70 en +0,16

  d) Individuele verouderingsnorm (IVRN).
  Educatieve, psychologische en sociale prestaties in een verblijfscentrum voor volwassenen :
  0,22 WE per gehandicapte persoon voor de eerste 3 gehandicapte personen die in een centrum de individuele verouderingsnorm genieten,
  0,17 WE per gehandicapte persoon vanaf de 4 gehandicapte persoon die in een centrum de individuele verouderingsnorm geniet.
  e) Complementaire individuele norm - maximum (CIN).

CIN maximum perIn voltijds equivalenten
 KinderenVolwassenen
Dagcentrum0,86 x (IBN)0,50 x (IBN)
Verblijfscentrum0,50 x (IBN + SIN + IVN)0,50 x (IBN + IVN)

  f) Individuele motorische norm (IMN).
  0,15 VTE in dagcentrum en in verblijfscentrum per volwassene gehandicapte persoon;
  g) Individuele norm verbonden aan het welzijn en het behoud van de basisbehoeften (IN WB).
  Paramedische prestaties of verpleegkundige zorgen in verblijfscentrum : 0,06 VTE per gehandicapte persoon.

Art. N4.Bijlage 4. - BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET TEAM VAN TECHNISCH PERSONEEL.
  a) Technisch individuele basisnorm (T IBN).

<td colspan="4" valign="top">TIBN per gehandicapte persoon, in voltijds equivalenten
VerblijfscentrumLichte opvang in dag verblijfscentrumDagcentrumLichte opvang in centrum voorvolwassenen
0,130,070,0730,036

  b) Technische individuele vakantienorm (T IVN).

Bezettingsgraad van het centrum tijdens weekends, vakanties en op feestdagenT IVN per gehandicapte persoon in VTE
20 tot 29 %0,009
30 tot 49 %0,018
50 tot 69 %0,027
70 en meer0,036

  c) Technische complementaire individuele norm (T CIN) : 0,03 VTE per gehandicapte persoon.

Art. N5.Bijlage 5. - BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET MEDISCH PERSONEEL.
  a) Medische individuele basisnorm in een dagcentrum (M IBN) : 0,00325 VTE per gehandicapte persoon.
  b) Medisch complementaire individuele norm in een dagcentrum (M CIN) : 0,0065 VTE per gehandicapte persoon.
  c) Medisch supplementaire individuele norm in een verblijfscentrum (M SIN) : 0,00325 VTE per gehandicapte persoon.

Art. N6.Bijlage 6. - BEGELEIDINGSNORMEN DE ADMINISTRATIEVE EN BOEKHOUDKUNDIGE DIRECTIE.
  Bij de berekening van het aantal erkenningen per vzw is geen rekening gehouden met de erkenningen die krachtens andere besluiten zijn toegekend.
  a) Directienormen.

<td colspan="3" valign="top">
Erkende basiscapaciteit 
per vzw1 erkenning2 erkenningenMeer dan 2 erkenningen
15 tot 39111 1/2
40 tot 5911 1/22
60 tot 891 1/223
90 tot 13922 1/23
140 tot 1992 1/233 1/2
200 tot 29933 1/24

  b) Normen voor het administratief en boekhoudkundig team.

<td colspan="3" valign="top">
Erkende basiscapaciteit 
per vzw1 erkenning2 erkenningenMeer dan 2 erkenningen
15 tot 291,31,41,5
30 tot 391,822,2
40 tot 59222,4
60 tot 892,42,63
90 tot 13933,23,4
140 tot 19944,24,4
200 tot 29955,25,4

  In deze tabellen stemmen 3 plaatsen in lichte opvang in een verblijfscentrum overeen met één eenheid erkende basiscapaciteit en stemmen 2 plaatsen in lichte opvang in een dagcentrum overeen met één eenheid erkende basiscapaciteit.

Art. N7.Bijlage 7. - EVALUATIESCHEMA VOOR GEHANDICAPTE PERSONEN IN DAGCENTRA EN IN VERBLIJFSCENTRA AAN DE HAND WAARVAN HUN SPECIFIEKE BEGELEIDINGSBEHOEFTEN KUNNEN WORDEN VASTGESTELD.


A. Sociaal aanpassingsvermogen20 punten
B. Psychologische aspecten10 punten
C. Cognitief en intellectueel vermogen20 punten
D. Motorische en psychomotorische mogelijkheden20 punten
E. Dagelijks leven30 punten
 ----------
Totaal100 punten

  Individuele norm vitale behoeften (INVB) : ja/neen.
  Individuele motorische norm (IMN) : ja/neen.
  Ouder wordende persoon : ja/neen.
  De items van elke rubriek, de evaluatiemodaliteiten en de weging worden bepaald door het Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid, na advies van de Afdeling " Gehandicapte personen " van de Franstalige Adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid.

Art. N8.[1 Bijlage 8.
   MODEL VAN PRIORITAIRE OVEREENKOMST
   Overeenkomst betreffende de toekenning van een bijkomende toelage verantwoord door de prioritaire zorg voor een persoon met een handicap
   Tussen
   de Franse Gemeenschapscommissie
   Paleizenstraat 42
   1030 Brussel
   vertegenwoordigd door
   hierna de " Commissie " genoemd,
   en de VZW " " voor het dagcentrum of het verblijfcentrum : " "
   te Brussel
   vertegenwoordigd door :
   hierna het " Centrum " genoemd;
   Gelet op hoofdstuk V van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen van de dagcentra en de verblijfcentra,
   Wordt het volgende overeengekomen :
   Artikel 1
   De Commissie verleent aan het Centrum vanaf ................... tot 31 december .... een bijkomende toelage verantwoord door de prioritaire zorg voor een persoon met een handicap, van wie de gegevens als volgt luiden :
   Naam :
   Adres : ................................................ te Brussel
   Nr. SH :
   Deze overeenkomst loopt automatisch af bij het vertrek van de persoon met een handicap.
   Art. 2
   De bepalingen van de artikelen 17 tot en met 20 van de afdeling 7 van hoofdstuk 3 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan dagcentra en verblijfcentra zijn van toepassing op de persoon met een handicap bedoeld in artikel 1.
   Art. 3
   De bepalingen van de artikelen 21 tot en met 31 betreffende de architecturale normen van het besluit van het College van 21 september betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en aan de verblijfcentra zijn van toepassing op het Centrum.
   Art. 4
   De toelage bedraagt.... euro op jaarbasis voor een voltijds bezoek.
   De financiering wordt verminderd met ... tienden volgens het aantal halve dagen afwezigheid voorzien in de gepersonaliseerde overeenkomst.
   De toelage wordt toegekend in het kader van het begrotingsartikel ... van de begroting van de " Service bruxellois francophone des personnes handicapées " voor het jaar 20...
   Art. 5
   De toelage bedoeld in artikel 4 wordt uitbetaald via maandelijkse voorschotten uiterlijk de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de toelage wordt toegekend.
   Art. 6
   De toelage wordt verantwoord door de utigaven met betrekking tot de algemene kosten, de kosten in verband met de persoon met een handicap en de personeelskosten die betrekking hebben op de prioritaire verzorging van de persoon met een handicap zoals bedoeld in artikel 1.
   Art. 7
   Een verantwoordingsdossier betreffende deze kosten dient uiterlijk op 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de toelage wordt toegekend bij de administratie te worden ingediend. Hierin is de aftrekking van de bij de persoon met een handicap bedoeld in artikel 1 geïnde financiële bijdragen opgenomen.
   Dit verantwoordingsdossier omvat :
   1. de resultaatrekening samen met het verslag van de revisor
   2. het grote boek van lasten en opbrengsten
   3. de individuele rekening(en) van de werknemers die instaan voor de prioritaire zorg.
   Art. 8
   De aanvaarde uitgaven als algemene onkosten en kosten met betrekking tot de persoon met een handicap worden bedoeld in bijvoegsel 2 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfcentra.
   De aanvaarde uitgaven als personeelskosten worden bedoeld in artikel 55 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfcentra.
   Art. 9
   Indien de controle van het verantwoordingsdossier een verantwoord bedrag vertoont dat lager is dan de toegekende toelage, dan wordt het verschil teruggevorderd volgens de modaliteiten die door de Commissie worden gedefinieerd.]1
  Opgemaakt te Brussel, op ...
  Voor de Franse Gemeenschapscommissie,
  Voor het centrum,
  (handtekeningen)
  ----------
  (1)<BESL 2009-03-19/65, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art. N9.Bijlage 9. - OVERGANGSBEGELEIDINGSNORMEN VAN 1 JANUARI 2007 TOT EN MET 31 DECEMBER 2007 VOOR HET PERSONEEL VAN HET PSYCHOLOGISCH, EDUCATIEF, PARAMEDISCH EN SOCIAAL TEAM, VOOR HET PERSONEEL VAN HET TECHNISCH TEAM EN VOOR HET MEDISCH PERSONEEL.


VolwassenencodeCENTRATechnischeMedischeploeg
/Kinderenpersoneelpersoneel 
 APH-CEJ-1010Aubier (CJ)3,04380,334814,8563
 APH-CEJ-1020Bastide (CJ)0,56200,04233,1563
 APH-CEJ-1030Braise (CJ)3,34240,309513,7100
 APH-CEJ-1040Esp et Joie (CJ)2,80600,275612,0875
 APH-CEJ-1050Facere (CJ)2,43580,265915,3500
 APH-CEJ-1060Famille (CJ)1,51630,12756,5860
 APH-CEJ-1070Farra Derby (CJ)1,26210,14956,2125
 APH-CEJ-1080Farra Foret (CJ)1,49800,12355,5250
 APH-CEJ-1090Forestiere (CJ)4,07450,229315,6040
 APH-CEJ-1100Fougeres (CJ)0,86440,08784,8375
 APH-CEJ-1110F Aurore (CJ)1,30890,11596,4281
 APH-CEJ-1120Grain (CJ)1,87200,10407,1450
 APH-CEJ-1130M du Trop (CJ)0,72660,05273,9396
 APH-CEJ-1140Platanes (CJ)9,33270,489936,1013
 APH-CEJ-1150Pre-texte (CJ)1,90850,11197,2000
 APH-CEJ-1160Res Foret (CJ)0,87610,06594,7067
 APH-CEJ-1170Sesame (CJ)1,85630,08807,0254
 APH-CEJ-1180V Richesses (CJ)1,46000,06505,3772
 APH-CEJ-4015Grandir (CJ)1,54500,146310,6020
 APH-CEJ-4020Creb Eveil (CJ)4,92590,536338,8740
 APH-CEJ-4030Creb sol (CJ)3,70800,351025,4448
 APH-CEH-2010Aubier (CH)5,18480,000016,3283
 APH-CEH-2020Bastide (CH)3,38000,02939,9883
 APH-CEH-2030B de Sap (CH)2,47500,00009,4199
 APH-CEH-2040Esp et Joie (CH)3,07600,000010,2520
 APH-CEH-2050Facere (CH)5,34870,003319,1727
 APH-CEH-2060F Derby (CH)3,10600,003311,1460
 APH-CEH-2070Fougeres (CH)2,51570,00009,6047
 APH-CEH-2080F Aurore (CH)3,78600,006512,2260
 APH-CEH-2090Freesias (CH)2,35500,00008,5835
 APH-CEH-2100Hadep (CH)4,23200,044913,2434
 APH-CEH-2110Hama 1 (CH)3,32000,058511,1971
 APH-CEH-2120Hama 2 (CH)3,35000,035811,4540
 APH-CEH-2130Hama 3 (CH)3,04800,01639,7400
 APH-CEH-2140H P Jurdant (CH)3,32000,029310,6580
 APH-CEH-2150M du Trop (CH)3,02660,01639,0466
 APH-CEH-2160Res Foret (CH)2,45800,00009,1340
 APH-CEH-2170Les Bolets1,57000,02938,0000
 APH-CEH-3010Cailloux (CH)4,71000,084516,3147
 APH-CEH-3020C A Fraiteur(CH)2,90200,000010,0004
 APH-CEH-3030CETD (CH)7,37860,000024,7947
 APH-CEH-3040Chap Bourg (CH)6,37660,126823,9313
 APH-CEH-3050C Joyeuse (CH)15,99840,143050,5921
 APH-CEH-3060Cle (CH)3,38000,016311,7083
 APH-CEH-3070Creb ois bl (CH)5,04900,000021,0495
 APH-CEH-3080Inst Decroly(CH)8,05320,013025,6026
 APH-CEH-3090Isra (CH)13,99740,019542,2082
 APH-CEH-3100Nid M Briard(CH)4,17400,084514,1593
 APH-CEH-3110Passerelle (CH)2,43000,035810,0536
 APH-CEH-3120W Memorial (CH)1,66000,00338,7670
 APH-CEH-3130Wegelias (CH)1,80650,00008,1707
 CRISE3040Chap Bourg (CH)1,06800,01955,0940


Art. N10.[1 Bijlage 10.


<td colspan="3" valign="top">VCV = verblijfscentrum voor volwassenen<td colspan="3" valign="top">VCK = verblijfscentrum voor kinderen<td colspan="3" valign="top">DCV = dagcentrum voor volwassenen<td colspan="3" valign="top">DCK = dagcentrum voor kinderen
CentrumErkenningProcentuele
  
   werkgevers-
  
   bijdrage
   
CENTRE ESPOIR ET JOIEVCV74,76 %
CENTRE PIERRE JURDANTVCV63,78 %
CEP FOUGERESVCV69,56 %
CEP FREESIASVCV66,33 %
CLC BOIS DE SAPINVCV63,83 %
FACEREVCV71,37 %
FARRA DERBYVCV71,06 %
FOYER AUROREVCV63,42 %
HADEPVCV65,02 %
HAMA IVCV64,73 %
HAMA IIVCV68,64 %
HAMA IIIVCV67,54 %
IRSA (AUBIER)VCV69,01 %
LA BASTIDEVCV67,56 %
LES BOLETSVCV69,50 %
MAISON DU TROPIQUEVCV67,30 %
RESIDENCE LA FORETVCV69,25 %
   
   
CENTRE ARNAUD FRAITEURVCK64,73 %
CHAPELLE DE BOURGOGNEVCK63,16 %
CITE JOYEUSEVCK64,77 %
CLC LES WEIGELIASVCK66,06 %
CREB OISEAU BLEUVCK69,49 %
INSTITUT DECROLYVCK62,72 %
IRAHMVCK64,54 %
IRSAVCK62,62 %
LA CLEVCK64,36 %
LA PASSERELLEVCK68,58 %
LE NID MARCELLE BRIARDVCK74,47 %
LES CAILLOUXVCK65,80 %
WAR MEMORIALVCK57,23 %
   
   
ANAISDCV50,03 %
CENTRE ESPOIR ET JOIEDCV53,23 %
CEP FOUGERESDCV52,87 %
CLC LES PLATANESDCV51,92 %
FACEREDCV51,15 %
FARRA DERBYDCV52,81 %
FARRA FORETDCV53,85 %
IRSA (AUBIER)DCV49,85 %
LA BASTIDEDCV51,74 %
LA BRAISEDCV52,13 %
LA FAMILLEDCV50,64 %
LA FORESTIEREDCV52,09 %
LA FORETDCV53,05 %
LE GRAINDCV51,91 %
LE PRETEXTEDCV51,28 %
LES TROPIQUESDCV49,92 %
LES VRAIES RICHESSESDCV51,66 %
SESAMEDCV52,93 %
   
   
CREB EVEILDCK51,69 %
CREB SOLIDARITASDCK51,49 %
GRANDIRDCK50,73 %
   
]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2012-09-27/05, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>