16 JUNI 2006. - Decreet tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs (VERTALING).(NOTA: DFG 2022-11-17/07, art. 5 et 6, 013; Inwerkingtreding : 14-09-2023, art.5 en 9) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-07-2006 en tekstbijwerking tot 26-05-2023)
HOOFDSTUK I. - Definitie.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de universiteiten.
Art. 2-5
Art. 5 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de hogescholen.
Art. 6-9
Art. 9 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen met betrekking tot het toezicht.
Art. 10
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen.
Art. 11-14, 14bis
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 15
HOOFDSTUK I. - Definitie.
Artikel 1.Onder verblijvende student in de zin van dit decreet, dient verstaan te worden de student die, op het ogenblik van zijn inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, het bewijs levert dat hij zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dat hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° het recht hebben in België permanent te verblijven;
2° zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens (15) maanden op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, en er een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uitoefenen of er een vervangingsbezoldiging genieten die door een Belgische openbare dienst toegekend wordt; <DFG 2007-05-25/34, art. 18, a, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2007>
3° ertoe gemachtigd zijn voor een onbepaalde duur te verblijven op basis van de artikelen 9 en 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;
4° ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven als gevolg van de erkenning als vluchteling krachtens artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of een adhoc aanvraag;
5° ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven met de tijdelijke bescherming van artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
6° [1 als vader, moeder, wettelijke voogd, wettelijke samenwoner in de zin van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek of echtgenoot(-ote) een persoon hebben die aan een van deze voorwaarden voldoet;]1
7° zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens drie jaar op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs;
8° houder zijn van een attest van beursstudent uitgereikt in het raam van de ontwikkelingssamenwerking voor het academiejaar en voor de studies waarvoor de aanvraag om inschrijving ingediend wordt.
Onder "recht om permanent te verblijven" in de zin van het eerste lid, dient verstaan te worden voor de staatsburgers van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht erkend krachtens de artikelen 16 en 17 van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden; voor de staatsburgers van Staten die niet lid zijn van de Europese Unie, dient verstaan te worden het recht gevestigd te worden in België krachtens artikel 14 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
[2 ...]2
----------
(1)<DFG 2015-06-25/12, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
(2)<DFG 2022-11-17/07, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 30-01-2023>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de universiteiten.
Art.2. (De academische overheden beperken het aantal studenten die zich inschrijven voor één van de cursussen bedoeld in artikel 3, zonder ingeschreven te zijn voor dezelfde cursus bij een universiteit van de Franse Gemeenschap in de loop van een vorig academiejaar.) <DFG 2007-05-25/34, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2007>
In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 3, 1°, indien ze ingeschreven waren in een vorig academiejaar in een hogeschool voor de cursus bedoeld bij artikel 7, 5°.
Art.3.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden :
1° Bachelor kinesitherapie en revalidatie;
2° Bachelor diergeneeskunde.
(3° Bachelor in de psychologische en opvoedingswetenschappen, studierichting logopedie;) <DFG 2008-07-18/84, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2009>
[1 4° Bachelor geneeskunde;
5° Bachelor tandheelkunde.]1
----------
(1)<DFG 2012-07-12/09, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 15-09-2012>
Art.4.Voor iedere universitaire instelling en voor iedere cursus bedoeld bij artikel 3, [2 met uitzondering van 4° en 5°]2 wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.
Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de academische overheid de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.
De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie.
[1In afwijking van het vorige lid, voor de in artikel 3, 2° bedoelde cursus, wordt de P bedoeld in het tweede lid vastgesteld op 20 procent. ]1
----------
(1)<DFG 2015-07-09/15, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
(2)<DFG 2017-03-29/04, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 14-09-2017>
Art.5.[1 In afwijking van artikel 95, § 1, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies]1, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een cursus bedoeld bij artikel 3 in [1 ten vroegste de vierde werkdag vóór de 25 augustus voorafgaand aan het betrokken academiejaar en ten laatste de voorlaatste werkdag vóór 25 augustus]1. De universiteiten nemen prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald dor de academische overheid en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag.
[3 Bij afwijking daarvan, dienen de studenten die een aanvraag om inschrijving in een cursus bedoeld in artikel 3, 4° en 5° indienen, hun aanvraag om inschrijving in volgens de regels die door de universitaire instellingen nader bepaald worden.]3 [4 Wat betreft de studieprogramma's bedoeld in artikel 3, 4° en 5°, is de inschrijving voor het ingangs- en toelatingsexamen bedoeld in artikel 1 van het decreet van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde, een aanvraag om inschrijving voor het studieprogramma in de zin van dit decreet.]4
Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij [1 ten laatste op 15 juli]1 die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkwaardigheidsverklaring aanvraagt. De academische overheid kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs.
Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de [1 laatste werkdag vóór 25 augustus]1 die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving.
In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3 [3 met uitzondering van 4° en 5°]3 ten laatste [1 de voorlaatste werkdag voorafgaand aan 25 augustus]1 voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 4, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. [2 Ze kan elektronisch worden uitgevoerd. De academische autoriteiten kunnen de organisatie van de loting aan de ARES (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs) worden overgedragen.]2 Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is.
Iedere niet-verblijvende student kan voor de [1 laatste werkdag vóór 25 augustus]1 voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten zijn van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7.
Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 4, [1 worden de artikelen 96 en 97 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies van toepassing]1.
----------
(1)<DFG 2015-06-25/12, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
(2)<DFG 2016-06-16/22, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
(3)<DFG 2017-03-29/04, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 14-09-2017>
(4)<DFG 2019-02-07/11, art. 56, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art.5 TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. In afwijking van artikel 95, § 1, van het decreet van 7 november 2013 tot vaststelling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, studenten die niet worden beschouwd als ingezeten studenten in de zin van artikel 1, dienen hun aanvraag tot inschrijving voor een van de cursussen bedoeld in artikel 3 elektronisch in op het e-paysage platform bedoeld in artikel 106 van het decreet van 7 november 2013 en volgens de procedures van artikel 106/10 van hetzelfde decreet, vanaf de eerste dinsdag van mei voorafgaand aan het betrokken academiejaar tot en met de vierde donderdag van augustus.
Bij het indienen van zijn aanvraag om inschrijving geeft de student aan bij welke universiteit hij zijn inschrijving wenst voort te zetten.
De universiteiten geven voorrang aan de inschrijving van studenten die het bewijs leveren dat zij aan alle voorwaarden voor toelating tot deze cursussen voldoen, in de volgorde waarin zij dit bewijs op het in lid 1 bedoelde platform indienen. Op straffe van verval moet de student zijn inschrijving bevestigen volgens de procedures die door de ARES in overleg met de betrokken universiteiten zijn vastgesteld en waarvan hij bij zijn inschrijving in kennis is gesteld.
§ 2. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een student die aantoont dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, gelijkgesteld met een student die aantoont dat hij uiterlijk op 15 juli voorafgaand aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkstelling van een einddiploma van het secundair onderwijs heeft ingediend, alsmede het bewijs dat hij de rechten voor de behandeling van deze aanvraag heeft betaald, mits bij zijn aanvraag een afschrift wordt gevoegd van het diploma waarvoor hij de gelijkstelling aanvraagt. De universiteiten kunnen echter weigeren de student in te schrijven indien het voorgelegde diploma duidelijk niet gelijkwaardig is aan een getuigschrift van hoger secundair onderwijs.
§ 3. In afwijking van § 1 wordt voor niet-ingezeten studenten die uiterlijk op de vierde donderdag van augustus voorafgaand aan het academiejaar een aanvraag tot inschrijving indienen voor één van de cursussen bedoeld in artikel 3, met uitzondering van 4° en 5°, indien het aantal van deze studenten het aantal niet-ingezeten studenten bedoeld in artikel 4, tweede lid, overschrijdt, de rangorde onder deze studenten bepaald door een loting die onverwijld elektronisch wordt verricht door een door de ARES aangewezen deurwaarder, die het resultaat aan deze laatste meedeelt. Deze loting wordt verricht met behulp van een techniek die de eerlijkheid van de selectie, de afwezigheid van vooringenomenheid bij de gebruikte selectiemethode en de openbaarheid van het gebruikte selectiealgoritme waarborgt.
Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een persoonlijk en niet-overdraagbaar registratienummer.
§ 4. Elke niet-ingezeten student kan tussen de eerste dinsdag van mei voorafgaand aan het betrokken academiejaar en de vierde donderdag van augustus slechts één aanvraag tot inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld in artikelen 3 en 7, met uitzondering van de cursussen bedoeld in artikel 3, 4° en 5°. Een student die deze bepaling overtreedt, wordt uitgesloten van de instelling voor hoger onderwijs waartoe hij zou zijn toegelaten in een van de cursussen bedoeld in artikel 3 of 7.
In geval van weigering van inschrijving met toepassing van § 2 van dit artikel of van artikel 4 zijn de artikelen 96 en 97 van het decreet van 7 november 2013 van toepassing.]1 ----------
(1)<DFG 2022-11-17/07, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 14-09-2023>
HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de hogescholen.
Art.6. (De overheden van de hogescholen beperken het aantal studenten die zich inschrijven voor één van de cursussen bedoeld in artikel 7, zonder ingeschreven te zijn voor dezelfde cursus bij een hogeschool van de Franse Gemeenschap in de loop van het vorige academiejaar.) <DFG 2007-05-25/34, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2007>
In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 7, 5°, indien ze ingeschreven waren tijdens een vorig academiejaar in een universiteit voor de cursus bedoeld bij artikel 3, 1°.
Art.7. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden :
1° Bachelor - Vroedvrouw;
2° Bachelor ergotherapie;
3° Bachelor logopedie;
4° Bachelor podologie - podotherapie;
5° Bachelor kinesitherapie;
6° Bachelor audiologie;
7° Opvoeder gespecialiseerd in de psycho-opvoedende begeleiding.
Art.8.Voor iedere hogeschool en voor iedere cursus bedoeld [1 bij artikel 7, 3°, 5° en 6°]1, wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.
Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de overheid van de hogescholen de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.
De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie.
(NOTA : bij arrest nr. 89/2011 van 31-05-2011, B.S. 10-08-2011, p. 45520-45528, heeft het Grondwettelijk Hof artikel 8 vernietigd, behalve in zoverre het van toepassing is op artikel 7, 5°.)
----------
(1)<DFG 2013-07-04/07, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 15-09-2013>
Art.9.[1 In afwijking van artikel 95, § 1, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies]1, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 in [1 ten vroegste de vierde werkdag vóór de 25 augustus voorafgaand aan het betrokken academiejaar en ten laatste de voorlaatste werkdag op 25 augustus]1. De overheid van de hogescholen neemt prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald door de overheid van de hogescholen en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag.
Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij [1 ten laatste op 15 juli]1 die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkswaardigheidsverklaring aanvraagt. De overheid van de hogescholen kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs.
Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de [1 laatste werkdag vóór 25 augustus]1 die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving.
In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 ten laatste [1 de voorlaatste werkdag voorafgaand aan 25 augustus]1 voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 8, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. [2 Ze kan elektronisch worden uitgevoerd. De academische autoriteiten kunnen de organisatie van de loting aan de ARES (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs) worden overgedragen.]2 Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is.
Iedere niet-verblijvende student kan voor de [1 laatste werkdag vóór 25 augustus]1 voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7.
Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 8, [1 worden de artikelen 96 en 97 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies van toepassing]1.
----------
(1)<DFG 2015-06-25/12, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
(2)<DFG 2016-06-16/22, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
Art.9 TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. In afwijking van artikel 95, § 1, van het decreet van 7 november 2013 tot vaststelling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, studenten die niet worden beschouwd als ingezeten studenten in de zin van artikel 1, dienen hun aanvraag tot inschrijving voor een van de cursussen bedoeld in artikel 3 elektronisch in op het e-paysage platform bedoeld in artikel 106 van het decreet van 7 november 2013 en volgens de procedures van artikel 106/10 van hetzelfde decreet, vanaf de eerste dinsdag van mei voorafgaand aan het betrokken academiejaar tot en met de vierde donderdag van augustus.
Bij het indienen van zijn aanvraag om inschrijving geeft de student aan bij welke hogeschool hij zijn inschrijving wenst voort te zetten.
De hogescholen geven voorrang aan de inschrijving van studenten die het bewijs leveren dat zij aan alle voorwaarden voor toelating tot deze cursussen voldoen, in de volgorde waarin zij dit bewijs op het in lid 1 bedoelde platform indienen. Op straffe van verval moet de student zijn inschrijving bevestigen volgens de procedures die door de ARES in overleg met de betrokken hogescholen zijn vastgesteld en waarvan hij bij zijn inschrijving in kennis is gesteld.
§ 2. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een student die aantoont dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, gelijkgesteld met een student die aantoont dat hij uiterlijk op 15 juli voorafgaand aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkstelling van een einddiploma van het secundair onderwijs heeft ingediend, alsmede het bewijs dat hij de rechten voor de behandeling van deze aanvraag heeft betaald, mits bij zijn aanvraag een afschrift wordt gevoegd van het diploma waarvoor hij de gelijkstelling aanvraagt. De hogescholen kunnen echter weigeren de student in te schrijven indien het voorgelegde diploma duidelijk niet gelijkwaardig is aan een getuigschrift van hoger secundair onderwijs.
§ 3. In afwijking van § 1 wordt voor niet-ingezeten studenten die uiterlijk op de vierde donderdag van augustus voorafgaand aan het academiejaar een aanvraag tot inschrijving indienen voor één van de cursussen bedoeld in artikel 3, met uitzondering van 4° en 5°, indien het aantal van deze studenten het aantal niet-ingezeten studenten bedoeld in artikel 4, tweede lid, overschrijdt, de rangorde onder deze studenten bepaald door een loting die onverwijld elektronisch wordt verricht door een door de ARES aangewezen deurwaarder, die het resultaat aan deze laatste meedeelt. Deze loting wordt verricht met behulp van een techniek die de eerlijkheid van de selectie, de afwezigheid van vooringenomenheid bij de gebruikte selectiemethode en de openbaarheid van het gebruikte selectiealgoritme waarborgt.
Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een persoonlijk en niet-overdraagbaar registratienummer.
§ 4. Elke niet-ingezeten student kan tussen de eerste dinsdag van mei voorafgaand aan het betrokken academiejaar en de vierde donderdag van augustus slechts één aanvraag tot inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld in artikelen 3 en 7, met uitzondering van de cursussen bedoeld in artikel 3, 4° en 5°. Een student die deze bepaling overtreedt, wordt uitgesloten van de instelling voor hoger onderwijs waartoe hij zou zijn toegelaten in een van de cursussen bedoeld in artikel 3 of 7.
In geval van weigering van inschrijving met toepassing van § 2 van dit artikel of van artikel 4 zijn de artikelen 96 en 97 van het decreet van 7 november 2013 van toepassing.]1 ----------
(1)<DFG 2022-11-17/07, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-09-2023>
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen met betrekking tot het toezicht.
Art.10.De commissarissen en de afgevaardigden van de Regering bij de Universiteiten, alsook de commissarissen bij de hogescholen, worden specifiek belast met de naleving van de bepalingen van dit decreet.
Wanneer de commissaris of de afgevaardigde vaststelt dat een student ingeschreven werd als verblijvende student terwijl hij de voorwaarden bepaald bij artikel 1 niet in acht nam, maar toch aan de andere voorwaarden inzake toelating voldeed, verliest deze student zijn hoedanigheid van regelmatig ingeschreven student indien, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P bereikt. Als de inschrijving van deze student als verblijvende student niettemin uit een administratieve fout voortvloeit die hem niet geweten kan worden, wordt zijn inschrijving als regelmatig beschouwd alhoewel hij niet in aanmerking zal komen voor de financiering voor alle studiejaren die tot de graad leiden waarvoor hij zich ingeschreven heeft, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is.
Wanneer, als gevolg van een beroep ingesteld door een student die niet als verblijvende student in de zin van artikel 1 wordt beschouwd, overeenkomstig, [1 de artikelen 96 en 97 van het voornoemde decreet van 7 november 2013,]1 de weigering tot inschrijving nietig verklaard wordt, wordt de student als ingeschreven beschouwd. Niettemin, als, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P heeft bereikt, wordt de student niet in aanmerking genomen voor de financiering voor alle studiejaren die leiden tot de graad waarvoor hij ingeschreven is, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is.
----------
(1)<DFG 2015-06-25/12, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen.
Art.11. De kost van de wedden van de leden van het onderwijzend personeel die, op 1 januari 2006, vastbenoemd of definitief aangeworven zijn voor een hoofdambt naar verhouding van minstens 80 % van hun opdracht voor de cursussen die leiden tot de graden bedoeld bij artikel 7 of tot de graad van Master in de kinesitherapie, en die terbeschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking vanaf 1 september 2006 en ten laatste op 1 september 2010, overeenkomstig artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, wordt toegevoegd aan het bedrag bedoeld bij artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
Voor de personeelsleden bedoeld bij het eerste lid, in afwijking, worden de woorden "vanaf het derde academiejaar" bedoeld bij het vijfde lid van artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 vermeld in het eerste lid, vervangen door de woorden "vanaf het vierde academiejaar".
Art.12. Gedurende het academiejaar 2006-2007 kunnen de leden van het onderwijzend personeel die tijdelijk aangeworven zijn en die een anciënniteit van minstens twee jaar genieten in de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 inrichten, niet afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in deze afdelingen. Ze kunnen enkel afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in de andere afdelingen van de hogeschool indien deze een vermindering van hun aantal studenten meemaken.
Art.13. Artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 30 juni en 17 juli 1998, wordt aangevuld als volgt :
" of artikel 11 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs;".
Art.14. Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende leden :
" In de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs inrichten, wordt het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering vermeerderd, voor de berekening van het aantal studenten overeenkomstig het tweede lid, met het verschil tussen het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering tijdens het in aanmerking genomen jaar, vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0,95. Dit verschil wordt ook toegevoegd aan het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering van de volgende drie jaren na vermenigvuldigd te zijn geweest met een coëfficiënt van respectief 0,75, 0,50 en 0,25.
Het derde lid is van toepassing op de berekening van de opdrachteenheden van een hogeschool voor de begrotingsjaren 2008 tot 2017 en voorzover dat :
1° het verschil bedoeld bij dat lid positief is;
2° de overheid van de hogescholen bij de Regering, tegen ten laatste 1 september 2007, een begeleidingsplan indient voor het personeel, dat het resultaat is van sociaal overleg.
De Regering stelt de nadere regels vast voor het sociaal overleg bedoeld bij het derde lid, 2°. Dat plan zal gewijzigd kunnen worden mits inachtneming van dezelfde nadere regels. ".
Art.14bis.[1 De bepalingen van dit decreet zijn niet van toepassing op de studenten die, ter uitvoering van de bijzondere overeenkomst betreffende de universitaire samenwerking inzake medische vorming tussen de Regering van de Franse Gemeenschap van België en de Regering van het Groothertogdom België, gedaan te Brussel op 4 januari 2022, toegang hebben tot het vervolg van het programma van de eerste of de tweede cyclus in medische wetenschappen in een universiteit.]1
----------
(1)<DFG 2023-03-02/23, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 05-06-2023>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 15.Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2006-2007, met uitzondering van artikel 14 dat in werking treedt voor het begrotingsjaar 2008.