Details





Titel:

24 SEPTEMBER 2006. - Kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-11-2006 en tekstbijwerking tot 21-03-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Art. 1
TITEL II. - Dienstverlenende intellectuele beroepen.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - De beroepstitel.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 7
TITEL III. - Ambachtelijke beroepen.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 8
HOOFDSTUK II. - Het voeren van een beroepstitel van een ambachtelijk beroep.
Afdeling I. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel.
Art. 9-10
Afdeling II. - De beroepstitel.
Art. 11-12
Afdeling III. - De inschrijving.
Art. 13-14
TITEL IV. - Strafbepalingen.
Art. 15-17, 17/1, 17/2, 17/3, 17/4, 17/5, 17/6
TITEL V. - Overgangsbepalingen.
Art. 18
TITEL VI. - Inwerkingtreding.
Art. 19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2006011516  2006011593  2007011412  2009011462  2017040989 



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Dienstverlenende intellectuele beroepen.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art.2. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  - de minister : de minister die bevoegd is voor de Middenstand;
  - de Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;
  - diploma : een diploma, een getuigschrift of een andere titel;
  - dienstverlenend intellectueel beroep : het beroep waarvan de beoefenaars diensten verstrekken van hoofdzakelijk intellectuele aard en daarbij zowel handelen in het belang van een opdrachtgever als in het belang van de gemeenschap enerzijds en waarbij de beoefenaars beschikken over de nodige onafhankelijkheid om hun beroep uit te oefenen en om de verantwoordelijkheid op te nemen voor de beroepsdaden die ze stellen anderzijds;
  - belanghebbende beroepsfederaties : de federaties die erkend zijn met toepassing van artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;
  - nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen : de federatie die erkend is met toepassing van artikel 7 van dezelfde wetten, die de categorie van vrije beroepen of de andere zelfstandige intellectuele beroepen vertegenwoordigt.

HOOFDSTUK II. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel.
Art.3. Op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsfederaties en ten minste één nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen, en na advies van de Hoge Raad, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep beschermen.

Art.4.§ 1. Elk verzoekschrift tot bescherming van de beroepstitel wordt aan de minister gericht, bij een ter post aangetekende brief.
  De verzoekers vermelden in het verzoekschrift de te beschermen beroepstitel en omschrijven de zelfstandige beroepsbedrijvigheid die door deze titel wordt gedekt. Zij kunnen eveneens voorstellen dat de bescherming van de titel tot de loontrekkende werknemers en/of tot de ambtenaren zou worden uitgebreid. Zij staven hun verzoekschrift en houden daarbij onder meer rekening met het algemeen belang. Het verzoekschrift vermeldt de diploma's die vereist zijn om de beschermde titel te kunnen voeren en, eventueel, de beroepspraktijk. De opleiding moet kunnen verworven worden in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten erkende of gesubsidieerde inrichtingen.
  Het verzoekschrift bepaalt eveneens de basiselementen van de deontologische voorschriften die de verzoekers gereglementeerd willen zien.
  Deze deontologische voorschriften hebben ten minste betrekking op :
  1° de informatie en de bescherming van de verbruiker;
  2° de onverenigbaarheden, teneinde de nodige onafhankelijkheid te waarborgen.
  § 2. Het overeenkomstig § 1, ingediende en in de door de Koning bepaalde vorm opgestelde verzoekschrift wordt binnen zestig dagen na ontvangst aan de [1 bijzondere raadgevende commissie Verbruik]1 overgezonden. Deze brengt een met redenen omkleed advies uit en zendt dit advies evenals een uittreksel van het proces-verbaal van de zitting tijdens welke het verzoekschrift onderzocht werd over aan de minister en de verzoekers, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoekschrift. Indien binnen deze termijn geen advies werd overgezonden, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Het verzoekschrift wordt eveneens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de federale overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie binnen zestig dagen na de ontvangst ervan. Iedere belanghebbende kan de minister schriftelijk kennis geven van zijn opmerkingen binnen zestig dagen volgend op de bekendmaking. Binnen dezelfde termijn kan de minister eventueel om het advies verzoeken van een door de wet ingestelde orde of beroepsinstituut, indien hij van oordeel is dat de verwantschap met een bestaande regelgeving of andere aspecten van het verzoekschrift dergelijk bijkomend advies nuttig maken. Dit advies wordt binnen zestig dagen medegedeeld.
  § 3. Na verloop van deze termijnen wordt het verzoekschrift, samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven, aan de Hoge Raad toegezonden. De Hoge Raad verleent een met redenen omkleed advies, nadat de krachtens artikel 18, § 1, van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, opgerichte vaste commissie het verzoekschrift heeft onderzocht.
  Het advies en het uittreksel van de notulen van de zitting tijdens welke het verzoekschrift werd onderzocht, worden binnen drie maanden na de ontvangst ervan door de Hoge Raad aan de minister en aan de verzoekers medegedeeld.
  § 4. Na advies van de Hoge Raad kunnen de verzoekers binnen een termijn van zestig dagen hun verzoekschrift aanpassen om rekening te houden met de geformuleerde opmerkingen en de adviezen. Als het verzoekschrift niet binnen zestig dagen wordt aangepast, wordt het verzoek verworpen.
  Zij kunnen eveneens door de minister voorgestelde wijzigingen aanbrengen.
  Wanneer de Hoge Raad binnen de gestelde termijn geen advies uitbrengt, kunnen de verzoekers eveneens de minister verzoeken wijzigingen in het verzoekschrift aan te brengen.
  De aanpassing krachtens dit artikel mag in geen geval de uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reglementering van de beroepstitel noch het verstrengen van de oorspronkelijk inzake de diploma's voorgestelde voorwaarden tot gevolg hebben.
  § 5. Wanneer de Koning een verzoekschrift tot bescherming heeft afgewezen, spreekt de minister zich uit over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat betrekking heeft op hetzelfde voorwerp en dat wordt ingediend minder dan drie jaar na de datum van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot afwijzing in het Belgisch Staatsblad.
  § 6. Wanneer Hij een beroepstitel in uitvoering van deze titel heeft beschermd, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te allen tijde het desbetreffende reglementeringsbesluit wijzigen teneinde het aan te passen aan internationale verdragen of aan het recht van de Europese Unie.
  Na advies van de Hoge Raad kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens het reglementeringsbesluit wijzigen of opheffen.
  ----------
  (1)<KB 2017-12-13/14, art. 11,6°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK III. - De beroepstitel.
Art.5. Niemand mag een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel of een titel die tot verwarring met de gereglementeerde beroepstitel kan leiden, voeren als hij niet voldoet aan elk van de volgende voorwaarden :
  1° houder zijn van één van de in het reglementeringsbesluit vermelde diploma's;
  2° eventueel, de in het reglementeringsbesluit voorgeschreven beroepspraktijk hebben;
  3° ingeschreven zijn op de lijst die bedoeld wordt in artikel 3 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep; de inschrijving is onderworpen aan een jaarlijks te betalen en niet terugbetaalbaar recht waarvan het bedrag door de Koning wordt vastgesteld;
  4) de deontologische voorschriften naleven waarin het reglementeringsbesluit voorziet.

Art.6. Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken als ten minste één van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de lijst die bedoeld wordt in artikel 3 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep.
  Het eerste lid is niet van toepassing op onderwijsinstellingen noch op beroepsgroeperingen.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.7. De Koning wordt belast met de codificatie van de bepalingen van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, alsook van die van deze titel en die van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, met als opschrift :
  " Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. "

TITEL III. - Ambachtelijke beroepen.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art.8.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  - de minister : de minister die bevoegd is voor de Middenstand;
  - de Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;
  - de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik]2 : het adviesorgaan dat opgericht is bij het [2 koninklijk besluit van 13 december 2017 houdende oprichting van de bijzondere raadgevende commissie Verbruik binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en tot opheffing van de Commissie voor Milieu-etikettering en milieureclame]2
  - diploma : een diploma, een getuigschrift of een andere titel;
  - [1 ambachtelijk beroep : elk beroep dat voldoet aan de criteria bepaald in de artikelen 2 en 3 van de wet van ... houdende wettelijke definitie van de ambachtsman;]1
  - belanghebbende beroepsfederaties : de federaties die erkend zijn met toepassing van artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;
  - nationale interprofessionele federatie : de federatie die erkend is met toepassing van artikel 7 van dezelfde wetten.
  ----------
  (1)<W 2014-03-19/10, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2016 (KB 2016-05-26/05, art. 7)>
  (2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,6°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK II. - Het voeren van een beroepstitel van een ambachtelijk beroep.
Afdeling I. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel.
Art.9. Op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsfederaties en ten minste één nationale interprofessionele federatie, en na advies van de Hoge Raad, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de beroepstitel beschermen van een ambachtelijk beroep dat niet gereglementeerd is ter uitvoering van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.

Art.10.§ 1. Elk verzoekschrift tot bescherming van de beroepstitel wordt aan de minister gericht, bij een ter post aangetekende brief.
  De verzoekers vermelden in het verzoekschrift de te beschermen beroepstitel en omschrijven de zelfstandige ambachtelijk beroepsbedrijvigheid die door deze titel wordt gedekt.
  Het verzoekschrift vermeldt de diploma's en/of de beroepspraktijk die vereist zijn om de beschermde titel te kunnen voeren. De opleiding moet kunnen verworven worden in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten erkende of gesubsidieerde inrichtingen.
  § 2. Het overeenkomstig § 1 ingediende en in de door de Koning bepaalde vorm opgestelde verzoekschrift wordt binnen zestig dagen na ontvangst aan de [1 bijzondere raadgevende commissie Verbruik]1 overgemaakt. Deze brengt een met redenen omkleed advies uit en zendt dit advies evenals een uittreksel van het proces-verbaal van de zitting tijdens welke het verzoekschrift onderzocht werd over aan de minister en de verzoekers, binnen dertig dagen na de ontvangst van het verzoekschrift. Bij gebrek aan advies binnen deze termijn, wordt het gunstig geacht.
  Het verzoekschrift wordt eveneens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de federale overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie binnen zestig dagen na de ontvangst ervan. Iedere belanghebbende kan de minister schriftelijk kennis geven van zijn opmerkingen binnen zestig dagen na de bekendmaking.
  § 3. Na verloop van deze termijnen wordt het verzoekschrift, samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven, aan de Hoge Raad toegezonden. De Hoge Raad verleent een met redenen omkleed advies.
  Het advies en het uittreksel van de notulen van de zitting tijdens welke het verzoekschrift werd onderzocht, worden binnen drie maanden na de ontvangst ervan door de Hoge Raad aan de minister en aan de verzoekers medegedeeld.
  § 4. Na advies van de Hoge Raad kunnen de verzoekers binnen een termijn van zestig dagen het verzoekschrift aanpassen om rekening te houden met de geformuleerde opmerkingen en adviezen.
  Zij kunnen eveneens door de minister voorgestelde wijzigingen aanbrengen.
  Wanneer de Hoge Raad binnen de gestelde periode geen advies uitbrengt, kunnen de verzoekers de minister verzoeken wijzigingen in het verzoekschrift aan te brengen.
  De aanpassing krachtens dit artikel mag in geen geval de uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reglementering van de beroepstitel, noch het verstrengen van de oorspronkelijk inzake de diploma's en/of de beroepspraktijk voorgestelde voorwaarden tot gevolg hebben.
  § 5. Wanneer de Koning een verzoekschrift tot bescherming heeft afgewezen, spreekt de minister zich uit over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat betrekking heeft op hetzelfde voorwerp en dat wordt ingediend minder dan drie jaar na de datum van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot afwijzing in het Belgisch Staatsblad, op grond van de nieuwe elementen die door de aanvragers worden ingeroepen.
  § 6. Wanneer hij een beroepstitel in uitvoering van deze titel heeft beschermd, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te allen tijde het desbetreffende reglementeringsbesluit wijzigen teneinde het aan te passen aan internationale verdragen of aan het recht van de Europese Unie.
  Na advies van de Hoge Raad kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens dit reglementeringsbesluit wijzigen of opheffen.
  ----------
  (1)<KB 2017-12-13/14, art. 11,6°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling II. - De beroepstitel.
Art.11. Niemand mag een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel of een beroepstitel die tot verwarring met de gereglementeerde beroepstitel kan leiden, voeren als hij niet voldoet aan elk van de volgende voorwaarden :
  1° houder zijn van een van de in het reglementeringsbesluit vermelde diploma's en/of de daarin voorgeschreven beroepspraktijk hebben;
  2° ingeschreven zijn op de door de Koning opgestelde lijst.

Art.12. Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken als ten minste één van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de door de Koning opgestelde lijst.
  Het eerste lid is niet van toepassing op onderwijsinstellingen, noch op beroepsgroeperingen.

Afdeling III. - De inschrijving.
Art.13. De procedure inzake de inschrijving en het beroep in geval van weigering van de inschrijving wordt door de Koning bepaald.

Art.14. De Koning stelt de lijst op van de personen die de beschermde titel mogen voeren en houdt deze bij. Hij verzekert eveneens de openbaarheid van deze lijst, volgens de door Hem vastgestelde nadere regels.

TITEL IV. - Strafbepalingen.
Art.15.[1 Hetzij met een strafrechtelijke geldboete van]1 200 euro tot 1 000 euro [1 , hetzij met een administratieve geldboete van 200 euro tot 1.000 euro]1 wordt gestraft :
  1° hij die de artikelen 5, 3, 6, 11, 2, of 12 overtreedt;
  2° hij die een beroepstitel voert die werd gereglementeerd bij een ter uitvoering van titel II genomen besluit, terwijl tegen hem een schorsingmaatregel is getroffen.
  ----------
  (1)<W 2024-02-09/19, art. 108, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>

Art.16. Boek I van het Strafwetboek is, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op de in deze wet voorziene inbreuken.

Art.17.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, worden het personeel van de politie en de ambtenaren en agenten, te dien einde door de Koning aangeduid op voorstel van de minister, belast met het opsporen en vaststellen in processen-verbaal van de inbreuken op deze wet.
  [1 De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na de datum van de vaststelling van de inbreuk aan de overtreder bij een aangetekende zending met ontvangstmelding betekend of hem overhandigd, op de wijze bedoeld in artikel XV.2, § 2, van het Wetboek van economisch recht.]1
  [1 De opsporing en de vaststelling van de inbreuken bedoeld in deze wet, door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren, gebeuren overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<W 2024-02-09/19, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>

Art.17/1. [1 § 1. Wanneer zij inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten vaststellen, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 17, eerste lid, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.
   § 2. Wanneer de in artikel 17, eerste lid, bedoelde ambtenaren inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten vaststellen, kunnen de door de minister bevoegd voor Middenstand aangestelde ambtenaren een geldsom voorstellen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
   Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.
   De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 110, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


Art.17/2. [1 § 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren bedoeld in artikel 17, eerste lid, kunnen het voorwerp uitmaken van:
   1° de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 17/1, § 2;
   2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
   3° een strafrechtelijke vervolging.
   § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 111, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


Art.17/3. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
   Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 112, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


Art.17/4. [1 Indien het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 113, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


Art.17/5. [1 De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 114, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


Art.17/6. [1 De artikelen XV.71, XV.72, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 115, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2024>


TITEL V. - Overgangsbepalingen.
Art.18. § 1. De personen die, op de datum van inwerkingtreding van het ter uitvoering van titel II van deze wet genomen reglementeringsbesluit, ten minste gedurende de in dat besluit vastgestelde periode de beroepsactiviteit uitoefenden die door die titel wordt gedekt, mogen eveneens de beroepstitel voeren indien zij houder zijn van het opleidingsdiploma dat overeenkomt met het beroep waarvan de titel is beschermd.
  Bij gebrek aan het in het eerste lid bedoelde diploma bepaalt de Koning of en aan welke voorwaarden de personen die het in het verzoekschrift bedoelde intellectueel beroep gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periode uitoefenen, de beschermde titel mogen voeren, rekening houdend met onder meer de verworven beroepservaring.
  Zij leveren het bewijs van de uitoefening van dit beroep aan de hand van tenminste twee documenten van verschillende aard gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit opgesomde documenten.
  Zij beschikken over zes maand vanaf de inwerkingtreding van het reglementeringsbesluit om hun aanvraag tot inschrijving in te dienen bij de Commissie bedoeld in hoofdstuk II van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep.
  De in vorig lid bedoelde Commissie neemt ook kennis van de aanvragen, ingediend door de personen die hun aanvraag wegens overmacht of uitzonderlijke omstandigheden buiten hun wil, niet binnen de termijn van zes maand hebben kunnen indienen.
  § 2. De personen die, op de datum van inwerkingtreding van het ter uitvoering van titel III van deze wet genomen reglementeringsbesluit, ten minste gedurende de in dat besluit vastgestelde periode de beroepsactiviteit uitoefenden die door die titel wordt gedekt, mogen eveneens de beroepstitel voeren indien zij houder zijn van het opleidingsdiploma dat overeenkomt met het beroep waarvan de titel is beschermd.
  Bij gebrek aan het in het vorige lid bedoelde diploma bepaalt de Koning of en aan welke voorwaarden de personen die het in het verzoekschrift bedoelde ambachtelijk beroep gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periode uitoefenen, de beschermde titel mogen voeren, rekening houdend met onder meer de verworven beroepservaring.
  Zij leveren het bewijs ervan aan de hand van tenminste twee documenten van verschillende aard gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit opgesomde documenten.
  Zij beschikken vanaf de inwerkingtreding van het reglementeringsbesluit over een termijn van zes maand om hun aanvraag om inschrijving bij de Koning in te dienen.
  De Koning neemt ook kennis van de aanvragen, ingediend door de personen die hun aanvraag wegens overmacht of uitzonderlijke omstandigheden buiten hun wil, niet binnen de termijn van zes maand hebben kunnen indienen.

TITEL VI. - Inwerkingtreding.
Art. 19. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, met uitzondering van dit artikel.
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 14-12-2006 door KB 2006-11-10/74, art. 9)