3 MEI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.
Art. 1-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren wordt gewijzigd als volgt :
1° het punt 3° wordt vervangen door de volgende tekst :
" 3° toevoegingsmiddelen : stoffen, micro-organismen of preparaten die geen voedermiddelen noch voormengsels zijn en die opzettelijk aan dierenvoeder of water worden toegevoegd met name met het oog op een of meer van de volgende functies :
a) de eigenschappen van dierenvoeder gunstig beïnvloeden;
b) de eigenschappen van dierlijke producten gunstig beïnvloeden;
c) de kleuren van siervissen en -vogels gunstig beïnvloeden;
d) voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren;
e) het milieueffect van de dierlijke productie gunstig beïnvloeden;
f) de dierlijke productie, prestaties of welzijn gunstig beïnvloeden, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de dierenvoeders;
g) een coccidiostatische of histomonostatische werking teweeg brengen. ";
2° de punten 4° en 5° worden opgeheven.
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 4. § 1. Naast de bepalingen inzake het in het verkeer brengen of het gebruik in de dierenvoeding van stoffen en producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig de bepalingen van :
- artikel 7 van verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, en
- verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, nieuwe regel beginnen is het verboden de ingrediënten die opgenomen zijn onder punt 8 van hoofdstuk V van de bijlage in het verkeer te brengen of te gebruiken als voedermiddel of ze te vermengen in mengvoeders of voormengsels.
§ 2. Elk mengvoeder of voormengsel moet homogeen gemengd zijn. "
Art.3. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 8. § 1. De Minister bepaalt welke stoffen of preparaten als toevoegingsmiddel in het verkeer mogen worden gebracht en aan dierenvoeders mogen worden toegevoegd, alsmede hun gebruiksvoorwaarden.
Naast die stoffen en preparaten die zijn toegelaten met toepassing van de verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding, kunnen enkel die stoffen en preparaten worden toegelaten die dit zijn met toepassing van de Richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de dierenvoeding. De voorwaarden voor hun gebruik zijn deze die in toepassing van voornoemde Richtlijn of voornoemde verordening werden vastgelegd.
§ 2. De Minister of zijn afgevaardigde kan, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor de dierenvoeding, onder de door hem gestelde voorwaarden afwijkingen toestaan op de bepalingen van § 1 voor het gebruik van toevoegingsmiddelen voor onderzoek voor wetenschappelijke doeleinden.
§ 3. Het is verboden een voor de dierlijke voeding bestemde stof te verhandelen of te gebruiken die een toevoegingsmiddel bevat dat niet werd toegelaten overeenkomstig voornoemde Richtlijn nr. 70/524/EEG of voornoemde verordening (EG) nr. 1831/2003.
Het is ook verboden een dergelijke stof, die een toegelaten toevoegingsmiddel bevat, te gebruiken zonder de gebruiksvoorwaarden in acht te nemen die overeenkomstig diezelfde Richtlijn of verordening zijn vastgesteld. "
Art.4. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 17. § 1. De toevoegingsmiddelen worden geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig de voorschriften van artikel 16 van verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor de dierenvoeding.
§ 2. Naast de verplichte vermeldingen overeenkomstig § 1, mogen de volgende aanduidingen op het etiket worden aangebracht :
- de handelsbenaming;
- de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant als deze niet verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde aanduidingen op het etiket.
Andere vermeldingen dan die welke zijn voorgeschreven of toegestaan krachtens het bepaalde in dit artikel mogen op het etiket worden vermeld op voorwaarde dat zij de gebruiker of consument niet misleiden en duidelijk gescheiden zijn van de bovenbedoelde aanduidingen. "
Art.5. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 20. § 1. De voormengsels worden geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 16 van verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor de dierenvoeding.
§ 2. Naast de verplichte vermeldingen overeenkomstig § 1, mogen de volgende aanduidingen op het etiket worden aangebracht :
- de handelsbenaming;
- de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant als deze niet verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde aanduidingen op het etiket.
Bovendien mogen de waarborgen worden vermeld die genoemd zijn in hoofdstuk IV van de bijlage.
Andere vermeldingen dan die welke zijn voorgeschreven of toegestaan krachtens het bepaalde in dit artikel mogen op het etiket worden vermeld op voorwaarde dat zij de gebruiker of consument niet misleiden en duidelijk gescheiden zijn van de bovenbedoelde aanduidingen. "
Art.7. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.8. Artikel 24, derde lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Voor mengsels van hele granen en zaden zijn de onder de punten 5° en 6° bedoelde vermeldingen niet vereist. Zij mogen echter wel worden aangegeven. De vermeldingen die bedoeld zijn in punt 4.3 van hoofdstuk V van de bijlage zijn echter verplichte vermeldingen. "
Art.9. Hoofdstuk III. - Toevoegingsmiddelen - van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.10. Hoofdstuk IV. - Voormengsels - van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de tekst in bijlage I.
Art.11. Hoofdstuk V, punt 8 - Lijst van ingrediënten waarvan het in het verkeer brengen en het gebruik in mengvoeders en voormengsels is verboden, zoals is voorzien in artikel 4, lid 1 - van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de tekst in bijlage II.
Art.12. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
R. DEMOTTE
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. " Hoofdstuk IV. - Voormengsels.
Vermeldingen volgens artikel 20, § 2 :
Gehalten aan :
- ruw eiwit;
- ruw vet;
- zetmeel;
- suikers totaal, uitgedrukt in sacharose;
- suikers en zetmeel;
- vocht;
- ruwe celstof;
- ruwe as;
- het gehalte aan in HCl onoplosbare as indien dit gehalte hoger is dan 3,3 % in de droge stof;
- calcium;
- fosfor;
- natrium;
- magnesium;
- cystine;
- lysine;
- methionine. "
Gezien om te worden gevoegd bij Ons Besluit van 3 mei 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid,
R. DEMOTTE
Art. N2. Bijlage II.
" 8. Lijst van ingrediënten waarvan het in het verkeer brengen en het gebruik in de dierenvoeding is verboden, zoals is voorzien in artikel 4, § 1.
1. Faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt.
2. Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan.
3. Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan met fytofarmaceutische producten behandelde zaden, planten of ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten.
4. Hout, met inbegrip van zaagsel of andere van hout afgeleide producten, dat is behandeld met houtconserveringsmiddelen zoals gedefinieerd in bijlage V van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad.
5. Alle afval dat is verkregen in de diverse stadia van de behandeling van stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater (Zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, p. 40)), ongeacht de verdere behandeling van dat afval en ongeacht de oorsprong van het afvalwater.
De term " afvalwater " heeft geen betrekking op " proceswater ", d.i. water uit onafhankelijke circuits in levensmiddelen- of dierenvoederbedrijven; deze circuits mogen uitsluitend met gezond en schoon water (Zoals gespecificeerd in artikel 4 van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, p. 32)) worden gevuld. In de visserijsector mogen de circuits ook met schoon zeewater (Zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (PB L 268 van 24.9.1991, p. 15)) worden gevuld.
Proceswater mag uitsluitend materiaal van diervoeders of van levensmiddelen bevatten en moet technisch vrij zijn van reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen of andere bestanddelen die niet zijn toegestaan in het kader van de dierenvoederwetgeving.
In het proceswater aanwezig materiaal van dierlijke oorsprong moet worden behandeld overeenkomstig verordening (EG) 1774/2002 van de Raad.
6. Vast stadsafval, bijvoorbeeld huishoudelijk afval (De term " vast stadsafval " verwijst niet naar " keukenafval en etensresten " zoals gedefinieerd bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.).
7. Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie.
8. Oliën en vetten van plantaardige oorsprong die niet van eerste gebruik zijn of niet rechtstreeks afkomstig zijn van de voedingsmiddelenindustrie. ".
Gezien om te worden gevoegd bij Ons Besluit van 3 mei 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid,
R. DEMOTTE