30 DECEMBER 2005. - Wet houdende instemming met het Overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel. <Erratum, B.S. 30.03.2006, p. 18015>
Art. 1-3
BIJLAGE.
Art. N1, 19, 23, N2
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2. Instemming wordt betuigd met het Overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel.
Art.3. (geschrapt). <Erratum, B.S. 30.03.2006, p. 18015>
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
(Gegeven te Châteauneude Grasse, op 30 december 2005.) <Erratum, B.S. 30.03.2006, p. 18015>
ALBERT
Van Koningswege :
(De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven,
B. TUYBENS) <Erratum, B.S. 30.03.2006, p. 18015>
Gezien en met s Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
(De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken,
Mevr. F. VANDENBOSSCHE) <Erratum, B.S.. 30.03.2006, p. 18015>
BIJLAGE.
Art. N1. Memorie van toelichting.
Dames en Heren,
Op de federale Ministerraad van 8 november 2002 werd een ontwerp van Overeenkomst met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet (GEN) van, naar, in en rond Brussel goedgekeurd.
Op 4 april 2003 keurden alle betrokken regeringen deze Overeenkomst goed.
Aan de ondertekening van deze Overeenkomst is jarenlang denkwerk voorafgegaan. Uitgaande van de vaststelling (gestaafd door verscheidene onderzoeken : IRIS, SOFRETU, SYSTRA) dat bij gebrek aan maatregelen vanwege de openbare overheden, de evolutie van de autodrukte in en rond Brussel zou kunnen leiden tot een zowel sociaal-economisch als op milieugebied ongunstige volledige verzadiging van het wegennet, bleek begin de jaren negentig al dat een algemeen mobiliteitsproject opgezet moest worden ter bevordering van de modale verschuiving van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer, met name voor het woon-werkverkeer in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dit project wil een GEN voor Brussel creëren en bestaat in het uitwerken van een geïntegreerd aanbod aan gemeenschappelijk vervoer. Dit bestaat uit een voorstedelijk aanbod dat gevormd wordt door snelle radiale en transversale spoorweg- en wegverbindingen. Het raamwerk is het spoorwegnet dat aangevuld wordt met een snelbusnet in de zones die niet door de spoorwegen bediend worden.
In de eerste fase van de uitbouw van het GEN-aanbod, het doel van de onderhavige overeenkomst, wordt dit raamwerk " basis GEN-spoorwegnet " genoemd, gevormd door een geheel van " verbindingen " (" liaisons " in de franstalige tekst), ook radiale en transversale spoorwegverbindingen genoemd (" relations " in de franstalige tekst).
Concreet hebben de partijen bij onderhavige Overeenkomst, elk binnen het kader van haar bevoegdheden, zich geëngageerd de nodige middelen te ontplooien met het oog op :
- een beduidende toename, kwantitatief én kwalitatief, van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer;
- een integratie van het vervoeraanbod van de vier maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in deze zone (dienstregelingen, tarieven, informatie);
- begeleidende maatregelen ter aanmoediging van het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer, gelijktijdig met de ingebruikneming van het GEN-aanbod.
De partijen beogen het GEN-aanbod in zijn geheel uiterlijk 31 december 2012 in gebruik te nemen. Dit aanbod zal de drie volgende polen bedienen : de Noord-Zuidverbinding, de wijk van de Europese instellingen ten oosten van Brussel en de luchthaven Brussel-Nationaal, alsook de andere belangrijke polen van de GEN-zone.
Hoofdstuk I van de Overeenkomst omschrijft het doel van het project, de maatregelen die genomen moeten worden om dat doel te bereiken, alsmede de betrokken actoren en de geografische zone in kwestie.
Het GEN-project impliceert een nauwe samenwerking tussen de drie gewesten en de federale Staat, alsook hun respectieve beheerders van gemeenschappelijk vervoer (VVM/DE LIJN, MIVB, SRWT/TEC en NMBS), zijnde acht partners. De onderlinge samenwerking is georganiseerd op drie niveaus : algemene coördinatie, strategische en tactische coördinatie, en operationele coördinatie. Deze overlegstructuur, alsook de samenstelling, de opdracht en de werking van de op te richten samenwerkingsorganen worden beschreven in hoofdstuk II.
Vraag en aanbod komen aan bod in hoofdstuk III, waarin omschreven worden :
- enerzijds de organisatie van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone (uit verschillende invalshoeken : definitie van de spoorweg- en wegverbindingen waaruit het GEN-net samengesteld is, amplitude en frequentie van bediening, harmonisering van de tarieven);
- en anderzijds de wijze waarop een onderzoek uitgevoerd zal worden naar de verplaatsingsbehoeften in diezelfde zone, met de bedoeling het spooraanbod te laten evolueren.
Het succes van het GEN hangt onder meer af van begeleidende maatregelen ter ontmoediging van het autogebruik voor het woon-werkverkeer. De ter bevordering van de overstap van de personenauto naar het gemeenschappelijk vervoer nodig geachte begeleidende maatregelen worden uiteengezet in hoofdstuk IV.
De te ontwikkelen gemeenschappelijke strategie inzake marketing en informatie aan de reiziger wordt behandeld in hoofdstuk V.
Hoofdstuk VI behelst het financiële gedeelte van het project : hierin wordt nader ingegaan op de wijze waarop de drie gewesten en de federale Staat zullen overeenkomen om de verschillende soorten uitgaven onder elkaar te verdelen.
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden, onder meer op het niveau van de financieringswijze die geheel van toepassing blijft.
Het tijdschema van de op touw te zetten prioritaire acties om het GEN-aanbod eind 2012 operationeel te maken is opgenomen in hoofdstuk VII.
Door de goedkeuring van dit wetsontwerp kunnen de in de overeenkomst voorziene overlegstructuren geïnstalleerd worden. Het Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit en de GEN-stuurgroep zullen de uitvoering van het Gewestelijk Expresnet in een actueel meerjarenprogramma en overeenstemmende jaarprogramma's concretiseren. De evolutie van de mobiliteitsbehoeften, de resultaten van nieuwe studies en het feitelijke verloop van investeringsprojecten kunnen bijsturingen verantwoorden van bepaalde elementen in de voorliggende overeenkomst. Binnen het vastgelegde algemene kader, en met respect van de in de overeenkomst omschreven procedures, zullen deze bijsturingen kunnen gebeuren
COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN VAN DE OVEREENKOMST
Art. 1 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 2 : De termen " partijen ", " GEN ", " GEN-zone ", " ECMM ", " maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer " en " begeleidende maatregel " worden nauwkeurig omschreven.
Art. 3 : In dit artikel worden de bedoeling en de doelen van het GEN nader bepaald.
Art. 4 : Naast het GEN-aanbod zijn de engagementen van de partijen van toepassing op een geheel van maatregelen, volgens de respectieve bevoegdheden, ter bevordering van de aantrekkelijkheid van het gemeenschappelijk vervoer en de niet gemotoriseerde vervoermiddelen.
Art. 5 : Het geografisch gebied wordt behoorlijk afgebakend maar de mogelijkheid tot aanpassing wordt niettemin opengelaten om optimaal rekening te houden met de zich wijzigende mobiliteit.
Art. 6 : De samenwerking geeft aanleiding tot aanvullende coördinaties op drie niveaus : algemeen, strategisch en tactisch, operationeel.
Art. 7 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 8 : De mogelijkheid om een specifieke coördinatie-unit op te richten wordt aan het initiatief van de vier regeringen overgelaten.
Art. 9 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 10 : Nogmaals wordt erop gewezen dat in het geval van vervoersmaatschappijen de opdrachten en taken van openbare dienst, onder meer in direct verband met het GEN, behoorlijk worden vastgesteld, uitgevoerd en gevolgd in het raam van de respectieve bevoegdheden van elke partij.
Art. 11 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 12 : Gezien de respectieve bevoegdheden van de partijen en van de vervoersmaatschappijen geven het meerjarenprogramma en de jaarlijkse programma's aanleiding tot vooruitzichten voor de volgorde, de budgetten en de verantwoordelijkheden.
Art. 13 : Het bewuste onderzoek zal als richtsnoer dienen, zowel voor de diagnose van de behoeften en de vraag als voor de implementatie van het spooraanbod overeenkomstig de bedieningsdoelstellingen binnen en buiten de GEN-zone.
Dit zal resulteren in businessplannen die de exploitanten dienen op te stellen. De Stuurgroep zal tot taak hebben financiële middelen en aanbod af te stemmen op de ontwikkelingen en het onderzoek zal om de vijf jaar verricht worden.
Art. 14 : Hoewel het globaal aanbod in de GEN-zone uit bussen en treinen bestaat, is de overeenkomst gericht op het voorstedelijk spoorwegaanbod, dat eventueel kan evolueren (§ 1), hoe dan ook volgens een permanent streven naar integratie, in alle opzichten, van de dienstregelingen tot en met de tarieven, het meedelen van informatie inbegrepen (§ 2).
Art. 15 : De tarifaire eenmaking zal in drie fasen verlopen. De eerste fase, voor de vervoerbewijzen die toegang geven tot heel het binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikbare aanbod van de vervoersmaatschappijen, is operationeel sedert 1 februari 2003.
De tweede fase betreft een integratie die uitgebreid zal worden tot een randzone die op de ICMIT van 30 november 1991 gedefinieerd werd.
De derde fase betreft een nieuw compatibel inningssysteem in de GEN-zone dat later op nationale schaal zal uitgebreid worden.
Art. 16 : Het aanbod is gestoeld op drie aparte maar complementaire bestanddelen :
- radiale verbindingen, d.w.z. tussen twee uiteinden van de zone dwars door Brussel, en transversale verbindingen, d.w.z. tussen twee punten van de rand van de zone maar niet dwars door Brussel (bijlage II);
- lokale verbindingen heen en terug;
- andere verbindingen, nuttig geacht voor de continuïteit van het aanbod voor het GEN.
Art. 17 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 18 : Bij een GEN-verbinding wordt een van de hoofdpolen bediend; de andere polen zijn via een andere GEN-verbinding bereikbaar.
Art.19 : Dit artikel, _ samen met bijlage III, bevat nadere gegevens over het aanbod, met mogelijkheid tot aanpassing door de NMBS overeenkomstig de resultaten van het in artikel 13 bedoelde onderzoek.
§ 2 stelt een minimumdrempel in die gedefinieerd wordt als het huidige treinaanbod, tijdelijke aanpassingen onder meer ten gevolge van werkzaamheden uitgezonderd.
Art. 20 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 21 : Overeenkomstig artikel 10 hoort iedere partij de taken om te zetten in de respectieve beheerscontracten met de vervoersmaatschappijen.
Art. 22 : De begeleidende maatregelen maken integraal deel uit van de GEN-onderneming, maar vallen onder elk van de partijen.
Via de Stuurgroep zal toegezien worden op een optimale en gecoördineerde implementatie.
Art.23 : Marketing, _ promotie en informatie zijn essentieel voor het algemeen welslagen van het nieuwe vervoeraanbod in het kader van het GEN. Een gemeenschappelijke strategie van de exploitanten is onontbeerlijk.
Art. 24 : Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 25-26-27 : De infrastructuur, waaronder die voor de opvang van de cliënteel, en het rollend materieel komen op basis van de in artikel 12 vastgestelde programma's ten laste van de betrokken partijen al naargelang hun respectieve bevoegdheden.
Artikel 27 betreft hierbij " ad hoc " akkoorden tussen partners die verbonden zijn door de uitbouw van het vervoersaanbod en de begeleidingsmaatregelen, nuttig geacht om de aantrekkelijkheid van het globale aanbod te verzekeren.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden.
Art. 28 : De betrokken partijen moeten akkoord gaan met elk door de Stuurgroep voorgesteld nieuw initiatief, onder meer wat de financiering ervan betreft.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden in deze materie.
Art. 29 : Eind 2012 is de deadline.
Art. 30 : Zoals aangegeven in bijlage V zouden twee radiale verbindingen operationeel moeten zijn, aangezien hun capaciteit qua infrastructuur te gelegener tijd toereikend zal zijn.
Art. 31 : Het rollend materieel enerzijds en de radiale verbinding R2 over de lijnen 124 en 161 anderzijds vragen om een aparte behandeling. Hierbij geven beide lijnen aanleiding tot aanzienlijke en lange werkzaamheden om de capaciteit te verhogen van 2 tot 4 sporen en vermits het specifiek rollend materieel ook niet snel beschikbaar zal zijn, moeten voor de eind 2005 voorziene GEN-diensten overgangsmaatregelen genomen worden om het aanbod te verbeteren zonder het einde van de genoemde werkzaamheden of de levering van het genoemde materieel af te wachten.
De bijlagen hebben betrekking op :
I : De GEN-zone.
II : De specifieke spoorwegverbindingen van het GEN.
III : De amplitudes en frequenties van die verbindingen.
IV : De eind 2005 in dienst verwachte spoorwegverbindingen.
V : Het soort maatregelen die overwogen moeten worden ter begeleiding van het spoorwegaanbod en ter consolidatie van de aantrekkingskracht van de GEN-onderneming.
De genoemde Overeenkomst wordt gelijktijdig door elk Gewest geratificeerd.
Het Parlement wordt gevraagd onderhavige Overeenkomst zo spoedig mogelijk goed te keuren zodat het GEN-project geïmplementeerd kan worden voor Brussel.
COMMENTAAR OP DE ARTIKELEN VAN HET WETSONTWERP
Artikel 1. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Art. 2. Dit artikel keurt de Overeenkomst goed.
Art. 3. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De Minister van Overheidsbedrijven,
J. VANDE LANOTTE
Art. N2. Overeenkomst met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel.
(Voor de Overeenkomst, zie 2003-04-04/20).