1 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-07-2006 en tekstbijwerking tot 29-06-2022)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aanvraag tot en behoud van inschrijving als tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Vereiste beroepskennis.
Art. 7-8, 8/1
HOOFDSTUK IV. - Voldoende financiële draagkracht.
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Art. 11-12
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen.
Art. 13-18
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "de wet" : de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
2° de begrippen "bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten", "tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten", "agent in bank- en beleggingsdiensten", "makelaar in bank- en beleggingsdiensten", "gereglementeerde onderneming", "[1 FSMA]1" : de omschrijving die hiervan in de wet wordt gegeven;
[2 3° "personen in contact met het publiek": de in artikel 13 van de wet bedoelde natuurlijke personen;
4° "identificatiegegevens":
a) voor natuurlijke personen die in het Belgische rijksregister zijn ingeschreven: naam, voornamen, adres van de woonplaats, rijksregisternummer;
b) voor natuurlijke personen die niet in het Belgische rijksregister zijn ingeschreven: naam, voornaam, geboorteplaats en -datum, adres van de woonplaats;
c) voor rechtspersonen: het ondernemingsnummer (voor de ondernemingen naar Belgisch recht), de rechtsvorm, de maatschappelijke benaming, het nationaal recht van de rechtspersoon, het adres van de statutaire zetel of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationaal recht geen statutaire zetel heeft, het adres waar zijn hoofdkantoor is gevestigd.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2021-12-12/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK II. - Aanvraag tot en behoud van inschrijving als tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten.
Art.2.[1 Elke aanvraag om inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 7, § 1, van de wet moet aan de FSMA worden gericht, samen met een dossier, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 3 en 4. De inschrijvingsaanvraag en het inschrijvingsdossier worden langs elektronische weg bij de FSMA ingediend, volgens de door haar bepaalde en op haar website bekendgemaakte modaliteiten.
In zijn aanvraag specificeert de kandidaat in welke categorie van het register hij wil worden ingeschreven.
De aanvraag wordt ingediend door de natuurlijke persoon die om de inschrijving vraagt, of door de persoon die daartoe door hem gemachtigd is en daarbij onder zijn verantwoordelijkheid handelt, of, wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, door het wettelijk bestuursorgaan of door een of meer personen die daartoe zijn gemachtigd en daarbij onder de verantwoordelijkheid van het wettelijk bestuursorgaan handelen.
Elke wijziging van de aanvraag tot inschrijving of van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gegevens of documenten, of elke verdere actualisering van deze gegevens of documenten moet aan de FSMA worden meegedeeld in de vorm en volgens de modaliteiten als bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.3.[1 § 1. Zonder afbreuk te doen aan het recht van de FSMA om de bijkomende inlichtingen te vragen die zij nodig acht voor de beoordeling van het dossier, moet de kandidaat-tussenpersoon die een natuurlijke persoon is, om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, bij zijn aanvraag tot inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten de volgende gegevens verstrekken en documenten voegen:
1° zijn identificatiegegevens en zijn ondernemingsnummer;
2° een voor gereglementeerde activiteiten bestemd uittreksel uit het strafregister dat niet ouder is dan drie maanden;
3° een toelichting die, volgens de door de FSMA bepaalde modaliteiten, aantoont dat hij over de passende deskundigheid en professionele betrouwbaarheid beschikt als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 3°, van de wet;
4° het bewijs dat hij de vereiste beroepskennis bezit als bepaald in hoofdstuk III;
5° een attest afgeleverd door de verzekeringsonderneming bij wie de beroepsaansprakelijkheidsverzekering is gesloten overeenkomstig artikel 8, eerste lid, 5°, van de wet, en waaruit blijkt dat die verzekering voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk V;
Voor de agenten die, met toepassing van artikel 8, eerste lid, 5°, van de wet, zijn vrijgesteld van de verplichting om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te sluiten, een attest afgeleverd door de gereglementeerde onderneming waarvoor zij optreden, waarbij deze verklaart de aansprakelijkheidsverplichtingen van de tussenpersoon onvoorwaardelijk en onherroepelijk op zich te nemen;
6° het bewijs van toetreding tot Ombudsfin als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 8°, van de wet;
7° het in artikel 8, eerste lid, 12°, van de wet bedoelde professioneel e-mailadres;
8° voor de tussenpersoon die in de categorie "agent in bank- en beleggingsdiensten" ingeschreven wil worden, de identificatiegegevens van de gereglementeerde onderneming in wiens naam en voor wiens rekening de tussenpersoon voornemens is te handelen;
9° de andere beroepswerkzaamheden die de kandidaat-tussenpersoon uitoefent;
10° het aantal personen in contact met het publiek dat de tussenpersoon voor de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten tewerkstelt;
11° indien de aanvraag wordt ingediend door een persoon die daartoe een bijzondere machtiging heeft gekregen als bedoeld in artikel 2, derde lid, het bewijs van deze machtiging.
§ 2. Naast de in paragraaf 1 bedoelde gegevens en documenten moet de kandidaat-tussenpersoon die in de categorie "makelaar in bank- en beleggingsdiensten" ingeschreven wil worden, bij zijn aanvraag de volgende gegevens verstrekken en documenten voegen:
1° een attest afgeleverd door de instelling die een waarborg of borgstelling heeft verleend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV, en waaruit blijkt dat de waarborg- of borgstellingverbintenis voldoet aan de voorwaarden van artikel 9;
2° de identificatiegegevens van de gereglementeerde ondernemingen waarmee de tussenpersoon een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;
3° een verklaring op erewoord als bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet;
4° de identificatiegegevens van de verantwoordelijke persoon of personen als bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
5° volgens de door de FSMA bepaalde modaliteiten, de documenten en gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat hij zich zal conformeren aan de bepalingen van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, die in artikel 11, § 1/1, van de wet worden opgesomd.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.4.[1 Zonder afbreuk te doen aan het recht van de FSMA om de bijkomende inlichtingen te vragen die zij nodig acht voor de beoordeling van het dossier, moet de kandidaat-tussenpersoon die een rechtspersoon is, om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, bij zijn aanvraag tot inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, naast de in artikel 3, § 1, 5° tot 10°, en § 2, bedoelde gegevens en documenten, ook volgende gegevens verstrekken en documenten voegen:
1° zijn identificatiegegevens;
2° de identificatiegegevens van de personen die met de effectieve leiding zijn belast, als bedoeld in artikel 9, 1°, van de wet;
De aanduiding welke van de personen die met de effectieve leiding zijn belast, de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 9, 3°, van de wet;
3° voor elk van de personen die met de effectieve leiding zijn belast, als bedoeld in artikel 9, 1°, van de wet, een voor gereglementeerde activiteiten bestemd uittreksel uit het strafregister dat niet ouder is dan drie maanden;
4° voor elk van de in de bepaling onder 3° bedoelde personen, een toelichting die, volgens de door de FSMA bepaalde modaliteiten, aantoont dat hij over de voor de uitoefening van zijn functie passende deskundigheid en vereiste professionele betrouwbaarheid beschikt, als bedoeld in artikel 9, 1°, van de wet;
5° voor elk van de in de bepaling onder 2° bedoelde personen die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, het bewijs dat hij de vereiste beroepskennis bezit als bepaald in hoofdstuk III;
6° de identificatiegegevens van de personen die over de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten controle uitoefenen als bedoeld in artikel 9, 2°, van de wet;
7° voor elk van de in de bepaling onder 6° bedoelde personen, een toelichting die, volgens de door de FSMA bepaalde modaliteiten, aantoont dat hij geschikt is gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid als bedoeld in artikel 9, 2°, van de wet;
8° voor de tussenpersoon die in de categorie "makelaar in bank- en beleggingsdiensten" ingeschreven wil worden, de identificatiegegevens van de persoon die op het hoogste niveau verantwoordelijk is om te waken over de toepassing en de naleving van de bepalingen van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten overeenkomstig artikel 9, § 1, van die wet.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.5.
<Opgeheven bij KB 2021-12-12/08, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.6.§ 1. [2 ...]2
§ 2. Onverminderd de verplichting van artikel 7, § 2, en artikel 9, 2°, van de wet elke wijziging onverwijld mee te delen, moet de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, [2 ...]2 binnen de vijftien dagen na de kennisgeving ervan de [1 FSMA]1 op de hoogte brengen van de opzegging of wijziging van de waarborg- of borgstellingverbintenis bedoeld in artikel 9 of van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in artikel 11.
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [2 ...]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2021-12-12/08, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK III. - Vereiste beroepskennis.
Art.7.§ 1. Onder de vereiste beroepskennis bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1°, van de wet, moet worden verstaan :
1° [3 het houden van een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap toegekend getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs, of van een buitenlands diploma of getuigschrift dat, krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit, als gelijkwaardig wordt beschouwd;]3
2° [3 het bezitten van een voldoende theoretische kennis van de volgende materies:
a) de toepasselijke wetgeving betreffende de bank- en beleggingsdiensten en de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, met inbegrip van de wetgevingen inzake gedragsregels en gegevensbescherming, de antiwitwaswetgeving en de regelgeving inzake marktmisbruik;
b) de financiële begrippen, waaronder een theoretische basiskennis van de voornaamste financiële producten;
c) de technieken inzake bank- en beleggingsdiensten;
d) de principes voor de toepassing van de gedragsregels;]3
[3 3° een praktische ervaring inzake bank- en beleggingsdiensten, waarvan de duur wordt bepaald overeenkomstig § 2, en die volledig is opgedaan in de loop van de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag bij de FSMA.]3
[3 De FSMA kan verduidelijken welke materies moeten worden beheerst in het kader van de theoretische kennis als bedoeld in het eerste lid, 2°. Verder kan zij de structuur en de inhoud van de in het eerste lid, 3°, bedoelde praktische ervaring bepalen, alsook de handelingen die, onder de supervisie en de verantwoordelijkheid van een ingeschreven tussenpersoon of van een gereglementeerde onderneming, kunnen worden verricht tijdens de periode waarin de praktische ervaring wordt opgedaan. De duur van de praktische ervaring wordt op voltijdbasis berekend. De FSMA kan echter specifieke modaliteiten bepalen voor de berekening van de duur van de praktische ervaring wanneer die wordt opgedaan door een kandidaat voor verschillende statuten van tussenpersoon of voor een functie bij een tussenpersoon of een gereglementeerde onderneming die zijn/haar activiteiten cumuleert met activiteiten van kredietbemiddeling, van kredietgever en/of van verzekerings- of herverzekeringsdistributie, en/of wanneer die wordt opgedaan bij een tussenpersoon of een gereglementeerde onderneming die verschillende van voornoemde activiteiten cumuleert in de periode waarin de praktische ervaring wordt opgedaan. Die specifieke modaliteiten zullen onder meer rekening houden met de pertinentie van de opgedane praktische ervaring.]3
§ 2. Worden geacht over [3 de voldoende theoretische kennis en de praktische ervaring]3 bedoeld in § 1 te beschikken :
1° de houders van een overeenkomstig een decreet [3 van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap]3 door een universiteit of een hogeschool toegekend master diploma of van een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het academiejaar 2004-2005, die een praktische ervaring van twee jaar inzake bank- en beleggingsdiensten kunnen bewijzen;
2° [3 de kandidaten die houder zijn van een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend diploma van academisch bachelor, van een door een instelling van hoger onderwijs toegekend diploma van professioneel bachelor, of van een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het schooljaar 2004-2005, dat een lessenprogramma omvat van minstens 11 studiepunten theoretische kennis als bedoeld in § 1, 2°, of een equivalent percentage van studiebelasting, en die een praktische ervaring van een jaar inzake bank- en beleggingsdiensten kunnen bewijzen;]3
3° [2 de houders van een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige gemeenschap toegekend getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs die zijn geslaagd voor een examen [3 dat door de FSMA is erkend en]3 dat wordt georganiseerd door of krachtens een decreet, door een representatieve beroepsorganisatie of een gereglementeerde onderneming, en [3 dat betrekking heeft op de in paragraaf 1, 2°, bedoelde materies]3. Bovendien moeten de betrokkenen een praktische ervaring van één jaar inzake bank- en beleggingsdiensten kunnen bewijzen;]2
4° de houders van een buitenlands diploma dat krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig beschouwd wordt met de in 1°, 2° of 3° bedoelde diploma's, en die een praktische ervaring in bank- en beleggingsdiensten kunnen bewijzen overeenkomstig het bepaalde in 1°, 2° of 3°.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de duur van de praktische ervaring tot de helft teruggebracht :
1° voor de personen die een inschrijving in de categorie "agenten in bank- en beleggingsdiensten" aanvragen [3 alsook voor hun effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling]3;
2° [3 voor de houders van een in het eerste lid, 1°, bedoeld diploma, of van een buitenlands diploma dat, krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit, als gelijkwaardig wordt beschouwd, en waarvan het lessenprogramma minstens 5 studiepunten theoretische kennis omvat als bedoeld in paragraaf 1, 2°, of een equivalent percentage van studiebelasting.]3
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de duur van de praktische ervaring herleid tot 6 maanden, indien aan de beide voorwaarden van het tweede lid voldaan wordt.
[2 De organisatoren van een in het eerste lid, 3°, bedoeld examen stellen de FSMA in kennis van de inhoud en de modaliteiten van het examen dat zij organiseren. [3 ...]3]2
[3 De FSMA gaat na of met de examens naar de kennis van de in paragraaf 1, 2°, bedoelde materies wordt gepeild.]3
[3 De FSMA kan, bij reglement, de regels preciseren waaraan dit examen moet voldoen.
De FSMA kan de erkenning van een examen intrekken als dat examen niet langer betrekking heeft op de in paragraaf 1, 2°, bedoelde materies, of niet aan de in het vorige lid bedoelde regels voldoet.]3
[3 § 3. In afwijking van paragrafen 1 en 2 moeten de personen die al in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten ingeschreven zijn geweest, maar daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, wanneer zij binnen vijf jaar na hun weglating uit het register verzoeken om opnieuw in dat register te worden ingeschreven en ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft, niet bewijzen dat zij voldoen aan de vereisten inzake beroepskennis waaraan zij bij hun vorige inschrijving al geacht werden te voldoen.
Bovendien moeten voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die sinds hun weglating uit dat register is verstreken, de in paragraaf 1, 1°, en in paragraaf 2 bedoelde getuigschriften, die zij bij hun vorige inschrijving al aan de FSMA hebben bezorgd, niet opnieuw voorleggen.
De bepalingen van deze paragraaf zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de personen in contact met het publiek die kunnen aantonen dat zij onder dezelfde voorwaarden actief zijn geweest, alsook op de effectieve leiders van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling.
De in deze paragraaf bepaalde afwijkingen zijn niet van toepassing als de weglating uit het register voortvloeit uit een schrappingsmaatregel die op grond van een inbreuk op de vereisten inzake beroepskennis is genomen.
§ 4. De volgende personen, die over de vereiste beroepskennis beschikken op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 12 december 2021 tot harmonisatie van verschillende koninklijke besluiten over de bemiddeling in de financiële en verzekeringssector, worden geacht om, voor de uitoefening van hun werkzaamheid en/of functie, de vereiste beroepskennis te bezitten als bedoeld in Hoofdstuk III van dit besluit, als gewijzigd bij voornoemd koninklijk besluit van 12 december 2021:
- de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die, op de datum van inwerkingtreding van voornoemd koninklijk besluit van 12 december 2021, in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten zijn ingeschreven,
- de effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling, en die in functie zijn op de datum van inwerkingtreding van voornoemd koninklijk besluit van 12 december 2021, en,
- de personen in contact met het publiek die, op de datum van inwerkingtreding van voornoemd koninklijk besluit van 12 december 2021, rechtstreeks deelnemen aan de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten bij een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten is ingeschreven, of bij een gereglementeerde onderneming zijn tewerkgesteld.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2014-07-21/11, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<KB 2021-12-12/08, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.8.[1 § 1. Het bepaalde bij artikel 7, § 1, eerste lid, 1° en 2°, is op overeenkomstige wijze van toepassing op de personen in contact met het publiek.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mag een persoon in contact met het publiek die de vereiste theoretische kennis nog niet bezit, als persoon in contact met het publiek in opleiding worden aangesteld.
Binnen het jaar na zijn eerste aanstelling als persoon in contact met het publiek in opleiding moet de in het eerste lid bedoelde persoon de vereiste theoretische kennis bezitten.
Zolang de persoon in contact met het publiek in opleiding is, handelt hij onder het toezicht en binnen de omkadering van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, van een van zijn effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling, of van een daartoe door de tussenpersoon aangewezen persoon in contact met het publiek, die de in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde theoretische kennis bezit, en die de overeenkomstig paragraaf 3 vereiste praktische ervaring heeft verworven.
De persoon in contact met het publiek in opleiding die niet aan de in het tweede lid gestelde voorwaarde beantwoordt, kan niet langer als persoon in contact met het publiek worden aangesteld.
§ 3. De personen in contact met het publiek moeten aantonen dat zij over zes maanden nuttige praktische ervaring inzake bank- en beleggingsdiensten beschikken die zij respectievelijk bij een gereglementeerde onderneming of een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten hebben opgedaan, en die zij volledig hebben opgedaan in de loop van de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van hun aanstelling door de tussenpersoon of de gereglementeerde onderneming. De duur van de praktische ervaring wordt conform het artikel 7, § 1, tweede lid, berekend.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien de personen in contact met het publiek niet kunnen aantonen dat zij over zes maanden nuttige praktische ervaring beschikken, hun toegestaan om deze ervaring op te doen onder het toezicht en binnen de omkadering van een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, van een van zijn effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling, of van een persoon in contact met het publiek die daartoe is aangesteld door de tussenpersoon, die over de in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde theoretische kennis beschikt, en die de in het eerste lid vereiste praktische ervaring heeft verworven.
Het uitgeoefende toezicht is afgestemd op de diensten die de persoon in contact met het publiek verleent, en op zijn relevante kwalificaties en ervaring.
De in paragraaf 2 bedoelde ervaring verworven als persoon in contact met het publiek in opleiding wordt als relevante praktische ervaring in aanmerking genomen.
§ 4. Dit artikel is van toepassing op de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 27ter, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
§ 5. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en de gereglementeerde ondernemingen zien erop toe dat de personen in contact met het publiek en de andere natuurlijke personen als bedoeld in paragraaf 4 over voldoende beroepskennis beschikken.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.8/1.[1 § 1. De in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde theoretische kennis maakt het voorwerp uit van een geregelde bijscholing, volgens de nader in dit artikel bepaalde modaliteiten.
§ 2. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, moeten jaarlijks minimum 15 uur bijscholing volgen om hun beroepskennis actueel en op peil te houden.
Gedurende de eerste drie jaar die volgen op hun eerste inschrijving als tussenpersoon of op hun eerste aanstelling als de facto verantwoordelijke effectief leider moet de bijscholing van de in het eerste lid bedoelde personen voor minimum 12 uur per jaar zijn gericht op het verwerven van beroepskennis inzake de bank- en beleggingsdiensten die de facto worden verleend door hen of door de personen in contact met het publiek voor wie zij verantwoordelijk zijn of op wie zij het toezicht uitoefenen.
§ 3. De in paragraaf 2 bedoelde bijscholing moet worden gegeven door opleidingsverstrekkers die door de FSMA zijn erkend, volgens de door haar bepaalde modaliteiten. De FSMA kan bij reglement nader bepalen aan welke organisatorische, inhoudelijke en kwalitatieve vereisten de opleidingsverstrekkers en de door hen verstrekte bijscholing moeten voldoen, alsook de modaliteiten van de erkenningsprocedure. De FSMA publiceert een lijst van de erkende opleidingsverstrekkers op haar website.
Als de FSMA daarom verzoekt, moeten de opleidingsverstrekkers haar alle inlichtingen en documenten bezorgen die zij nodig acht om te beoordelen of de opleidingsverstrekker en de door hem aangeboden bijscholingen aan het bepaalde bij het eerste lid voldoen. De FSMA kan bij de opleidingsverstrekkers ook inspecties verrichten, enter plaatse kennisnemen of een kopie maken van alle gegevens in hun bezit.
Wanneer de FSMA vaststelt dat een opleidingsvertrekker niet aan de in het eerste lid bedoelde vereisten voldoet, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
De FSMA kan beslissen dat de opleidingen die de betrokken opleidingsverstrekker in die termijn verstrekt, niet in aanmerking komen voor de in dit artikel bedoelde verplichting tot bijscholing. In dat geval brengt de opleidingsverstrekker de deelnemers daarvan op de hoogte.
Indien de FSMA, na afloop van de termijn die zij conform het vorige lid heeft opgelegd, vaststelt dat de tekortkomingen niet zijn verholpen, schrapt zij de erkenning van de betrokken opleidingsverstrekker.
§ 4. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten alsook de gereglementeerde ondernemingen zien erop toe dat de personen in contact met het publiek alsook de andere natuurlijke personen als bedoeld in artikel 8, § 4, jaarlijks minimum 15 uur bijscholing volgen om hun beroepskennis actueel en op peil te houden.
§ 5. De in paragrafen 2 en 4 bedoelde verplichting tot bijscholing vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de inschrijving van de tussenpersoon of de aanstelling van de betrokken persoon in één van de in paragrafen 2 en 4 bedoelde functies.]1
[2 § 6. De deelname aan door de FSMA georganiseerde vormingen over met name de in artikel 7, § 1, 2°, van dit besluit bedoelde materies, kan in aanmerking worden genomen bij de berekening van de minimumduur van de bijscholing. De FSMA verduidelijkt de modaliteiten voor deze inaanmerkingneming.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2021-12-12/08, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<KB 2022-06-03/08, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 09-07-2022>
HOOFDSTUK IV. - Voldoende financiële draagkracht.
Art.9.Onder een voldoende financiële draagkracht als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 2°, van de wet, moet worden verstaan een waarborg- of borgstellingverbintenis verstrekt door een verzekeringsonderneming of een gereglementeerde onderneming, die gemachtigd is dergelijke verbintenissen te verstrekken.
De waarborg- of borgstellingverbintenis moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° zij is uitsluitend bestemd tot waarborg van de betaling van de vorderingen die het cliënteel heeft op de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten ingevolge diens werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, daarin begrepen het bedrag van de eventuele vrijstelling voorzien in de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in hoofdstuk V in het geval op deze verzekering een beroep wordt gedaan;
2° zij mag niet minder bedragen dan 15.000 euro. Dit minimumbedrag wordt verhoogd tot 30.000 euro wanneer het zakencijfer van de tussenpersoon tussen 125.000 en 1.250.0000 euro ligt. Zij wordt verhoogd tot 150.000 euro wanneer het zakencijfer 1.250.000 euro of meer bedraagt. Telkens het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzichte van het basisindexcijfer van de maand juli 2006 met 10 % is gestegen (basis 2004 = 100), wordt dit bedrag, exclusief het bedrag van de bedoelde vrijstelling, op de daaropvolgende jaarlijkse vervaldag met 10 % verhoogd;
3° zij voorziet in de onvoorwaardelijke en onherroepelijke betaling van de opeisbare schulden bij het in gebreke blijven van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, met inbegrip van de schulden op grond van onrechtmatige daad;
4° in geval de waarborg- of borgstellingverbintenis een bepaalde looptijd heeft, wordt zij stilzwijgend verlengd, onverminderd de mogelijkheid tot opzegging mits het naleven van een opzegtermijn van minimum drie maanden;
in geval de waarborg- of borgstellingverbintenis een onbepaalde looptijd heeft, moet de opzegtermijn minimum drie maanden bedragen;
5° de beëindiging van de waarborg- of borgstellingverbintenis of de verlaging van het bedrag van de waarborg of borgstelling is niet tegenstelbaar aan de begunstigde voor de vorderingen die tijdens de looptijd van de verbintenis ontstaan zijn.
[1 De verzekeringsonderneming of de gereglementeerde onderneming stelt de FSMA ervan op de hoogte als de waarborg- of borgstellingverbintenis niet meer voldoet aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden, met name bij de beëindiging van de waarborg- of borgstellingverbintenis of de verlaging van het bedrag van de waarborg of de borgstelling.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.10.[1 De agenten in bank- en beleggingsdiensten zijn vrijgesteld van de in artikel 9 bedoelde verplichting.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK V. - Beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Art.11.Onder een beroepsaansprakelijkheidsverzekering als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 5°, van de wet moet worden verstaan, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering aangegaan bij een voor de uitoefening van die activiteit gemachtigde verzekeringsonderneming.
De beroepsaansprakelijkheidsverzekering moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° zij dekt de beroepsaansprakelijkheid uit hoofde van de activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, van zijn aangestelden, en wanneer het een rechtspersoon betreft, van zijn organen;
2° de dekking mag niet minder bedragen dan 1.000.000 euro per schadegeval en 3.000.000 euro per verzekeringsjaar; telkens het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzichte van het basisindexcijfer van de maand juli 2006 met 10 % is gestegen (basis 2004 = 100), worden deze bedragen op de volgende jaarlijkse vervaldag met 10 % verhoogd;
3° zij kan in een vrijstelling voorzien die niet meer mag bedragen dan 680 euro; telkens als het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzichte van het basisindexcijfer van de maand juli 2006 met 10 % is gestegen (basis 2004 = 100), wordt dit bedrag op de volgende jaarlijkse vervaldag met 10 % verhoogd;
4° [1 ingeval de beroepsaansprakelijkheids-verzekering een bepaalde looptijd heeft, mag haar duurtijd niet korter zijn dan één jaar, met dien verstande dat, wanneer de overeenkomst in de loop van een kalenderjaar wordt onderschreven, de eerste vervaldag ervan kan worden vastgesteld op 31 december van dat jaar, op voorwaarde dat de overeenkomst een clausule van jaarlijkse stilzwijgende verlenging bevat, onverminderd de mogelijkheid tot opzegging mits naleving van een opzegtermijn van minimum drie maanden;
ingeval de beroepsaansprakelijkheids-verzekering een onbepaalde looptijd heeft, moet de opzegtermijn minimum drie maanden bedragen.]1
[1 5° de verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om de FSMA in kennis te stellen wanneer de beroepsaansprakelijkheid van de tussenpersoon niet langer verzekerd is.]1
[1 Op verzoek van de FSMA is de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten verplicht haar een afschrift van de verzekeringsovereenkomst te bezorgen.
Wanneer zijn beroepsaansprakelijkheid niet langer verzekerd is, moet de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten de FSMA daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen.]1
----------
(1)<KB 2021-12-12/08, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.12.
<Opgeheven bij KB 2021-12-12/08, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen.
Art.13.§ 1. De personen bedoeld in artikel 24, § 1, van de wet dienen de aanvraag tot behoud van de voorlopige toelating te richten aan de [1 FSMA]1, in de vorm en volgens de modaliteiten door deze bepaald en op haar website bekendgemaakt.
Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen de volgende documenten te worden gevoegd :
1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, de documenten bedoeld in artikel 3, 1°, 3°, 4° en 5°, alsook het bewijs dat de aanvrager reeds een jaar voltijds of drie jaar deeltijds de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefent;
2° indien de aanvrager een rechtspersoon is, de documenten bedoeld in artikel 4, 1°, 2°, voor wat het getuigschrift van goed zedelijk gedrag betreft, 3°, 4°, 5° en 6°, alsook het bewijs dat de personen belast met de effectieve leiding reeds een jaar voltijds of drie jaar deeltijds de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefenen.
De aanvraag wordt ondertekend overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2, derde lid. De tussenpersoon die het behoud van de voorlopige toelating bekomt wordt in het register ingeschreven in de categorie "agenten in bank- en beleggingsdiensten", en wordt in de door de [1 FSMA]1 op haar website gepubliceerde lijst opgenomen met de vermelding "voorlopige toelating overeenkomstig artikel 24, § 1, van de wet".
§ 2. De in § 1 bedoelde personen kunnen hun aanvraag tot behoud van hun voorlopige toelating collectief indienen via een centrale instelling als bedoeld in artikel 7, § 1, vierde lid, van de wet.
Het bepaalde bij § 1 en artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.14.De tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die het behoud van de voorlopige toelating als bedoeld in artikel 13 bekomen heeft, kan een aanvraag indienen tot definitieve inschrijving in het register als bedoeld in artikel 24, § 1, vijfde lid, van de wet.
Het bepaalde bij artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot definitieve inschrijving. In afwijking hiervan wordt de kandidaat :
1° die om inschrijving vraagt als agent in bank- en beleggingsdiensten geacht aan de vereiste beroepskennis als bedoeld in artikel 7, § 1, te voldoen, indien zijn principaal in een schriftelijke verklaring bevestigt dat de kandidaat beschikt over de in dat artikel bedoelde beroepskennis;
2° die om inschrijving vraagt als agent in bank- en beleggingsdiensten, en die niet beantwoordt aan het bepaalde in 1°, of als makelaar in bank- en beleggingsdiensten, vrijgesteld van de diplomavereisten bedoeld in artikel 7, § 2, op voorwaarde dat de kandidaat, en in het geval deze een rechtspersoon is de personen belast met de effectieve leiding, [1 geslaagd is of zijn in een erkend examen in bank- en beleggingswezen]1 als bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 3°, en de tussenpersoon, hetzij sinds drie jaar voltijds, hetzij sinds twee jaar voltijds en drie jaar deeltijds, de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefent;
3° vrijgesteld van de verplichting tot voorlegging van de documenten die hij bij de aanvraag tot behoud van de voorlopige toelating reeds heeft ingediend, onverminderd het bepaalde bij artikel 6, §§ 2 en 3.
----------
(1)<KB 2014-07-21/11, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.15.De personen die bij de inwerkingtreding van de wet de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten gedurende zes maanden uitoefenen onder de verantwoordelijkheid van een gereglementeerde onderneming, zonder te beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 24, § 1, eerste lid, van de wet, kunnen overeenkomstig het bepaalde bij Hoofdstuk II een aanvraag indienen tot inschrijving in de categorie "agenten in bank- en beleggingsdiensten", zonder te moeten voldoen aan de in hoofdstuk III bepaalde beroepskennis. Zij dienen alsdan het bewijs van de vereiste beroepskennis uiterlijk op 31 december 2007 te leveren, zoniet vervalt hun inschrijving van rechtswege. Zij worden in de door de [1 FSMA]1 op haar website gepubliceerde lijst opgenomen met de vermelding "toelating overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten".
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.16. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en de gereglementeerde ondernemingen dienen zich uiterlijk op (1 januari 2009) te conformeren aan het bepaalde bij artikel 8. <KB 2008-06-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-06-2008>
Art.17. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2006.
Art. 18. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.