Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een bijzondere en bijkomende vergoeding in geval van fysieke schade geleden door leden van politie- en hulpdiensten, door sommige leden van de Veiligheid van de Staat, door sommige leden van het Bestuur der Strafinrichtingen en door het personeel van Landsverdediging, bij de redding van personen van wie het leven in gevaar was(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-12-2006 en tekstbijwerking tot 01-03-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
  1° de wet : de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen;
  2° het slachtoffer : de in artikel 42, § 3, van de wet bedoelde persoon, die overleden is of de dienst definitief moet verlaten wegens lichamelijke ongeschiktheid, onder de voorwaarden bepaald door artikel 42, § 2, 2°, van de wet;
  3° de bevoegde minister :
  a) de Minister van Binnenlandse Zaken voor de personen bedoeld in artikel 42, § 3, 1°, 4° en 5°, van de wet;
  b) de Minister van Justitie voor de personen bedoeld in artikel 42, § 3, 2° en 6°, van de wet;
  c) de Minister van [1 Defensie]1 voor de personen bedoeld in artikel 42, § 3, 3°, van de wet;
  4° de vergoeding : de bijzondere vergoeding en de bijkomende vergoeding bedoeld in het artikel 42 van de wet.
  ----------
  (1)<KB 2016-01-29/11, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.2. Onverminderd de mogelijkheid voor het slachtoffer of zijn rechthebbenden om hun vordering onmiddellijk te brengen voor de rechtbanken van de Rechterlijke Orde, worden de vergoedingen toegekend door de bevoegde Minister.

Art.3. § 1. Elke aanvraag tot vergoeding moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, per bij de post aangetekende brief aan de bevoegde Minister gestuurd worden, binnen de volgende termijnen :
  1° wanneer het slachtoffer de dienst definitief moet verlaten wegens lichamelijke ongeschiktheid : 5 jaren, overeenkomstig het artikel 1, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provincies;
  2° wanneer het slachtoffer overleden is : binnen de vastgestelde termijn van één jaar vanaf de datum van het overlijden.
  § 2. In geval van overlijden van het slachtoffer, dient elke rechthebbende een aparte aanvraag tot vergoeding in.
  § 3. De aanvraag tot vergoeding wordt getekend door de verzoeker of door zijn wettelijke vertegenwoordiger en bevat :
  1° de aanduiding van de datum waarop de aanvraag ingediend is;
  2° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de verzoeker, alsook, in voorkomend geval, de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordiger; indien het slachtoffer overleden is, vermeldt de verzoeker bovendien de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van het slachtoffer;
  3° de aanduiding en de datum van de feiten die, volgens de verzoeker, een reddingsdaad uitmaken van personen van wie het leven in gevaar was;
  4° de bewijsstukken die het mogelijk maken om vast te stellen dat de verzoeker een rechthebbende van het slachtoffer is;
  5° indien het gaat om een aanvraag tot bijkomende vergoeding in de zin van artikel 42, § 4, van de wet, de bewijsstukken die het mogelijk maken om vast te stellen dat de verzoeker een kind ten laste van het slachtoffer was of een kind van het slachtoffer was, geboren, na het overlijden van dat slachtoffer, uit het huwelijk, de wettelijke samenwoning of de feitelijke samenwoning.
  § 4. Iedere aanvraag tot vergoeding moet eindigen met de woorden : " Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring oprecht en volledig is. "

Art.4. Van iedere aanvraag tot vergoeding wordt ontvangstmelding gegeven.

Art.5. Zodra de bevoegde Minister de aanvraag ontvangen heeft, wijst hij een overheid aan die het onderzoek moet voeren.

Art.6. De door de bevoegde Minister aangewezen overheid stelt een dossier samen waarin alle elementen die noodzakelijk zijn om een uitspraak te doen over de aanvraag, opgenomen worden.
  De overheid die ermee belast is het dossier samen te stellen, stelt elk nuttig onderzoek in of zorgt ervoor dat dit onderzoek ingesteld wordt.
  Indien deze overheid voorstelt de aanvraag te verwerpen, betekent zij haar voorstel van beslissing per bij de post aangetekende brief aan de verzoeker; deze deelt zijn opmerkingen mee binnen de 30 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel van beslissing.
  Het dossier, evenals een gemotiveerd voorstel van beslissing, wordt aan de bevoegde Minister bezorgd.

Art.7. De bevoegde Minister doet een uitspraak over de aanvraag tot vergoeding, op basis van het door de bevoegde overheid samengesteld dossier.

Art.8. § 1. Wanneer het slachtoffer de dienst definitief moet verlaten wegens lichamelijke ongeschiktheid, wordt de beslissing van de bevoegde Minister genomen binnen een termijn van één jaar te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, conform de nadere regels vastgelegd in artikel 3.
  Bij gebrek aan een beslissing binnen deze termijn, wordt het verzoek tot vergoeding als afwezen beschouwd.
  De termijn van één jaar kan verlengd worden met maximaal drie maanden, mits gemotiveerde beslissing van de bevoegde Minister, als een bijzondere procedurehandeling die noodzakelijk is voor het onderzoek, dit vereist.
  De beslissing van verlenging van de termijn wordt aan de verzoeker betekend.
  § 2. Wanneer het slachtoffer overleden is, wordt de beslissing van de bevoegde Minister genomen binnen een termijn van achttien maanden te rekenen vanaf de datum van het overlijden van het slachtoffer.
  Bij gebrek aan een beslissing binnen deze termijn, wordt het verzoek tot vergoeding als afgewezen beschouwd.
  De termijn van achttien maanden kan verlengd worden met maximaal drie maanden, mits gemotiveerde beslissing van de bevoegde Minister, als een bijzondere procedurehandeling die noodzakelijk is voor het onderzoek, dit vereist.
  De beslissing van verlenging van de termijn wordt aan de verzoeker betekend.

Art.9. § 1. De beslissing van de bevoegde Minister wordt per bij de post aangetekende brief aan de verzoeker betekend.
  § 2. In de kennisgeving wordt erop gewezen dat de beslissing van de Minister een vordering voor de rechtbanken van de Rechterlijke Orde niet verhindert.

Art.10. Voor elke aanvraag tot vergoeding die volgt op een overlijden of op een definitief vertrek van de dienst wegens lichamelijke ongeschiktheid, dat plaatsvond tussen 1 januari 1997 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit, beschikken de verzoekers over een termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, om hun verzoek in te dienen.

Art. 11.Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.