20 JUNI 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de terugbetaling van de reis-, verblijfs- en representatiekosten van de Voorzitter van het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 1-5
Artikel 1. De Voorzitter van het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid heeft recht op de terugbetaling van de reis-, verblijfs- en representatiekosten gemaakt voor de uitoefening van zijn ambt, overeenkomstig de reglementering die op het Rijkspersoneel van toepassing is.
Voor de toepassing van deze reglementering wordt de Voorzitter van het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid gelijkgesteld met een ambtenaar van rang 17.
Art.2. De Kruispuntbank van de sociale zekerheid betaalt de in artikel 1 bedoelde kosten terug ten belope van de begrotingskredieten die daartoe met toepassing van artikel 45, derde lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid in haar begroting werden ingeschreven.
Art.3. De Voorzitter van het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid bekomt de terugbetaling van de in artikel 1 bedoelde kosten op voorlegging aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid van een schuldvordering op erewoord vergezeld van alle rechtvaardigende stukken.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1991 en treedt buiten werking op de datum waarop de Voorzitter van het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid wordt vervangen door een lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig de bepalingen van de wet van 26 februari 2003 tot wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid tot aanpassing van het statuut van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en tot uitbreiding van haar bevoegdheden.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juni 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
R. DEMOTTE
De Minister van Werk,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE.