Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

26 MEI 2005. - Wet tot wijziging van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van de gevonniste personen en van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van gevonniste personen.
Art. 2-20
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 21-23
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980121550  1990009683 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van gevonniste personen.
Art.2. Het opschrift van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van de gevonniste personen wordt vervangen als volgt :
  " Wet inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. "

Art.3. In hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende :
  " Artikel 5bis. Indien een internationaal instrument dat België bindt daarin voorziet, is, in afwijking van artikel 1, eerste lid, 3°, de instemming van de veroordeelde persoon niet vereist indien hij het voorwerp uitmaakt van een maatregel van uitzetting, terugleiding naar de grens, of van elke andere maatregel krachtens welke deze persoon, als hij eenmaal in vrijheid gesteld is, niet meer tot het grondgebied van de Belgische Staat zal worden toegelaten om er te verblijven. Voor het nemen van haar beslissing neemt de regering evenwel de mening van de veroordeelde persoon in aanmerking. "

Art.4. In artikel 8, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " of, in afwijking van artikel 1, eerste lid, 3°, de mening ", tussen de woorden " de instemming " en de woorden " van de overgebrachte persoon " ingevoegd, en de woorden " of, in voorkomend geval van een kopie van de maatregel van uitzetting of terugleiding naar de grens, of elke andere gelijkaardige maatregel " ingevoegd tussen de woorden " het buitenlandse veroordelingsvonnis " en de woorden ", beveelt de onmiddellijke opsluiting ".

Art.5. Dezelfde wet wordt aangevuld met een hoofdstuk V, dat de artikelen 15 tot 17 omvat, met als opschrift :
  " Hoofdstuk V. De overname en de overdracht van het toezicht op personen die voorwaardelijk veroordeeld of voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld. "

Art.6. In hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 15 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 15. De Belgische Staat kan, met toepassing van een internationale overeenkomst of van een internationaal verdrag, het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen overnemen, mits naleving van de maatregelen en onder de voorwaarden die opgelegd zijn in het buitenlandse strafvonnis. Voor de overname van het toezicht is de toestemming van de voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde persoon niet vereist. "

Art.7. In hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 16 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 16. Indien de in het buitenland opgelegde toezichtmaatregelen naar aard en duur niet overeenstemmen met die welke voor gelijkaardige feiten in de Belgische wet zijn bepaald, maakt de procureur des Konings van het arrondissement van de woon- of verblijfplaats van de persoon de zaak onverwijld aanhangig bij de probatiecommissie, de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling of, indien de in de verzoekende Staat opgelegde maatregel gelijkaardig is aan die welke bedoeld wordt in hoofdstuk II van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, de commissie voor de bescherming van de maatschappij. De procureur des Konings vordert de aanpassing van de opgelegde toezichtmaatregelen aan die welke in de Belgische wet zijn vastgesteld voor een misdrijf van dezelfde aard. De in het buitenland uitgesproken toezichtmaatregelen mogen naar aard of duur niet worden verzwaard. De probatiecommissie, de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, of in voorkomend geval, de commissie tot bescherming van de maatschappij, doet uitspraak binnen een maand met inachtneming van de toepasselijke procedure. De beslissing is evenwel onmiddellijk uitvoerbaar. ".

Art.8. In hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 17 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 17. De Belgische Staat kan, met toepassing van een internationale overeenkomst of een internationaal verdrag, een buitenlandse Staat verzoeken om het toezicht op in België voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen over te nemen.
  Voor de overdracht van het toezicht is de toestemming van de voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde persoon niet vereist. ".

Art.9. Dezelfde wet wordt aangevuld met een hoofdstuk VI, dat de artikelen 18 tot 25 omvat, met als opschrift :
  " Hoofdstuk VI. De tenuitvoerlegging in België van in het buitenland opgelegde vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. "

Art.10. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 18 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 18. § 1. Een buitenlandse Staat kan, krachtens een internationale overeenkomst of een internationaal verdrag, de Belgische Staat verzoeken :
  1° naast de uitoefening van het toezicht op de voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde persoon, tevens de eventuele herroeping van de beslissing van voorwaardelijke opschorting of voorwaardelijk uitstel van de vrijheidsbenemende straf of maatregel, of de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling op zich te nemen. De herroeping is alleen mogelijk indien de onder toezicht geplaatste persoon de toezichtmaatregelen schendt. In voorkomend geval gaat de Belgische Staat tevens over tot de overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel;
  2° tot overname van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel over te gaan, indien de veroordeelde de Belgische nationaliteit heeft of overeenkomstig artikel 3 als een Belgisch onderdaan kan worden beschouwd en zich aan de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling tracht te onttrekken door te vluchten naar het Belgische grondgebied, voordat hij de veroordeling geheel heeft ondergaan.
  § 2. De rechterlijke beslissing die genomen is met toepassing van artikel 6, 4°, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, brengt de overname van de tenuitvoerlegging mee van de vrijheidsbenemende straf of maatregel waarop die rechterlijke beslissing betrekking heeft. De vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet ten uitvoer gelegd.
  § 3. In de in de §§ 1 en 2 bedoelde gevallen en overeenkomstig de bepalingen van artikel 22, is de in het buitenland tegen een persoon die zich op het grondgebied van het Koninkrijk bevindt uitgesproken vrijheidsbenemende straf of maatregel, in België rechtstreeks en onmiddellijk uitvoerbaar. ".

Art.11. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 19 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 19. Zodra de Belgische Staat een verzoek tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel ontvangt, wordt de veroordeelde persoon overgebracht naar de strafinrichting van de plaats waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft. "

Art.12. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 20 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 20. § 1. De veroordeelde persoon verschijnt binnen vierentwintig uur na zijn aankomst in de strafinrichting voor de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg van die plaats. De procureur des Konings gaat over tot het verhoor van de veroordeelde persoon en maakt daarover proces-verbaal op, na inzage van de stukken die overgezonden zijn door de bevoegde overheden van de veroordelende Staat. De instemming van de veroordeelde met de tenuitvoerlegging van de buitenlandse vrijheids- benemende straf of maatregel in België is niet vereist. De veroordeelde persoon wordt bijgestaan door een raadsman, hetzij wanneer hij erom verzoekt, hetzij wanneer de procureur des Konings zulks nodig acht gelet op de mentale toestand of de leeftijd van de veroordeelde.
  § 2. In voorkomend geval beveelt de procureur des Konings de onmiddellijke opsluiting van de veroordeelde of zijn plaatsing in de psychiatrische afdeling van de strafinrichting, indien de in het buitenland uitgesproken vrijheidsbenemende maatregel gelijkaardig is aan die welke bedoeld wordt in hoofdstuk II van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers. "

Art.13. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 21 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 21. - Wanneer de in het buitenland uitgesproken maatregel gelijkaardig is aan die welke bedoeld wordt in hoofdstuk II van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en gewoontemisdadigers, maakt de procureur des Konings de zaak onverwijld aanhangig bij de commissie tot bescherming van de maatschappij die ingesteld is bij de psychiatrische afdeling waar de veroordeelde persoon werd geplaatst, opdat de commissie de inrichting zou aanwijzen waar de internering zal plaatsvinden. "

Art.14. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 22 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 22. § 1. Indien de in het buitenland uitgesproken vrijheidsbenemende straf of maatregel naar aard of duur niet overeenstemt met die welke voor dezelfde feiten in de Belgische wet is bepaald, maakt de procureur des Konings de zaak onverwijld aanhangig bij de rechtbank van eerste aanleg en vordert hij de aanpassing van de vrijheidsbenemende straf of maatregel aan die welke in de Belgische wet is vastgesteld voor een misdrijf van dezelfde aard. De aangepaste vrijheidsbenemende straf of maatregel dient naar aard zoveel mogelijk overeen te stemmen met de vrijheidsbenemende straf of maatregel die bij de in het buitenland uitgesproken veroordeling is opgelegd, en deze laatste mag geenszins worden verzwaard.
  § 2. De rechtbank doet uitspraak binnen een maand met inachtneming van de procedure in strafzaken. Tegen deze beslissing kunnen rechtsmiddelen worden aangewend. Niettemin is ze onmiddellijk uitvoerbaar. "

Art.15. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 23 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 23. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt beheerst door de Belgische wet, onder voorbehoud van afwijkende bepalingen van de internationale overeenkomst of het internationaal verdrag waarop de overdracht van de tenuitvoerlegging van de veroordeling is gegrond. "

Art.16. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 24 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 24. Tegen een persoon die in het buitenland is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, welke ten gevolge van de overdracht van de tenuitvoerlegging van de veroordeling in België ten uitvoer wordt gelegd, kunnen wegens dezelfde feiten geen vervolgingen worden ingesteld noch een veroordeling worden ten uitvoer gelegd. "

Art.17. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 25 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 25. De bepalingen van hoofdstuk V en VI zijn niet van toepassing op bij verstek gewezen strafrechtelijke veroordelingen, behalve in de in artikel 18, § 2, bedoelde gevallen, wanneer het gaat om een bij verstek gewezen veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan. "

Art.18. Dezelfde wet wordt aangevuld met een hoofdstuk VII, dat de artikelen 26 en 27 omvat, met als opschrift :
  " Hoofdstuk VII. De tenuitvoerlegging in het buitenland van in België opgelegde vrijheidsbenemende straffen en maatregelen ".

Art.19. In hoofdstuk VII. van dezelfde wet wordt een artikel 26 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 26. De Belgische Staat kan, met toepassing van een internationale overeenkomst of een internationaal verdrag, een buitenlandse Staat verzoeken :
  1° naast de overname van het toezicht tevens tot de eventuele herroeping van de voorwaardelijke opschorting, het voorwaardelijk uitstel of de voorwaardelijke invrijheidstelling over te gaan en, in voorkomend geval, de in België opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel ten uitvoer te leggen. Er wordt zo nodig tot herroeping overgegaan indien de onder toezicht geplaatste persoon de toezichtmaatregelen schendt;
  2° een in België opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel ten uitvoer te leggen, indien de veroordeelde persoon zich aan de tenuitvoerlegging of de verdere tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel tracht te onttrekken door te vluchten naar het grondgebied van een Staat die partij is bij de internationale overeenkomst of het internationaal verdrag waarbij de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging wordt toegelaten. "

Art.20. In hoofdstuk VII van dezelfde wet wordt een artikel 27 ingevoegd, luidende :
  " Artikel 27. - De vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging aan een buitenlandse Staat werd overgedragen, kunnen in België niet meer ten uitvoer worden gelegd, tenzij de buitenlandse Staat meedeelt dat de tenuitvoerlegging wordt geweigerd of onmogelijk is. "

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art.21. In artikel 20 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de eerste zin van het eerste lid, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, worden de woorden " en in artikel 21 " ingevoegd tussen de woorden " verdrag " en de woorden " kan de minister ";
  2° de eerste zin van het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " Onverminderd artikel 21, §§ 1 en 2, kan de in het Rijk gevestigde vreemdeling, wanneer hij de openbare orde of de veiligheid van het land ernstig heeft geschaad, door de Koning uitgezet worden na advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen. "

Art.22. Artikel 21 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Mag nooit worden teruggewezen, noch uitgezet uit het Rijk :
  1° de vreemdeling die geboren werd in het Rijk of aangekomen is voor hij de leeftijd van twaalf jaar bereikte en die er sindsdien voornamelijk en op regelmatige wijze verblijft;
  2° de erkende vluchteling.
  § 2. Behalve in geval van ernstige aanslag op de veiligheid van het land, mag niet worden teruggewezen, noch uitgezet uit het Rijk :
  1° de vreemdeling die er op regelmatige wijze verblijft sedert minstens twintig jaar;
  2° de vreemdeling die niet is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar of meer en die het ouderlijk gezag als ouder of voogd uitoefent of die voldoet aan de onderhoudsverplichting die opgelegd is door artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van minstens één kind dat op een regelmatige manier in België verblijft.
  § 3. Behalve in geval van ernstige aanslag op de openbare orde of de veiligheid van het land, mag niet worden teruggewezen uit het Rijk :
  1° de vreemdeling die er op regelmatige en ononderbroken wijze verblijft sedert minstens tien jaar;
  2° de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de Belgische nationaliteit te verwerven door optie of door een nationaliteitsverklaring of om deze nationaliteit te herkrijgen;
  3° de vreemdeling, niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van een Belg;
  4° de vreemde werknemer, getroffen door een blijvende arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 24 van de wet van 10 april 1971 of van artikel 35 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, wanneer het arbeidsongeval verband houdt met of de beroepsziekte werd opgedaan bij de uitvoering van arbeidsprestaties van een vreemdeling die regelmatig in België verblijft. "

Art.23. Artikel 56 van dezelfde wet wordt opgeheven.

HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 24. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 26 mei 2005.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mme L. ONKELINX
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX.