10 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-2005 en tekstbijwerking tot 01-03-2016)
HOOFDSTUK I. - De militaire commissies voor geschiktheid en reform.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De verschijningsregels voor de commissies.
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - De onderzoeks- en beslissingsregels van de commissies.
Art. 7-10
HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van de commissies.
Art. 11-14, 14/1, 15-16
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en overgangsbepalingen.
Art. 17-20
HOOFDSTUK I. - De militaire commissies voor geschiktheid en reform.
Artikel 1. Er wordt een militaire commissie voor geschiktheid en reform (MCGR) en een militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform (MCBGR) ingesteld.
Art.2.De korpscommandant moet de procedure opstarten voor het verschijnen voor de MCGR voor de militair die zijn zesde maand afwezigheid om gezondheidsredenen ingaat, hetzij doordat hij gedurende vijf opeenvolgende maanden afwezig is geweest, hetzij doordat hij vijf maanden over een periode van twaalf maanden afwezig is geweest.
De overheid aangewezen in een reglement uitgevaardigd door de minister van [2 Defensie]2 moet de procedure opstarten voor het verschijnen voor de MCGR voor de militair die, hetzij :
1° ongeschikt kan verklaard worden voor de dienst als militair, tengevolge van een wijziging van het medisch profiel;
2° aan een aandoening of lichaamsgebrek lijdt die aanleiding geeft tot de definitieve ongeschiktheid voor de dienst als militair;
3° aan een aandoening of lichaamsgebrek lijdt die aanleiding kan geven tot de ongeschiktheid voor de dienst als militair.
Kunnen te allen tijde de procedure voor het verschijnen van een militair voor de MCGR opstarten :
1° de overheden aangewezen in een reglement uitgevaardigd door de minister van [2 Defensie]2;
2° de geneesheer [1 belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort]1;
3° [1 de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bevoegd voor de eenheid van de betrokken militair of de geneesheer-arbeidsinspecteur;]1
4° de militair die van oordeel is dat er twijfels zijn over zijn geschiktheid voor de dienst als militair.
[1 5° een geneesheer van het centrum voor medische expertise.]1
De uitvoeringsregels betreffende de procedure voor het verschijnen voor de MCGR worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de Minister van [2 Defensie]2.
[1 Onder "geneesheer belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort", wordt verstaan : de geneesheer bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de afwezigheid om gezondheidsredenen van de militairen.]1
----------
(1)<KB 2012-12-06/12, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 12-01-2013>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 93, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.3.§ 1. De MCGR is bevoegd om :
1° uitspraak te doen over de medische geschiktheid voor de dienst als militair;
2° het verlies van de graad van zelfredzaamheid te bepalen in geval van oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid ten gevolge van een zware handicap die opgelopen werd tijdens de loopbaan;
3° in het kader van een voorstel van ongeschiktheid voor de dienst als militair, het medisch profiel van een militair te wijzigen en een advies te geven over de geschiktheid van de betrokken militair om zijn functie uit te oefenen;
4° uitspraak te doen over de erkenning van de aard van ernstige en langdurige ziekte waaraan een militair lijdt;
5° uitspraak te doen, in het kader van de tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, over het oorzakelijk verband tussen de aandoening en de uitvoering van de dienst;
6° de duur van afwezigheid om gezondheidsredenen te verlengen, per gedeelte van maximum twaalf maanden, tot een maximumduur van zestig maanden;
7° uitspraak te doen over de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van de militairen van het reservekader, alvorens deze op reform worden gesteld;
8° uitspraak te doen over de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van militaire aalmoezeniers van het reservekader, alvorens deze wegens lichamelijke ongeschiktheid worden ontslagen.
[1 9° voor de toepassing van artikel 141 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, uitspraak te doen, op stukken, over het feit dat de lichamelijke schade waardoor de militair op medisch vlak definitief ongeschikt werd verklaard, het gevolg is van een ongeval of ziekte opgelopen in dienst en door het feit van de dienst.]1
De MCGR geeft haar advies of doet voorstellen over elke beginselkwestie die de Minister van [2 Defensie]2 haar voorlegt.
Zij geeft haar advies over elk bijzonder geval dat de minister van [2 Defensie]2, de minister tot wiens bevoegdheid de militaire pensioenen behoren, of de directeur-generaal human resources, haar voorlegt.
§ 2. Over de medische geschiktheid bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, kan de MCGR de volgende beslissingen nemen :
1° de militair wordt medisch geschikt verklaard;
2° de militair wordt medisch geschikt verklaard voor halftijdse arbeid;
3° de militair wordt tijdelijk medisch ongeschikt verklaard;
4° de militair wordt definitief medisch ongeschikt verklaard.
§ 3. Indien de militair medisch geschikt of medisch geschikt voor halftijdse arbeid wordt verklaard, dient hij de dienst te hervatten.
[1 Tweede lid opgeheven.]1.
[1 § 3/1. De militair die halftijds werkt, biedt zich aan bij de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bevoegd voor zijn eenheid teneinde zijn gezondheidstoestand te evalueren, in de volgende gevallen :
1° na de toegestane periode van halftijdse arbeid;
2° op zijn aanvraag;
3° op vraag van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bevoegd voor zijn eenheid.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort, brengt de MCGR op de hoogte. Indien de militair bij het verstrijken van de voorziene termijn van halftijdse arbeid niet in staat is om zijn werk op normale wijze terug op te nemen, wordt hij opgeroepen voor de MCGR die uitspraak doet over zijn geschiktheid.]1
§ 4. Indien de militair tijdelijk medisch ongeschikt verklaard wordt, kan hij tijdelijk om gezondheidsredenen van zijn ambt ontheven worden of tijdelijk op pensioen gesteld worden wegens lichamelijke ongeschiktheid.
In geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, bepaalt de MCGR de duur ervan en stelt vast of dat er een verband is tussen de aandoening en de dienst, of dat het een ernstige en langdurige aandoening betreft. De duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen kan worden verlengd. Indien de maximum duur van zestig maanden is bereikt, wordt de militair definitief ongeschikt verklaard.
In geval van tijdelijke oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid, bepaalt de MCGR de duur ervan. De gecumuleerde duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen en van de tijdelijke oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid kan evenwel de maximale duur van zestig maanden niet overschrijden.
§ 5. Wanneer de MCGR de militair definitief ongeschikt verklaart, bepaalt zij het verlies van de graad van zelfredzaamheid als gevolg van een zware handicap.
----------
(1)<KB 2013-11-07/52, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 93, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.4.De MCBGR neemt, bij beroep van de belanghebbende of van de minister van [2 Defensie]2, in tweede aanleg kennis van beslissingen welke de MCGR heeft gewezen.
Op straffe van onontvankelijkheid, moet het beroep met een [1 aangetekende zending]1 bij de voorzitter van de MCBGR worden ingediend, binnen de [2 tien werkdagen]2 na de kennisgeving van de betwiste beslissing.
(De MCBGR doet uitspraak in tweede aanleg, bij beroep van de belanghebbende, inzake een afwezigheid om gezondheidredenen, over het rechtstreeks en determinerend oorzakelijk verband tussen de aandoening en de uitvoering van de dienst.) <KB 2008-10-30/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 142, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 94, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
HOOFDSTUK II. - De verschijningsregels voor de commissies.
Art.5.§ 1. De betrokkene wordt met een [1 aangetekende zending]1 verzocht voor een van de commissies te verschijnen.
§ 2. De betrokkene verschijnt in persoon. Hij kan zich door een raadsman laten bijstaan.
Alleen advocaten, militairen in werkelijke dienst en geneesheren evenals iedere persoon die voor elke zaak door de voorzitter van de behandelende commissie aanvaard is, mogen als raadsman optreden.
§ 3. De betrokkene die lichamelijk niet in staat is zich te verplaatsen om te verschijnen, moet zulks door een geneeskundig getuigschrift rechtvaardigen. In dit geval kan de voorzitter een geneesheer, lid van de commissie, aanwijzen om de belanghebbende ter plaatse te horen of te onderzoeken.
De betrokkene die om geldige redenen vrijgesteld is om zelf te verschijnen, mag zich door een raadsman laten vertegenwoordigen.
§ 4. Wanneer de commissie, op het met redenen omkleed voorstel van de voorzitter, oordeelt dat aan het verschijnen van de betrokkene ernstige moeilijkheden kunnen zijn verbonden, kan zij hem ervan ontslaan zelf te verschijnen en hem toestaan zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen.
De voorzitter kan ook een geneesheer, lid van de commissie, aanwijzen om de belanghebbende ter plaatse te horen of te onderzoeken.
§ 5. Wanneer de belanghebbende, zonder een door de commissie geldig bevonden reden, niet persoonlijk verschijnt na behoorlijk te zijn opgeroepen, kan de procedure in zijn afwezigheid worden voortgezet.
Wanneer een afwezigheidsreden geldig wordt bevonden door de commissie, neemt deze alleen een definitieve beslissing na de verschijning van de betrokkene op een andere datum.
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 142, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.6. Vanaf de vijftiende dag vóór de zitting van de commissie, kan de belanghebbende of zijn raadsman het dossier van de zaak ten zetel van de commissie raadplegen.
HOOFDSTUK III. - De onderzoeks- en beslissingsregels van de commissies.
Art.7. De commissies mogen van alle onderzoeksmiddelen gebruik maken en inzonderheid het advies van deskundigen inwinnen.
Art.8. Elke commissie doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. De leden van de commissies kunnen zich niet onthouden.
Art.9.De beslissingen van de commissies worden ter kennis gegeven aan de betrokkene, naargelang het geval rechtstreeks na het einde van de zitting van de betrokken commissie of met een [1 aangetekende zending]1. De voorzitter van de betrokken commissie brengt indien nodig de minister van [2 Defensie]2 op de hoogte van de beslissing van de commissie.
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 142, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 95, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.10.De beslissingen van de commissies kunnen, in geval van bedrog, op verzoek van de minister van [1 Defensie]1 worden herzien.
De aanvraag om herziening wordt gericht aan de voorzitter van de commissie die de betwiste beslissing genomen heeft en wel binnen de vijf jaar na de kennisgeving van deze beslissing.
De aan herziening onderworpen gevallen worden door de commissie die de betwiste beslissing heeft genomen, onderzocht alsof het een eerste aanvraag betrof.
Tegen een nieuwe beslissing van de MCGR, tengevolge van een aanvraag om herziening, kan het in artikel 4 bedoelde beroep worden ingesteld.
----------
(1)<KB 2016-01-29/11, art. 95, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van de commissies.
Art.11. De MCGR bestaat uit de volgende leden :
1° een hoofdofficier, als voorzitter;
2° een officier, vertegenwoordiger van de algemene directie human resources;
3° drie officieren-geneesheren die ten minste vijf jaar gediplomeerd zijn.
Art.12. De MCBGR bestaat uit de volgende leden :
1° een kolonel of een luitenant-kolonel, als voorzitter;
2° een hoofdofficier, vertegenwoordiger van de algemene directie human resources;
3° drie officieren-geneesheren die sedert ten minste tien jaar gediplomeerd zijn.
Art.13. Voor de beide commissies wordt een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangers aangewezen die dezelfde voorwaarden vervullen.
Het secretariaat van iedere commissie wordt waargenomen door een lager officier, lid van de algemene directie human resources, secretaris. Hij wordt bijgestaan door militairen beneden de rang van officier.
Art.14. De gewone en plaatsvervangende leden van de commissies worden aangewezen door de directeur-generaal human resources of de door hem aangewezen overheid.
De aanwijzing voor een zitting zal als een prioritaire activiteit beschouwd worden.
Het personeel van het secretariaat wordt door de directeur-generaal human resources aangewezen.
Art. 14/1.[1 Elke persoon, waarvan de medische geschiktheid onderzocht wordt, kan elk lid van de MCGR of van de MCBGR wraken [2 indien hij van mening is dat een wettige verdenking bestaat ten opzichte van een lid]2.
Dient zich te wraken elk lid van de MCGR of van de MCBGR :
1° dat de echtgenoot of wettelijk samenwonende, of een bloed- of aanverwant tot de vierde graad is van de persoon waarvan de medische geschiktheid onderzocht wordt;
2° dat [2 ...]2 van mening is dat hij de persoon, waarvan de medische geschiktheid onderzocht wordt, niet volkomen onpartijdig kan beoordelen.
Elke persoon, waarvan de medische geschiktheid onderzocht wordt, of het betrokken lid moet de wrakingsgrond doen gelden :
1° bij de voorzitter van de MCGR indien de wrakingsgrond een lid van deze commissie betreft;
2° bij de voorzitter van de MCBGR indien de wrakingsgrond een lid van deze commissie betreft;
3° bij de directeur-generaal human resources, indien de wrakingsgrond de voorzitter van de MCGR of van de MCBGR betreft.
Indien de voorzitter van de betrokken commissie of de directeur-generaal human resources oordeelt dat de motivering ontoereikend is, kan hij de wraking verwerpen. De verwerping wordt schriftelijk gemotiveerd. Indien hij oordeelt dat de wrakingsgrond gegrond is, worden nieuwe leden aangewezen.
[2 De beslissing wordt overgemaakt aan de betrokkene door middel van elk schriftelijk communicatiemiddel tegen ontvangstbewijs, in voorkomend geval, vergezeld van de lijst van de nieuwe aangewezen leden.]2
De wrakingsgrond, gemotiveerd door een bewijs of een begin van bewijs, wordt door elk schriftelijk communicatiemiddel toegezonden tegen ontvangstbewijs ten laatste vijftien werkdagen vóór de zitting van de betrokken commissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-08-26/06, art. 64, 003; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 143, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.15. De leden van elke commissie en het personeel van hun secretariaat moeten de zaken kunnen behandelen in de taal van het taalstelsel van de betrokkene.
Art.16. In administratief en disciplinair opzicht oefent iedere voorzitter ten aanzien van de leden en van het secretariaat van zijn commissie de bevoegdheid van korpscommandant uit.
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en overgangsbepalingen.
Art.17. Het koninklijk besluit van 5 oktober 1959 betreffende de militaire commissies voor geschiktheid en reform, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 oktober 1963, 14 februari 1989 en 3 mei 2003, wordt opgeheven.
Art.18. Elke procedure gestart ten opzichte van een militair wordt voleindigd met toepassing van de geldende bepalingen die op hem toepasselijk waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, behalve wanneer de terzake bevoegde overheid beslist een nieuwe procedure te laten beginnen na de voornoemde datum.
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2005.
Art. 20.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.