18 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechtspleging voor de Raad van State inzake de tuchtregeling van toepassing op de vaste leden van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Tuchtregeling.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 3-4
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet: de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
2° Onze Minister : Onze Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
3° de leden : de voorzitters en vaste bijzitters van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen.
HOOFDSTUK II. - Tuchtregeling.
Art.2. § 1. De bij de wet voorziene tuchtstraffen worden door een kamer met drie leden van de Raad van State uitgesproken, op voorstel van de auditeur-generaal of van de adjunct-auditeur-generaal, overeenkomstig artikel 75, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, afhankelijk van de taalrol waartoe het lid behoort.
§ 2. Het lid wordt door de auditeur-generaal of de adjunct-auditeur-generaal per aangetekende brief opgeroepen.
De oproeping vermeldt :
1° de uiteenzetting van de ten laste gelegde feiten;
2° de dagvaarding om in persoon te verschijnen;
3° de plaats waar, alsook de dag en het uur waarop het lid zal worden gehoord.
Het horen van het lid moet binnen de acht dagen van de oproeping gebeuren. Binnen die termijn kan het lid het tuchtdossier raadplegen op de griffie van de Raad van State en een verweernota met overtuigingsstukken neerleggen.
Het lid wordt gehoord over de ten laste gelegde feiten. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze, die hoe dan ook geen deel mag uitmaken van de Raad van State of de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen.
In voorkomend geval kunnen getuigen gehoord worden.
§ 3. Het arrest wordt, binnen de acht dagen na de uitspraak, betekend aan het vaste lid en aan Onze Minister via een ter post aangetekende zending of per bode tegen ontvangstbewijs.
Indien het lid of zijn verdediger niet verschijnt voor de kamer met drie leden van de Raad van State, wordt het arrest bij verstek gewezen.
§ 4. Het arrest is enkel vatbaar voor verzet.
Het verzet is slechts ontvankelijk zo dit geschiedt bij aangetekend schrijven binnen de acht dagen na de betekening van het arrest en zo het lid in verzet aantoont in de onmogelijkheid te hebben verkeerd zich te verdedigen.
De akte van verzet bevat, op straffe van nietigheid, de middelen van de eiser in verzet.
Wanneer de eiser in verzet een tweede maal verstek laat gaan, is een nieuw verzet niet meer ontvankelijk.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 november 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.